nr. 23
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 september 2007
Tijdens de behandeling van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet
is in uw Kamer op 19 oktober 2006 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar
2006–2007, nr. 15, blz. 1048–1062) de vraag opgeworpen
hoe De Nederlandsche Bank NV (verder: DNB) toezicht houdt op beleggingen door
pensioenfondsen in zogenaamde hedgefondsen.
Uit contact met DNB hierover is gebleken dat de toenemende participatie
in alternatieve beleggingen (bijvoorbeeld hedgefondsen en private equity)
door pensioenfondsen, maar ook door andere financiële ondernemingen,
al langere tijd de aandacht heeft van DNB.
Op basis van de Pensioenwet moeten pensioenfondsen een beleggingsbeleid
voeren dat in overeenstemming is met de prudent-person regel (artikel 135).
Er worden dus geen kwantitatieve beperkingen opgelegd. Beleggingen in hedgefondsen
of andere alternatieve beleggingen kunnen passen binnen de prudent-person
regel. Dergelijke beleggingen kunnen een hoog rendement opleveren en kunnen
bijdragen aan een betere risicospreiding van de totale portefeuille.
Alternatieve beleggingen worden veelal gekenmerkt door een afwijkend risicoprofiel,
beperkte transparantie en illiquiditeit, en vragen om een risicobeheer dat
op dat type beleggingen is toegerust.
Het toezicht van DNB gebeurt op basis van een principles based benadering.
Een belangrijk aandachtspunt daarbij is of pensioenfondsen het risicobeheer
van hun beleggingen op een adequate wijze invullen. Als hulpmiddel bij de
beoordeling van het risicobeheer van pensioenfondsen en financiële ondernemingen
met betrekking tot alternatieve beleggingen heeft DNB een aantal uitgangspunten
opgesteld. Te verwachten valt dat deze uitgangspunten bijdragen aan het vergroten
van het risicobewustzijn ten aanzien van alternatieve beleggingen.
De uitgangspunten worden gekenmerkt door hun kwalitatieve karakter en
zijn recentelijk vastgesteld als beleidsregel: de beleidsregel houdende uitgangspunten
voor de beoordeling van het risicobeheer van alternatieve beleggingen van
financiële ondernemingen en pensioenfondsen («Beleidsregel uitgangspunten
beoordeling risicobeheer van alternatieve beleggingen», zie bijlage1 bij deze brief). DNB heeft hiervan in de Staatscourant
van 3 augustus 2007, nr. 148, mededeling gedaan.
Het is aan het pensioenfonds om het risicobeheer op een adequate manier
vorm te geven en aan de wet te voldoen. Dat geldt ook voor het beleggingsbeleid
waarbij, in het geval van pensioenfondsen, het bestuur van het fonds verantwoordelijk
is voor het vaststellen van een adequaat risicoprofiel.
Aan de hand van de uitgangspunten in de Beleidsregel uitgangspunten beoordeling
risicobeheer van alternatieve beleggingen, toetst DNB of het pensioenfonds
op een adequate wijze vorm geeft aan zijn risicobeheer. DNB kijkt daarbij
naar proportionaliteit en gaat risicogebaseerd te werk. Het toezicht zal aansluiten
op de specifieke situatie bij een pensioenfonds en de toezichtsinspanning
zal zich daar concentreren waar de kans op en de impact van problemen het
grootst is.
Pensioenfondsen kunnen van de uitgangspunten, zoals door DNB in deze beleidsregel
vastgesteld, gemotiveerd afwijken als de omstandigheden daartoe aanleiding
geven. Het risicobeheer door pensioenfondsen kan zo passender worden ingevuld.
Het pensioenfonds zal, in dialoog, de toezichthouder moeten overtuigen dat
het risicobeheer adequaat is ingevuld. Is dat niet het geval, dan heeft DNB
de mogelijkheid om in te grijpen.
Recentelijk zijn hedgefondsen en andere alternatieve beleggingen in verband
gebracht met de turbulentie op de kapitaalmarkt.
Hoewel de effecten van die recente marktturbulentie naar aanleiding van
de ontwikkelingen op de Amerikaanse sub-prime hypotheekmarkt nog niet volledig
zijn uitgekristalliseerd en deze ook hun weerslag kunnen hebben op het beleggingsresultaat
van pensioenfondsen, biedt het prudent person beginsel en het toezicht daarop
door DNB mij vertrouwen dat de sector in staat zal zijn om de hieruit voortvloeiende
risico’s, alsmede andere risico’s zoals die zich rondom alternatieve
beleggingen kunnen manifesteren, adequaat te beheersen.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner