30 653
Wijziging van de Wet op de zorgtoeslag in verband met de vereenvoudiging van de procedure ter vaststelling van de standaardpremie als grondslag voor de zorgtoeslag en als gevolg hiervan een wijziging van de Invoerings- en Aanpassingswet

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is, de procedure inzake de vaststelling van de standaardpremie als grondslag voor de zorgtoeslag te vereenvoudigen en dat daartoe wijziging van de Wet op de zorgtoeslag nodig is;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag komt te luiden:

Artikel 4

Onze Minister stelt uiterlijk 15 dagen, voorafgaande aan het berekeningsjaar, bij regeling een bedrag vast, dat wordt gevormd door de geraamde gemiddelde premie voor een verzekerde voor een zorgverzekering in het berekeningsjaar te verminderen met het geraamde gemiddelde bedrag dat een verzekerde naar verwachting in het daaropvolgende jaar terug ontvangt ingevolge artikel 22 van de Zorgverzekeringswet. Het vastgestelde bedrag geldt als standaardpremie voor het berekeningsjaar.

ARTIKEL II

Artikel 2.5.8, tweede lid, van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet komt te luiden:

2. Indien het deel van de premie voor een ziektekostenverzekering of een andere verzekering dat prestaties als bedoeld bij of krachtens artikel 11 van de Zorgverzekeringswet dekt voor de toepassing van het eerste lid niet kan worden vastgesteld, bedraagt dat deel het bedrag van de standaardpremie, bedoeld in artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag.

ARTIKEL III

Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2006.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

De Minister van Financiën,

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven