Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30656 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2006-2007 | 30656 nr. 5 |
Vastgesteld 14 november 2006
De vaste commissie voor Economische Zaken1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.
Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.
I Algemeen 3
1. Algemeen 3
1.1 Inleiding 3
1.2 Wetgeving voor een basisregistratie voor ondernemingen en rechtspersonen. 3
1.3 Doelstelling 4
2. Het register 4
2.1 Een register, twee soorten gegevens 4
2.2 Openbaarheid register 4
2.3 Welke gegevens komen in het register 5
2.4 Overname van gegevens uit andere registers 5
2.5 Verplicht gebruik van eenmalige gegevensverstrekking 5
2.6 Kwaliteit van het register 6
2.9 Inschrijven publiekrechtelijke rechtspersonen in het handelsregister 6
3. Werking van het register 7
3.1 Wie gaat het beheren 7
3.2 Financiering van het register 8
3.3 Overgangsregime 8
3.5 Handhaving 8
3.6 Aansprakelijkheid 9
4. Verhouding andere wetgeving (nationaal en Europees) 9
4.1 Privacywetgeving 9
5. Het register in de praktijk 9
5.1 Bedrijfseffecten 9
5.2 Administratieve lasten 10
II Artikelsgewijs 10
De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Deze leden menen dat de administratieve lastendruk een grote ergernis is voor ondernemend Nederland. Vermindering van die lastendruk wordt dan ook als een belangrijke doelstelling van het beleid gezien. Deze wet kan een belangrijke bijdrage leveren aan de vermindering van de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven. Bedrijven hoeven niet steeds de overheid dezelfde gegevens te verstrekken: deze zijn opgenomen in een register, dat voor de overheid toegankelijk is. Daarom staan deze leden positief tegenover de doelstellingen van voorliggend wetsvoorstel.
Toch hebben de leden van de CDA-fractie enkele vragen die in het vervolg van deze bijdrage zullen worden beschreven. Dat hangt in belangrijke mate samen met andere processen van wetgeving, die momenteel aanstaande zijn, zoals de herziening van de Wet op de kamers van koophandel of de implementatie van de Derde richtlijn anti money laundering, of die reeds zijn aangenomen, maar wachten op hun inwerkingtreding, zoals de Wet op de personenvennootschappen.
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Op een aantal punten zijn er echter nog wat aanvullende vragen.
De leden van de VVD-fractie hebben kennis genomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij hebben hierover echter nog een aantal vragen aan de Regering.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel waarin regels worden vastgelegd voor een basisregister van ondernemingen en rechtspersonen. Zij onderschrijven het uitgangspunt van administratieve lastenverlichting en zien een basisregister als middel om dit doel te bereiken. Het voorliggend wetsvoorstel laat naar de mening van de leden van de ChristenUnie-fractie echter nog veel onduidelijkheid over de vormgeving van het basisregister en daarmee samenhangende aspecten.
De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel voor een nieuwe Handelsregisterwet. Hoewel zij in het algemeen goede mogelijkheden zien voor bedrijven als gevolg van een dergelijk register, vinden zij het om diverse redenen ongewenst dat de Handelsregisterwet nu ook zal gaan gelden voor kerkelijke instellingen. Onder andere daarover stellen zij enkele vragen.
1.2 Wetgeving voor een basisregistratie voor ondernemingen en rechtspersonen
In de memorie van toelichting staat dat het handelsregister in feite al één geïntegreerd digitaal register is waarbij de afzonderlijke kamer fungeren als «front offices». Zij hebben het direct contact met de ingeschrevenen, controleren de door ingeschreven aangeleverde gegevens, innen de heffing enzovoort. Deze lokale front offices kunnen in de ogen van de leden van de PvdA-fractie van een belangrijke rol spelen bij het beoordelen van lokale inschrijvingen. Bij landelijke inschrijving is er, uitzonderingen daargelaten, onbekendheid met de lokale situatie. Door inschrijvingen lokaal te laten plaatsvinden kan er al een globale toets op de inschrijving worden uitgevoerd. Bijvoorbeeld vanwege de bekendheid met het inschrijfadres, wat is er nog meer gevestigd op dat industrieterrein, hoe waarschijnlijk is de vestiging van een dergelijke bedrijf op een dergelijke plaats. Dit in een tijd waarin het bekend is dat lege BV’s voor oneigenlijke doelstellingen worden gebruikt. Deze leden vragen of enige controle vooraf door lokale inschrijvingen te handhaven niet wenselijk is? Verdient dit niet de voorkeur boven anonieme landelijke inschrijving, ook al is er in feite sprake vanéén landelijk register?
Gezien de tekst van het wetsvoorstel is er in de praktijk vooral een systeem gemaakt voor bedrijven, waarin kerken zich hebben te voegen. Dit blijkt alleen al uit de benaming Handelsregisterwet. Gezien de keuze om allerlei organisaties in de wet op te nemen is dit naar de mening van de leden van de SGP-fractie erg vreemd. Waarom is er niet gekozen voor een naam die de lading beter dekt en aansluit bij de breedte van de registratieplicht? In dit verband wijzen deze leden ook op het gebruik van bijvoorbeeld een term als «bedrijfsnummer».
Het voorliggende wetsvoorstel bevat meer bepalingen en verplichtingen dan de bestaande wet. De leden van de SGP-fractie vragen waarom hiervoor is gekozen? Kan een overzicht gegeven worden van de zaken die toegevoegd worden en de noodzaak van die extra regels?
Doel van het handelsregister is bevordering van de rechtszekerheid in het economische verkeer en bevordering van de economische belangen van handel, industrie, ambacht en dienstverlening. Daarom zijn belangrijke gegevens over en voor ondernemingen en rechtspersonen vastgelegd, zoals bijvoorbeeld wie tekeningsbevoegd is. Door het toegankelijk maken van deze gegevens biedt het handelsregister rechtszekerheid bij het aangaan van overeenkomsten, met zowel leveranciers als afnemers. De leden van de PvdA-fractie menen dat de informatie met betrekking tot tekeningsbevoegde overheidsfunctionarissen bij publiekrechtelijke rechtspersonen hier heel goed zou passen. Het zou het bijhouden van afzonderlijke registers en speurtochten naar ooit gepubliceerde mandaatbesluiten overbodig maken en de transparantie verhogen. Deze leden vragen waarom er voor is gekozen wanneer het gaat om de overheid, die zelf juist pleit voor transparantie, een ingewikkeld woud van bronnen van informatie over tekeningsbevoegdheid te laten bestaan.
2.1 Een register, twee soorten gegevens
De leden van de PvdA-fractie vragen over welke publiekrechtelijke taken het gaat bij de noodzaak van een zeer hoog kwaliteitsniveau van de authentieke gegevens?
Voor het verstrekken van het nummer dat strekt ter identificatie van een natuurlijke persoon, moet door een bestuursorgaan een verzoek worden gedaan, dat alleen wordt gehonoreerd indien verstrekking noodzakelijk is voor de uitvoering van een publieke taak van dat bestuursorgaan. De leden van de PvdA-fractie vragen wie dit verzoek gaat beoordelen. Is er bezwaar tegen een dergelijke beoordeling mogelijk? Wordt een natuurlijk persoon in kennis gesteld van het door het bestuursorgaan ingediende verzoek? Kan een natuurlijk persoon zich daartegen verzetten? Welke mogelijkheden hebben bestuursorganen om op eigen gelegenheid aanvullende informatie te vragen als zij zelf oordelen dat dit nodig is? Hoe verhoudt zich dat tot de verplichting gebruik te maken van de gegevens in het basisregister? Als die mogelijkheden beperkt zijn, hoe wordt dan voorkomen dat bestuursorganen te weinig maatwerk kunnen leveren, juist leidend tot meer bezwaar en beroep en dus administratieve lasten?
Raadplegen van het register is niet kosteloos. De hoogte van de kosten speelt naar de mening van de leden van de PvdA-fractie een belangrijke rol bij de mate van openheid en gebruik van het register. Waarom is er niet gekozen voor de mogelijkheid van gratis raadplegen? Dit komt de openheid tenslotte alleen maar ten goede. Wat is eigenlijk de hoogte van de computerkosten die volgens het profijtbeginsel worden doorberekend? Wat zijn de kosten van doorberekening van deze kosten eigenlijk?
2.3 Welke gegevens komen in het register
Als gevolg van de Derde richtlijn anti money laundering, die zal worden geïmplementeerd via de Wet op de identificatie bij dienstverlening (WID), wordt de identificatie uitgebreid. Naast de klantidentificatie moet ook de identificatie van de Ultimate Beneficial Owner (UBO) plaats vinden. Met de UBO wordt bedoeld de uiteindelijke geldschieter of degene die achter de schermen echt de zaken regelt. Banken, notarissen, advocaten en overheden hebben deze gegevens nodig. Voor de laatste is het van belang dat zij inzicht heeft wie achter rechtspersonen de werkelijke zeggenschap geeft. Nu moeten alle individuele instanties deze gegevens opvragen. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of de invoering van een basisregister voor ondernemingen en rechtspersonen niet de weg is om dit op een adequate manier te regelen, die tevens tot een forse verlaging van de administratieve lastendruk kan leiden en de opsporing van rechtspersonen met verborgen terroristische doeleinden kan vergemakkelijken? Daarom vragen deze leden of dit gegeven niet standaard aan de inschrijvingsformulieren moet worden toegevoegd, waarbij het de verantwoordelijkheid van de ingeschrevene is om deze gegevens correct en up-to-date te houden, waarbij overtreding als een economisch delict zou kunnen worden bestraft?
Welke overige gegevens ingeschreven zullen worden in het handelsregister, zal bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald. Naar de mening van de leden van de PvdA-fractie is dat een wel heel ruime bevoegdheid die de overheid zichzelf geeft, met de formule dat deze gegevens de rechtszekerheid in het economisch verkeer dienen en de bevordering van de economische belangen en zullen variëren naar de aard van de onderneming of rechtspersoon. Welke waarborgen worden hier ingebouwd om willekeur en rechtsonzekerheid te voorkomen?
2.4 Overname van gegevens uit andere registers
Ook hier is gekozen voor een de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur gegevens die uit andere basisregistraties in het register worden overgenomen aan te wijzen. De leden van de PvdA-fractie vragen wederom welke waarborgen er zullen worden ingebouwd.
2.5 Verplicht gebruik van eenmalige gegevensverstrekking
De leden van de PvdA-fractie vinden de passage «dat bestuursorganen er in principe van uit mogen gaan dat authentieke gegevens juist zijn» wat merkwaardig. Wordt er bij de inschrijving in het register niet op toegezien dat de aangeleverde gegevens juist zijn? Geldt niet voor alle gebruikers van het handelsregister dat zij er van uit mogen gaan dat de gegevens in het register juist zijn? Wie controleert de juistheid van de gegevens? En is dat een eenmalige actie, bijvoorbeeld bij de inschrijving? Is (dit een deel van) de actieve rol van de Kamers zoals bedoeld onder 2.6? Welke maatregelen zijn er allemaal om de actualiteit en de betrouwbaarheid van de gegevens in het register te waarborgen?
Indien er in bepaalde gevallen zwaarwegende argumenten zijn die een bestuursorgaan nopen tot afwijking van de hoofdregels inzake verplicht gebruik van authentieke gegevens zal hiervoor bij wettelijk voorschrift een afwijkende voorziening kunnen worden getroffen, zo begrijpen deze leden. Welke vorm van wettelijke voorschrift wordt hiermee bedoeld?
De leden van de ChristenUnie-fractie vragen wanneer bestuursorganen verplicht worden gebruik te maken van het basisregister. De regering geeft aan dat hiervan sprake zal zijn wanneer de kwaliteit van het register voldoende is en er tijd is geweest om alle bestuursorganen aan te sluiten. Kan er een indicatie gegeven worden hoe lang dit gaat duren? Verschilt deze periode per Kamer van Koophandel (KvK), of gaat het overal gelijktijdig in? Worden bestuursorganen in kennis gesteld wanneer er sprake is van verplicht gebruik?
2.6 Kwaliteit van het register
De leden van de PvdA-fractie memoreren, dat het uitgangspunt dat de Kamers lijdelijk zijn wordt verlaten ten gunste van een meer actieve rol van de Kamers, met name waar het de authentieke gegevens betreft. Actief lokaal baliepersoneel met kennis van de lokale situatie kan hierbij een grote rol spelen. Is dit geen reden om de lokale inschrijving te behouden?
2.9 Inschrijven publiekrechtelijke rechtspersonen in het handelsregister
In dit basisregister voor ondernemingen en rechtspersonen moeten publiekrechtelijke rechtspersonen zich ook laten registreren, zo memoreren de leden van de CDA-fractie. Deze leden onderschrijven de opvatting van de regering dat het goed is dat ook zij zich laten registreren in dit register, omdat ook zij deel nemen aan het handelsverkeer. Indien het de bedoeling is van de wet om te komen tot een basisregister, moeten ook deze rechtspersonen zich in dit register laten opnemen. Daarin ondersteunen deze leden de opvattingen van de raad van State niet. Echter, de regering gaat naar de mening van deze leden niet ver genoeg. Op basis van deze wet moeten ze zich inschrijven in het register, maar hoeft niet duidelijk te worden gemaakt, wie tekeningsbevoegd is. Volgens de regering zou dat al helder worden in een afzonderlijk register op basis van het Besluit Privaatrechtelijke rechtshandelingen uit 1996, dat aanwezig is bij diverse rechtbanken. Indien de regering van mening is dat dit het basisregister voor ondernemingen en rechtspersonen moet worden, waarom zou de noodzakelijke informatie voor het handelsverkeer dan op een andere plaats moeten worden opgezocht? Waarom zou de verplichting die voor iedere ingeschrevene geldt ook niet voor de publiekrechtelijke rechtspersonen moeten gelden? Ook voor de administratieve lastendruk zou dit kunnen schelen: één register in plaats van twee.
Niet alleen publiekrechtelijke rechtspersonen moeten zich voor het eerst laten inschrijven, ook agrariërs en vrije beroepsbeoefenaren. Dat wordt expliciet in de memorie van toelichting op de wet zo verwoord, zo stellen de leden van de CDA-fractie. Maar, zo vragen deze leden, zouden deze personen zich niet sowieso al moeten laten registreren in het handelsregister als gevolg van de wet op de personenvennootschappen? Kan de regering nog nader ingaan op de voordelen voor deze categorieën? Is het gevolg van dit register dat de inschrijving bij de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties hierdoor makkelijker kunnen verlopen, waardoor de heffingen van de schappen verlaagd kunnen worden? Zal als gevolg van dit basisregister ook een sanering plaats vinden van de bestaande registers?
Het opzoeken van authentieke gegevens van publiekrechtelijke rechtspersonen kan wel kosteloos via internet, zodat deze gegevens eenvoudig toegankelijk zijn. Dit is ook de doelstelling bij de gegevens van privaatrechtelijke rechtspersonen. Blijkbaar, zo stellen de leden van de PvdA-fractie, is er bij gegevens van publiekrechtelijke rechtspersonen geen sprake van computerkosten die er wel zijn bij overige raadpleging van het register? Hoe kan dit verschil verklaard worden? Waarom is het raadplegen van het handelsregister niet in alle gevallen gratis en worden er alleen kosten in rekening gebracht indien men een uittreksel, al dan niet gewaarmerkt, aanvraagt?
Iedere rechtspersoon moet zich bij elk kantoor kunnen inschrijven. De leden van de CDA-fractie memoreren dat op diverse kantoren expertise is ontwikkeld, vanwege een veel voorkomende activiteit. Zo heeft Rotterdam zich ontwikkeld als het expertisecentrum voor de binnenvaart en is deze ook nu door de minister aangewezen als het inschrijfadres voor de binnenschippers. Een dergelijk voorbeeld kan wellicht ook voor andere categorieën worden gehanteerd, hetgeen vooral voor de ingeschrevenen grote voordelen kan opleveren. Is de regering bereid om een dergelijke situatie ook in de toekomst mogelijk te maken en zou dit niet als basis in de wet geregeld moeten worden?
De memorie van toelichting spreekt van een groot belang dat de Kamers onderling overleggen over het beheer van het register. De leden van de PvdA-fractie vragen waarom er niet is gekozen voor een overkoepelende orgaan dat toeziet op dat overleg? Wie is er verantwoordelijk voor dat het overleg daadwerkelijk plaatsvindt?
De nu opgenomen passage over de besluitvorming in de beginfase en de mogelijke rol die de Vereniging van Kamers van Koophandel kan spelen is nogal vrijblijvend. Kan hier nader invulling aan worden aangegeven? Wie is er verantwoordelijk voor dat besluitvorming plaatsvindt en hoe besluitvorming plaatsvindt. Is dat met een meerderheid van stemmen of is dat bij consensus? Of wordt dat helemaal overgelaten aan de 21 Kamers van Koophandel?
Er wordt aangekondigd dat wettelijke borging van een voorziening op dit punt wordt bezien in samenhang met de andere taken van de Kamers van Koophandel en dat waar nodig hiermee bij de voorbereiding van het wetsvoorstel tot wijziging van de wet op de Kamer van Koophandel en fabrieken 1997 rekening zal worden gehouden. Kan er in dit stadium als iets worden gezegd over de wijze waarop dit vorm zal krijgen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.
De Raad van State merkt op dat zorgvuldig beheer van het register, met het oog op de grootschaligheid van de basisregistraties en de mogelijke koppeling van gegevens en gegevensbestanden de kwetsbaarheid en de kans op misbruik groter maakt. In het wetsvoorstel ontbreken naar de mening van de Raad waarborgen tegen mogelijk misbruik. De leden van de PvdA-fractie vragen waarom het advies van de Raad van State op dit punt niet wordt gevolgd. Hoe zit het met de beheersbaarheid en betrouwbaarheid van de gegevens? Het antwoord van de regering op dit kritiekpunt van de Raad is bij de leden van de PvdA-fractie bekend, maar nog onvoldoende om te kunnen overtuigen van de veiligheid en beheersbaarheid van het handelsregister.
3.2 Financiering van het register
De uitvoering van deze wet is neergelegd bij de Kamers van Koophandel. De leden van de CDA-fractie dringen er op aan dat de bepaling van de hoogte van de heffing die ondernemers voor deze registratie moeten betalen, transparant is.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de kosten voor de heffing 1 onder het huidige gemiddeld niveau komen te liggen.
De Kamers van Koophandel stellen de heffingen vast die doorberekend worden aan de ingeschreven ondernemingen en rechtspersonen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de regering een indicatie kan geven van de heffing die Kamers van Koophandel op termijn gaan doorberekenen.
Nu heeft het kabinet gerekend met de momenteel geldende prijzen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen zich echter af of de heffingen niet zullen stijgen in verband met de uitbreiding van het aantal taken door de Kamers van Koophandel, wat gepaard gaat met toenemende kosten. Zij vragen de regering om een toelichting hierop.
De leden van de PvdA-fractie memoreren dat de uitzondering voor de eenmanszaken in de landbouw wordt geschrapt; ook zij zullen zich moeten inschrijven. Waarom is dat? Welke gevolgen heeft dat voor deze eenmanszaken? Waarom worden zij uitgezonderd van heffing 2 en 3?
Deze leden vragen wat de motivering is achter de inschrijving voor vrije beroepsbeoefenaren? Nu is er alleen de verwijzing naar de kamerstukken 28 746. Daar staat slechts dat de regering heeft besloten dat vrije beroepsbeoefenaren zullen worden verplicht zich in te schrijven in het handelsregister. Met de summiere toelichting dat daarmee de vervaging van het onderscheid tussen beroep en bedrijf door wordt getrokken. Dit mag naar de mening van deze leden enige toelichting.
De leden van de SGP-fractie vragen wat voor vrije beroepsbeoefenaren en eenmanszaken in de landbouw de toegevoegde waarde van een verplichte registratie in het Handelsregister is. Hoe vaak maken zij zelf gebruik van de mogelijkheid om in het register bepaalde gegevens op te zoeken? Is daar onderzoek naar gedaan?
Ook de leden van de ChristenUnie-fractie memoreren dat nu ook vrije beroepsbeoefenaars, eenmanszaken in de landbouw en visserij, enkele privaatrechtelijke rechtspersonen zoals VVE’s en kerkgenootschappen zich moeten registreren bij de Kamers van Koophandel. Heeft de regering aanwijzingen dat het ontbreken van de genoemde rechtspersonen in het basisregister een sterke beperking van de werking van het register met zich meebrengt, of is het opnemen van genoemde groepen met name een principiële kwestie?
