30 654
Wijziging van de Wet ammoniak en veehouderij

nr. 78
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 maart 2010

Bij brief van 3 februari jl. (2010Z02073/2010D05995) heeft u de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit verzocht om een brief over de agenda en de datering ten aanzien van de bedrijfsontwikkelplannen die per 1 april 2010 dienen in te gaan. De bedrijfsontwikkelplannen maken onderdeel uit van het Actieplan ammoniak veehouderij dat primair onder mijn verantwoordelijkheid valt. Om die reden heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan mij verzocht de beantwoording van de vraag op mij te nemen. U ontvangt mijn antwoord mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. U kunt deze brief tevens beschouwen als ons antwoord op uw brief van 12 maart jl (kenmerk 2010Z04413/2010D12751).

Ik heb in januari 2009 met uw Kamer afgesproken dat ik tezamen met de betrokken overheden en de sector een Actieplan op zou stellen om de uitvoering van het Besluit huisvesting tot stand te brengen. Een belangrijk onderdeel van dit Actieplan zou gevormd worden door bedrijfsontwikkelplannen die per bedrijf opgesteld moesten worden. Ik heb u het Actieplan op 1 december 2009 doen toekomen als bijlage bij de gedoogbrief inzake het Besluit huisvesting (Kamerstukken II 2009/2010, 30 654, nr. 76). Het indienen van een Bedrijfsontwikkelplan vormt een belangrijke voorwaarde om in aanmerking te komen voor uitstel van de datum waarop de bestaande stallen moeten voldoen aan de emissiegrenswaarden van het Besluit huisvesting (1 januari 2010).

De bedrijfsontwikkelplannen moeten voor 1 april aanstaande bij het bevoegd gezag worden ingediend. De bedrijfsontwikkelplannen zijn bedoeld om inzicht te bieden in de door de ondernemers gewenste ontwikkeling van hun bedrijf; gaat het bedrijf groeien en op welke wijze, zal het bedrijf zodanig groeien dat de drempelwaarden van de IPPC-richtlijn overschreden worden, gaat het bedrijf binnen afzienbare tijd stoppen?

Het bedrijfsontwikkelplan is tevens het «intekenbriefje» waarmee de veehouder aangeeft in aanmerking te willen komen voor het gedoogbeleid. Om het opstellen van een bedrijfsontwikkelplan eenvoudig te maken is hiervoor een standaard-format ontwikkeld dat van de site van infomil kan worden gedownload. Via een vrij eenvoudige invuloefening kunnen bedrijven duidelijk maken welke ontwikkelingen zij door willen maken.

Het bedrijfsontwikkelplan is niet juridisch bindend. Wel vloeit uit het plan voort wanneer de benodigde vergunningen moeten worden aangevraagd en wanneer de stalaanpassingen moeten zijn gerealiseerd. Indien zich tussen het moment waarop het bedrijfsontwikkelplan wordt ingediend en het moment waarop de benodigde vergunningen worden aangevraagd nog wijzigende omstandigheden aandienen, dan kunnen die omstandigheden worden doorvertaald naar de uiteindelijke vergunningaanvraag. De ontwikkelingen rond de Programmatisch Aanpak Stikstof kunnen zo’n wijzigende omstandigheid zijn.

Er zijn momenteel geen officiële cijfers bekend over de mate waarin de bedrijfsontwikkelplannen worden opgesteld. Uit ambtelijke informatie wordt duidelijk dat de agrarisch bedrijfsadviseurs hard aan de slag zijn om de bedrijven op dat punt te ondersteunen. Vanaf begin december 2009 is algemeen bekend dat de bedrijfsontwikkelplannen vóór 1 april 2010 ingediend moeten worden. Dit kon uiteraard ook geen verrassing zijn; het was vanaf begin 2009 al bekend dat er bedrijfsontwikkelplannen moesten komen. Ik heb het Actieplan met de LTO besproken. De LTO heeft zich daarbij uitgesproken voor een voortvarende uitvoering van het Actieplan. Ik ga er dan ook van uit dat de plannen tijdig ingediend worden.

Overigens heeft de LTO mij nog enkele aanvullende wensen kenbaar gemaakt. Zo heeft men mij onder meer verzocht de in het Actieplan opgenomen overgangsregeling voor stoppende varkenshouders te verlengen van 1 januari 2016 tot 1 januari 2020. Daarnaast heeft de LTO mij gevraagd het mogelijk te maken om stalsystemen op basis van voorlopige emissiefactoren in de RAV-lijst op te nemen. Aan deze wensen ben ik voornemens tegemoet te komen. Daarbij geldt voor mij als belangrijke randvoorwaarde dat beide wijzigingen van het Actieplan er niet toe mogen leiden dat het behalen van het NEC-plafond in gevaar komt.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijk Ordening en Milieubeheer,

J. C. Huizinga-Heringa

Naar boven