30 656
Regels omtrent een basisregister van ondernemingen en rechtspersonen (Handelsregisterwet 200.)

nr. 24
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER VLIES C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 10

Ontvangen 14 februari 2007

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Artikel 6 van de Handelsregisterwet wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van onderdeel d, vervalt onderdeel c.

2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

3. Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald op welke wijze de organisatie waarvan een of meer kerkgenootschappen deel uitmaken, wordt ingeschreven in het handelsregister en tevens kan worden bepaald of en in hoeverre zelfstandige onderdelen of lichamen waarin zij zijn verenigd moeten worden ingeschreven in het handelsregister.

4. De voordracht voor een krachtens het derde lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

II

Artikel 17, onderdeel c wordt als volgt gewijzigd:

De zinsnede «artikel 6, eerste lid, onderdeel c en d» wordt vervangen door: artikel 6, eerste lid, onderdeel c en artikel 6, derde lid.

III

In artikel 18, eerste lid, wordt de zinsnede «artikel 6, eerste lid, onderdeel a tot en met c, en tweede lid» vervangen door: artikel 6, eerste lid onderdeel a en b, het tweede lid en derde lid.

IV

In artikel 49, vierde lid, wordt de zinsnede «als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel c» vervangen door: indien deze ingevolge artikel 6, derde lid, in het handelsregister ingeschreven worden,.

Toelichting

Kerkgenootschappen zijn op diverse manieren georganiseerd. Er zijn twee hoofdcategorieën. In de eerste plaats zijn er landelijke kerken met plaatselijke afdelingen. Hierbij vormt de landelijke kerk het kerkgenootschap. De plaatselijke kerkelijke gemeenten vormen zelfstandige onderdelen, zonder zelf een kerkgenootschap te zijn. In de tweede plaats zijn er verbanden van plaatselijke gemeenten, die zelfstandig een kerkgenootschap vormen.

Omdat in het wetsvoorstel wordt gesproken over een verplichting tot registratie van kerkgenootschappen alsmede de zelfstandige onderdelen en lichamen ervan, bestaat er onduidelijkheid over de vraag wat precies moet worden geregistreerd. Dit leidt tot moeilijke en onnodige discussies over de reikwijdte van de wet en juridische afbakeningen die gelden.

Met name in het tweede geval is er sprake van onduidelijkheid. Indien een plaatselijke gemeente zelfstandig een kerkgenootschap is, dan zou «zelfstandige onderdelen» kunnen gaan over de kerkelijke clubs en verenigingen die in een dergelijke gemeente zijn. Dat aantal kan per kerkelijke gemeente sterk oplopen. Aangezien bijvoorbeeld de besturen van dergelijke verenigingen vaak van samenstelling wisselen, zou een registratieverplichting veel administratieve rompslomp opleveren.

Een belangrijke doelstelling van het wetsvoorstel is het terugdringen van de administratieve lasten. Een zodanig sterke registratieverplichting kan dus nooit de bedoeling van de wetgever zijn. Onbedoeld leidt het wetsvoorstel daarom tot ongewenste ontwikkelingen.

Om die reden stelt ondergetekende voor om de bepaling die betrekking heeft over kerkgenootschappen te wijzigen. Als gevolg hiervan zal binnen een Algemene Maatregel van Bestuur maatwerk geleverd kunnen worden dat aansluit bij de wijze waarop een kerkgenootschap of verband van kerkelijke gemeenten is georganiseerd. Voor de formuleringen is aansluiting gezocht bij artikel 3, vijfde lid van de Wet identificatie bij dienstverlening.

In tegenstelling tot het in de tweede Nota van Wijziging bepaalde gaat het in dit amendement niet om het soort gegevens dat moet worden geregistreerd, maar om het aantal en de soort onderdelen van een kerkgenootschap waarvoor een registratieplicht gaat gelden. Een dergelijke benadering laat meer ruimte voor een flexibele benadering die tegelijkertijd blijft voldoen aan de doelstelling van het wetsvoorstel om een volledig overzicht van bedrijven en rechtspersonen te hebben. Doelstelling bij de vormgeving van de AMvB moet zijn dat er geen onnodige administratieve lastendruk bij kerkelijke gemeenten komt te leggen. Er zal daarom zoveel mogelijk naar gestreefd worden om per overkoepelende organisatie waarbinnen een of meer kerkgenootschappen een plaats hebben één centrale registratieverplichting op te leggen. Over de mate van registratie en de precieze uitwerking zal in overleg met het interkerkelijke Contact in Overheidszaken tot een oplossing gekomen moeten worden met zo min mogelijk administratieve en financiële verplichtingen.

Van der Vlies

Cramer

J. J. van Dijk

Naar boven