De leden van de VVD-fractie vragen welke maatregelen de minister kan en wil nemen als uit controle blijkt dat de kwaliteit van de in het handelsregister opgenomen gegevens structureel te wensen overlaat. Voorts vragen deze leden wie aansprakelijk is voor eventuele tekortkomingen in het Handelsregister? Wie is aansprakelijk in geval van misbruik van gegevens uit het Handelsregister? Wie zal uiteindelijk een eventuele claim betalen?
De regering geeft aan dat er geen aanwijzingen zijn dat de bereidheid van de nu niet-ingeschrevenen om mee te werken aan het basisregister zou afwijken van de thans ingeschreven. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen waarop de regering deze bewering baseert?
Deze leden merken op dat het wetsvoorstel ook gevolgen heeft voor verenigingen van eigenaars. De regering geeft aan dat het aantal verenigingen van eigenaars in Nederland niet bekend is. Hoe denkt het kabinet verenigingen van eigenaars verplicht te laten registreren wanneer het niet weet hoeveel het er zijn en waar ze zich al dan niet bevinden?
De regering geeft naar de mening van de leden van de PvdA-fractie onder dit punt zelf aan dat er schade zou kunnen ontstaan bij het beheer van gegevens. Door technische storingen of menselijke fouten, maar ook door wijzigingen als gevolg van onvoldoende beveiliging. Eerder heeft de regering zich op het standpunt gesteld dat er voldoende waarborgen zijn tegen mogelijk misbruik. Welke concrete maatregelen worden er genomen om misbruik te voorkomen? Welke maatregelen worden er genomen om in geval van een technische storing de schade zoveel mogelijk te beperken? En welke waarborgen zijn er om menselijke fouten zoveel mogelijk te voorkomen? Hoe zit het met de betrouwbaarheid van het handelsregister, zo vragen deze leden tenslotte.
4. VERHOUDING ANDERE WETGEVING (NATIONAAL EN EUROPEES)
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan ingaan op de bezwaren van het College Bescherming Persoonsgegevens, zoals verwoord in hun brief d.d. 23 maart 2005 en op alternatieven zoals verwoord in de brief van Actal d.d. 2 mei 2005?
5. HET REGISTER IN DE PRAKTIJK
Het register wordt gefinancierd uit de heffingen die door de ingeschreven ondernemingen en rechtspersonen worden betaald, zo memoreren de leden van de SGP. Kan er inzicht gegeven worden in de hoogte van deze heffingen? Later in het verslag wordt in het kader van de bedrijfseffecten geschreven dat de financiële consequenties van de heffingsplicht voor nieuw-ingeschrevenen nog niet precies aan te geven is. De leden van de SGP-fractie vinden dit onbevredigend. Als de regering het belangrijk vindt dat bijvoorbeeld eenmansbedrijven in de landbouw ook in het register worden opgenomen, dan moet naar hun mening ook voor deze en andere groepen duidelijk zijn met welke kosten zij naar verwachting geconfronteerd zullen worden.
De leden van de VVD-fractie merken op dat het basisregister lang niet alle gegevens registreert die voor bestuursorganen van belang zijn. Het zal naar de mening van deze leden dus nog vaak voorkomen dat gegevens die niet in het basisregister zijn opgenomen door meerdere instanties worden opgevraagd. Niet duidelijk is wat de reikwijdte is van het basisregister om het gros van de door bestuursorganen gebruikte gegevens te kunnen afdekken (80/20-gedachte). Kan de Minister hierop ingaan zodat meer zicht ontstaat op de werkelijke bijdragen van dit wetsvoorstel aan de reductie van administratieve lasten.
Het wetsvoorstel is primair bedoeld om de administratieve lasten van bedrijven en overheden terug te dringen. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen of de mogelijke lastenverlichting opweegt tegen de lastenverzwaring voor nu niet-ingeschreven rechtspersonen vanwege de verplichte registratie en alles wat daarmee samenhangt. In de onderbouwing geeft de regering een indicatie van kosten voor de nu niet-ingeschrevenen. Daarbij is geen indicatie voor de kerkgenootschappen gemaakt. Kan de regering een indicatie geven van de kosten van verplichte registratie voor de kerkgenootschappen, zo vragen deze leden. Voorts vragen de leden van de ChristenUnie-fractie zich af of het kabinet bij de verplichting tot registratie onderscheid gaat maken tussen kerken die onder een landelijk kerkgenootschap vallen en lokale kerkgenootschappen?
De leden van de fractie van de ChristenUnie merken op dat een basisregistratie basisgegevens bevat en dus niet een compleet overzicht van alle kenmerken van een rechtspersoon. Zij vragen of de (beperkt) aanwezige gegevens in het register de afnemers er niet toe noopt alsnog direct contact op te nemen met de rechtspersoon voor aanvullende informatie. In dat geval wordt het verplicht afnemen van de gegevens in het basisregister een extra procedurele stap, wat tot lastenverzwaring kan leiden in plaats van lastenverlichting. Kan de regering dit nader toelichten, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie?
Waarom is bij de administratieve lasten geen overzicht opgenomen van de verwachte lasten voor kerkelijke instellingen? Kan hieruit worden opgemaakt dat deze kerken geen lastenverzwaring zullen ondervinden? Graag ontvangen deze leden een reële analyse van de te verwachten lasten voor deze groep.
Ook schrijft de regering dat niet bekend is hoeveel Verenigingen van Eigenaren er zijn in Nederland. Op welke manier denkt de regering dan te bereiken dat het register volledig is?
De leden van de VVD-fractie vragen hoe de organisaties die nu nog geen registratieverplichting hebben op de hoogte worden gebracht? Hoe is bekend wie zich eigenlijk in zou moeten schrijven in het nieuwe handelsregister?
In de memorie van toelichting missen de leden van de SGP-fractie een fundamentele beschouwing over de verhouding tussen de verplichting die dit wetsvoorstel oplegt voor kerkelijke instanties en de scheiding van kerk en staat. Waarom is hier geen aandacht aan gegeven? Langs deze weg legt de rijksoverheid immers verplichtingen op aan kerkgenootschappen, terwijl hier geen voordelen tegenover staan. Graag ontvangen zij deze beschouwing alsnog.
Tevens zouden zij graag zien dat er ingegaan wordt op de relatie tussen deze verplichting en artikel 2 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. In dit verband verwijzen zij naar het advies van de Raad van State om het bijzondere karakter van kerkgenootschappen ook in de nieuwe wet tot uitdrukking te laten komen. Waarom is er niet conform het advies van de Raad van State voor gekozen om de registratie van kerkelijke instellingen te beperken tot die kerken die bedrijfsmatig handelen? Juist gezien het bijzondere karakter van kerkgenootschappen kunnen zij niet op een lijn gesteld worden met stichtingen. De regering doet dit in dit wetsvoorstel wel zonder dat hier een goede rechtvaardigingsgrond wordt gegeven. Mede in het licht van het gegeven dat kerkgenootschappen niet onder de huidige Handelsregisterwet vallen, mag een dergelijke rechtvaardigingsgrond niet ontbreken.
In dit verband vragen de leden van de SGP-fractie aandacht voor de algemene doelstelling om de economische belangen van handel, industrie, ambacht en dienstverlening te bevorderen. Zij kunnen niet inzien waarom kerkelijke instellingen, voor zover zij geen onderneming drijven, met dit doel te maken hebben.
Wat zijn de consequenties van opname in het register voor kerkelijke instellingen? Betekent dit bijvoorbeeld ook dat zij mee moeten betalen aan de activiteiten van de Kamer van Koophandel? Waarom moeten kerken, die geen voordelen hebben van een dergelijke registratie, ook nog eens een heffing betalen voor deze verplichte registratie?
De registratieplicht voor kerkgenootschappen geldt ook voor al de zelfstandige onderdelen en lichamen ervan. Betekent dit ook dat een plaatselijke vereniging die uitgaat van een kerkelijke gemeente ook apart in het register opgenomen moet worden? Beseft de regering dat kerken op die manier met een enorme administratieve lastenverzwaring geconfronteerd worden, omdat er dan vele duizenden afzonderlijke registraties plaats moeten vinden waarbij ook bij elke wisseling van bijvoorbeeld een bestuurslid weer een herziene registratie moet komen?
Wordt er hierbij nog onderscheid gemaakt tussen de verplichting voor een kerkgenootschap als geheel om zich in te schrijven en de plaatselijke (zelfstandige) afdelingen? Een kerkgenootschap bestaat immers meestal uit een landelijke organisatie met plaatselijke afdelingen of uit zelfstandige afdelingen die samen één kerkverband vormen. Graag ontvangen deze leden voor beide soorten een toelichting op de vraag hoe ver de registratieplicht gaat.
In aansluiting op de eerder in dit verslag gemaakte opmerkingen over kerkelijke instellingen vragen de leden van de SGP-fractie aandacht voor artikel 13 van het wetsvoorstel. Dit artikel is ook van toepassing op een activiteit van een kerkgenootschap.
Aan de hand van voorbeelden vernemen de bovengenoemde leden graag aan welke concretisering wordt gedacht. Hoe ver reikt deze bepaling voor kerkgenootschappen? Aan welke afzonderlijke activiteiten moet in dit verband worden gedacht? Is een kerkdienst een activiteit? Is een verenigingsavond of een zangavond een activiteit? Is een rommelmarkt ten behoeve van een goed doel een activiteit? Betekent dit dat een kerkgenootschap voor elk van deze afzonderlijke activiteiten een aparte registratie moet aanvragen? Levert dit niet veel te veel moeilijkheden op voor een dergelijke gemeente met de daarbij behorende lasten? Mede in het licht van de eerder gemaakte opmerkingen dringen deze leden erop aan dat, als er al overgegaan wordt tot het opnemen van kerkgenootschappen, de verplichtingen voor landelijke verbanden én voor plaatselijke gemeenten zo min mogelijk administratieve lasten zullen betekenen. Gezien de bijzondere positie van kerkgenootschappen lijkt dit deze leden niet meer dan gerechtvaardigd.
Bij AMvB kan er uitbreiding zijn van de gevraagde gegevens, naast die genoemd artikel 9 tot en met 14. De leden van de PvdA-fractie vragen welke waarborgen hier worden ingebouwd om willekeur en rechtsonzekerheid te voorkomen.
De minister heeft de bevoegdheid in bepaalde categorieën een specifieke Kamer van Koophandel aan te wijzen. Met de komst van nieuwe categorieën inschrijfplichtigen, kan het zijn dat er specifieke kennis gevraagd wordt van het baliepersoneel. Dit kan gaan om verhoudingsgewijs kleine categorieën van inschrijfplichtigen. De leden van de PvdA-fractie vragen of het dan niet verstandig is om de benodigde specifieke kennis te onderhouden bij één bepaalde Kamer van Koophandel, bijvoorbeeld die waar de betreffende categorie getalsmatig meer dan gemiddeld voorkomt. Is het mogelijk om met de huidige formulering van artikel 18 een dergelijke Kamer van Koophandel als exclusief voor inschrijving van die categorieën aan te wijzen?
Als gevolg van de berichten in het tv-programma Tros opgelicht is discussie ontstaan over de vraag of de digitale handtekening onder bijvoorbeeld jaarstukken zichtbaar zou mogen zijn via internet of niet. De leden van de CDA-fractie vragen zich af of het niet mogelijk zou zijn om de handtekeningen onder de jaarstukken niet digitaal beschikbaar te laten zijn? Hiertoe verwijzen deze leden naar artikel 23 van de wet of naar een AMvB die op basis van dit artikel daartoe gebruikt zou kunnen worden.
Is de regering van plan, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, gezien het geconstateerde misbruik van digitale handtekeningen in het verleden, maatregelen te nemen om het digitaal ter beschikking stellen van de in het register opgenomen handtekeningen te beperken ?
Samenstelling:
Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), ondervoorzitter, Timmermans (PvdA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Slob (CU), Van den Brink (LPF), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Jonker (CDA), Jungbluth (GL) en Irrgang (SP).
Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66), Örgü (VVD), Van Hijum (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Koenders (PvdA), Duyvendak (GL), Joldersma (CDA), Van Egerschot (VVD), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Vacature (algemeen), Vacature (LPF), Atsma (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Van Dijk (CDA), Van Gent (GL) en Gerkens (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30656-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.