Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 oktober 2010
Bij brief van 28 september jl. (kenmerk: 2010Z13562/2010D37419) verzocht de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit mij om enkele vragen inzake de programmatische aanpak
stikstof te laten beantwoorden door een onafhankelijke onderzoeker of jurist. De commissie verzocht mij de antwoorden toe te zenden op 7 oktober 2010 voor het AO Programmatische aanpak Stikstof. In reactie hierop
bericht ik u als volgt.
Na een korte sondering is mij gebleken dat, gelet op de breedte van de vraagstelling, het feit dat zowel juridische als ecologische
aspecten aan de orde zijn en informatie moet worden betrokken uit verschillende lidstaten, rekening moet worden gehouden met
een minimale onderzoeksduur van 3 maanden. Ook zal moeten worden voldaan aan de aanbestedingsregels.
Mede in het licht van de steeds terugkerende discussie over de door uw Kamercommissie aan de orde gestelde punten, lijkt het
me evenwel wenselijk dat een dergelijk onderzoek plaatsvindt en dat de uitkomsten daarvan worden betrokken bij de invulling
van het definitieve programma stikstof. Ik zal derhalve op korte termijn aan een aantal onderzoekers vragen een offerte uit
te brengen.
In deze brief wil ik naar aanleiding van de vragen van de vaste commissie – vooruitlopend op het onderzoek – uiteenzetten
hoe Nederland omgaat met de kritische depositiewaarde.
De Habitatrichtlijn verplicht met het oog op het behoud van de biodiversiteit tot het totstandbrengen van een Europees netwerk
van waardevolle natuurgebieden. De gunstige staat van instandhouding van de natuurwaarden van deze Natura 2000-gebieden moet
worden behouden, of in voorkomend geval worden hersteld.
Het begrip kritische depositiewaarde is het resultaat van wetenschappelijk onderzoek. Deze waarde is gedefinieerd als de waarde
waarboven het risico niet kan worden uitgesloten dat de kwaliteit van het habitattype significant wordt aangetast als gevolg
van de verzurende of vermestende invloed van atmosferische stikstofdepositie. De kritische depositiewaarde is géén toetswaarde
die in nationale of Europese regelgeving is vastgelegd.
De Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) moet garanderen dat achteruitgang van natuurkwaliteit stopt, dat de komende jaren
herstel te verwachten is én economische ontwikkeling mogelijk maken. In dat kader duidt de PAS hoe in de praktijk met de kritische
depositiewaarde moet worden omgegaan.
Algemeen uitgangspunt is dat de stikstofdepositie moet dalen in alle voor stikstof gevoelige gebieden. De kritische depositiewaarde
geeft richting aan de benodigde daling, maar is geen toetswaarde bij vergunningverlening.
In het geval dat er sprake is van een voor stikstof overbelaste situatie, is de PAS het kader voor de vergunningverlening
en het beheerplan. Voor het aspect stikstof moet dan worden getoetst aan twee zaken. Ten eerste moet worden bepaald of de
stikstofdepositie, die veroorzaakt wordt door een activiteit, past binnen de afspraken van de PAS. Dat wil zeggen: de vergunningverlener
stelt vast of de afgesproken dalende stikstofdepositie voldoende geborgd is en of de eventuele toename past binnen de afspraken
voor het verkrijgen van ontwikkelruimte. Ten tweede wordt bepaald of de ecologische herstelmaatregelen zoals beschreven in
de herstelstrategieën adequaat worden toegepast. Het direct toetsen aan de kritische depositiewaarde is dan niet aan de orde.
Met deze benadering wordt, in lijn met het advies van de Commissie-Trojan, een groot deel van de onderzoekslast verschoven
van de vergunningaanvrager naar de vergunningverlener.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg