nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 juli 2007
Op grond van de Pensioenwet (PW) en de Wet verplichte beroepspensioenregeling
moeten actieve deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners en pensioengerechtigden
geïnformeerd worden over de toeslagverlening (de verhoging van pensioenrechten
en -aanspraken) in de pensioenregeling waaraan zij verbonden zijn. Daarbij
dient de informatie over de toekomstige toeslagverlening te worden uitgedrukt
in een beeldende en kwalitatieve maatstaf. Deze maatstaf wordt het indexatielabel
genoemd. Het indexatielabel is bij amendement in de PW opgenomen. Daarbij
heeft Uw Kamer gekozen voor invoering per 1 januari 2008.
In nauwe samenwerking met de Stichting van de Arbeid, de toezichthouders
Autoriteit Financiële Markten (AFM) en de Nederlandsche Bank (DNB) en
de koepelorganisaties van pensioenuitvoerders is de ontwikkeling van het indexatielabel
ter hand genomen. In korte tijd zijn de contouren van het indexatielabel zichtbaar
geworden. Het ontwerp indexatielabel beoogt deelnemers op duidelijke en begrijpelijke
wijze informatie te geven over de verwachtingen ten aanzien van de toekomstige
toeslagverlening en de risico’s die daaraan verbonden zijn. Dit betekent
dat de indexatiematrix wat betreft de informatievoorziening aan deelnemers,
zodra het label gereed is, aanzienlijk vereenvoudigd kan worden en dat de
communicatie door pensioenuitvoerders aan deelnemers sterk wordt verbeterd.
Bij het ontwikkelen van het indexatielabel is een aantal uitgangspunten
geformuleerd, waarbij de belangrijkste zijn: volledigheid, begrijpelijkheid
en onderscheidendheid. Ook mag het label niet leiden tot hogere administratieve
lasten of onbedoelde financiële gevolgen, verband houdend met de eisen
inzake de jaarverslaggeving. Aan sommige van deze uitgangspunten bleek niet
steeds ten volle recht te kunnen worden gedaan, waardoor keuzes gemaakt moesten
worden. Waar die keuzes aan de orde waren heeft de communiceerbaarheid (begrijpelijkheid
voor de deelnemers) voorop gestaan.
Op basis van kwalitatief onderzoek is een keuze gemaakt voor een ontwerp
indexatielabel. Het ontwerp bevat, zoals de wet voorschrijft, twee dimensies:
de ene dimensie geeft aan wat de gemiddelde verwachting is ten aanzien van
de toekomstige toeslagverlening, de andere dimensie geeft aan welke verwachting
er is bij een pessimistisch scenario. Die tweede dimensie geeft daarmee op
voor deelnemers begrijpelijke wijze het risico aan dat verbonden is aan de
verwachtingen. De gemiddelde prijsstijging is daarbij steeds het referentiepunt.
Het indexatielabel geeft nadrukkelijk alleen informatie over de toekomstige
toeslagverlening en zegt niets over de overige kenmerken van de pensioenregeling.
Voor een goed pensioenadvies over bijvoorbeeld waardeoverdracht zal de deelnemer
altijd dieper moeten graven en ook de andere karakteristieken van de regeling(en)
moeten vergelijken. De belangrijkste winst van het indexatielabel is dat de
deelnemer erop wordt geattendeerd dat zijn pensioen is omgeven met de nodige
onzekerheden. Gegeven de geringe pensioenkennis van de meeste deelnemers is
dat een belangrijke stap voorwaarts.
Invoering van het indexatielabel per 1 januari 2008 is niet mogelijk
gebleken. Er is nog een aantal stappen dat gezet moet worden om het label
volledig gebruiksklaar te maken:
– In het najaar van 2007 zal kwantitatief onderzoek plaatsvinden
onder deelnemers, waarbij grote groepen deelnemers (kort) worden bevraagd
over de wijze waarop zij het ontwerp indexatielabel beleven. Met dit onderzoek
wordt de communicatieve kracht van het nu ontwikkelde ontwerp breder getoetst.
Het onderzoek kan nog leiden tot bijstellingen van het huidige ontwerp, hoewel
de ervaringen van de AFM met de risico-indicator uit de Financiële Bijsluiter
laten zien dat de mogelijke aanpassingen naar verwachting beperkt zullen zijn;
– De categorie-indeling van het indexatielabel dient nog definitief
vastgesteld te worden. In verband daarmee zullen pensioenuitvoerders worden
verplicht om vóór 1 april 2008 voor iedere pensioenregeling
een berekening aan te leveren bij DNB, waaruit blijkt hoe hoog de verwachte
gemiddelde toeslagverlening is, hoe hoog de toeslagverlening zal zijn in een
pessimistisch scenario (waarmee het risico zichtbaar wordt) en welke parameters
zijn gebruikt bij die berekening. Deze resultaten zullen door de toezichthouders
worden beoordeeld. Vervolgens zal worden bekeken welke grenzen worden gesteld
aan de categorie-indeling, zodanig dat het indexatielabel voldoende onderscheidend
kan zijn;
– Er wordt een aparte tool gemaakt om de gemiddelde verwachting
en de verwachting in een pessimistisch scenario te berekenen. Voor de invulling
van het label door pensioenfondsen wordt gebruik gemaakt van de continuïteitsanalyse.
De tool is noodzakelijk voor fondsen die, op grond van het daarvoor geldende
overgangsregime, nog geen continuïteitsanalyse hebben gemaakt en voor
verzekeraars;
– Als bovengenoemde elementen beschikbaar zijn, is het mogelijk
om de benodigde regelgeving te finaliseren. Dat betekent dat het indexatielabel
in juli 2008 definitief van kracht wordt.
Het indexatielabel wordt onderdeel van het uniform pensioenoverzicht.
Pensioenuitvoerders streven er naar het uniform pensioenoverzicht vroeg in
het jaar aan hun deelnemers te sturen, om deze snel en adequaat te informeren.
De koepels van pensioenuitvoerders hebben aangegeven het indexatielabel
te kunnen integreren in het uniform pensioenoverzicht dat in 2009 wordt verstrekt.
Voor 2008 betekent dit dat opname van het indexatielabel in het uniform pensioenoverzicht
niet mogelijk is. Dat laat onverlet dat het wenselijk is dat de communicatie
aan de deelnemers over de verwachte toeslagverlening zo snel mogelijk
via het indexatielabel plaatsvindt. Dat was ook de wens van Uw Kamer bij de
behandeling van de PW. Pensioenuitvoerders die dat willen kunnen na juli 2008
het indexatielabel communiceren aan de deelnemers. De verplichting voor pensioenuitvoerders
om het indexatielabel te integreren in het uniform pensioenoverzicht geldt
eerst vanaf 1 januari 2009.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner