nr. 80
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 maart 2010
Hierbij mijn antwoord op het verzoek van de vaste commissie voor Landbouw,
Natuur en Voedselkwaliteit aangaande nadere informatie inzake de aanwijzingsprocedure
Natura 2000 en over de programmatische aanpak stikstof (32 123-XIV-153/2010D13788).
Zoals aangegeven in het algemeen overleg op 16 februari jl. ben ik
voornemens uiterlijk 15 juni een voorlopig programma stikstof aan uw
Kamer te sturen. Het voorlopig programma is gebaseerd op de uitgangspunten
en randvoorwaarden van de hoofdlijnennotitie Programmatische Aanpak Stikstof,
welke ik uw Kamer heb toegezonden (TK 30 654, nr. 77). Uitgangspunt
bij dit voorlopig programma is dat het conform de motie Cramer/Koopmans (TK
32 123 XIV, nr. 159) een afwegingskader moet bieden om de stikstofparagraaf
van de beheerplannen op te stellen.
Om tot het voorlopig programma te komen, onderscheid ik tot aan 15 juni
een tweetal fases. Allereerst de fase tot 1 mei. Deze fase staat in het
teken van kennis verzamelen, analyse en het op een rij zetten van de feiten.
Deze fase levert de opgave voor de reductie van de stikstofdepositie. Parallel
wordt er conform de uitgangspunten van de hoofdlijnennotitie gewerkt aan het
in beeld brengen van de opties voor aanscherping van generiek beleid voor
de sectoren landbouw, verkeer & vervoer en industrie. De opgave en de
effecten van het generieke beleid zijn dan in beeld.
Voor de voortgang van het proces is het essentieel de provinciale plannen
hier naast te leggen. Ik verzoek de provincies dan ook dringend om vóór
1 mei opties voor provinciaal beleid in beeld te brengen, daar waar mogelijk
al voorzien van concrete provinciale aanpakken. Het is bemoedigend te constateren
dat door verschillende provincies, zeker omdat het die provincies betreft
waar de stikstofproblematiek het meest urgent is, voortvarend aan provinciale
aanpakken wordt gewerkt. Deze provinciale aanpakken geven inzicht op welke
wijze en met welk effect provinciaal, gebiedsgericht gewerkt kan worden aan
het verlagen van de depositie.
Na 1 mei vangt de tweede fase aan waarin de verschillende sporen
samenkomen. De analyse van de opgave, de opties voor aanscherping van landelijk
en provinciaal beleid liggen dan op tafel, waarmee de elementen voorhanden
zijn om tot een voorlopig programma te komen. De voorlopige resultaten van
de beleidsevaluatie ex ante van het Planbureau voor de Leefomgeving komen
dan ook beschikbaar. Dit is een cruciaal moment om door te kunnen.
Ik ben voornemens om vanaf 1 mei in een aantal intensieve, interactieve
sessies met betrokken partijen gemeenschappelijk te werken aan het opstellen
van een voorlopig programma. Vanzelfsprekend bestaat er in deze fase ruimte
voor nieuwe inzichten.
Dit voorlopig programma zou dan naar verwachting het afwegingskader moeten
bieden om vanaf 15 juni de gemaakte afspraken te vertalen naar het
niveau van het beheerplan. Half mei lever ik ook de concept herstelstrategieën
met behulp waarvan de opstellers van beheerplannen de ecologische onderbouwing
van de gemaakte afspraken kunnen leveren. Hiermee worden de mogelijke consequenties
van de PAS voor de beheerplannen inzichtelijk. Indien uit de doorvertaling
naar de beheerplannen blijkt dat de gemaakte afspraken in de PAS aanpassing
behoeven, dan worden die aanpassingen verwerkt in het definitief programma.
Inzet van het kabinet is om dit definitief programma voor eind 2010 naar de
Kamer te zenden. Het is ook mogelijk dat bij doorvertaling van het PAS naar
de beheerplannen blijkt dat er dringende redenen zijn om de concept-aanwijzingsbesluiten
te wijzigen zonder afbreuk te doen aan de landelijke doelen. Het concreet
onderzoeken van de gevolgen van het stikstofbeleid voor de verschillende Natura
2000-gebieden zal in de periode na 15 juni plaats kunnen vinden.
De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
G. Verburg