nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om gemeenten
meer zekerheid te geven dat mensen met een kleine kans op inschakeling in
het arbeidsproces ten gevolge van persoonlijke werkbelemmeringen, die een
uitkering ontvangen op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, voor een
langere periode met behoud van uitkering onbeloonde additionele werkzaamheden
kunnen verrichten waardoor hun kans op inschakeling in het arbeidsproces wordt
vergroot;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WET WERK EN BIJSTAND
Aan paragraaf 2.1. van de Wet werk en bijstand wordt een artikel
toegevoegd, luidende:
Artikel 10a. Terugkeerbanen
1. Het college kan ter uitvoering van artikel 7, eerste lid, onderdeel
a, degene die algemene bijstand ontvangt en voor wie de kans op inschakeling
in het arbeidsproces gering is en die daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar
is op de arbeidsmarkt, onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten
gedurende maximaal twee jaar.
2. Voor de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, worden
werkzaamheden, verricht in het kader van een andere voorziening als bedoeld
in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, voor maximaal zes maanden buiten beschouwing
gelaten indien er naar het oordeel van het college een reëel uitzicht
is op een dienstbetrekking bij degene bij wie de werkzaamheden worden verricht
van dezelfde of grotere omvang die aanvangt tijdens of aansluitend op die
zes maanden.
3. Voor de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, worden
werkzaamheden verricht voor 1 januari 2007, buiten beschouwing gelaten.
ARTIKEL II. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK
ARBEIDSONGESCHIKTE WERKLOZE WERKNEMERS
Artikel 38 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
werkloze werknemers komt te luiden:
Artikel 38
1. Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van artikel 34,
eerste lid, onderdeel a, degene die uitkering op grond van deze wet ontvangt
en voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die
daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt, onbeloonde additionele
werkzaamheden laten verrichten gedurende maximaal twee jaar.
2. Voor de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, worden
werkzaamheden, verricht in het kader van een andere voorziening als bedoeld
in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, voor maximaal zes maanden buiten beschouwing
gelaten indien er naar het oordeel van het college een reëel uitzicht
is op een dienstbetrekking bij degene bij wie de werkzaamheden worden verricht
van dezelfde of grotere omvang die aanvangt tijdens of aansluitend op die
zes maanden.
3. Voor de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, worden
werkzaamheden verricht voor 1 januari 2007, buiten beschouwing gelaten.
ARTIKEL III. WET INKOMENSVOORZIENING OUDERE EN GEDEELTELIJK
ARBEIDSONGESCHIKTE GEWEZEN ZELFSTANDIGEN
Artikel 38 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte
gewezen zelfstandigen komt te luiden:
Artikel 38
1. Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering van artikel 34,
eerste lid, onderdeel a, degene die uitkering op grond van deze wet ontvangt
en voor wie de kans op inschakeling in het arbeidsproces gering is en die
daardoor vooralsnog niet bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt, onbeloonde additionele
werkzaamheden laten verrichten gedurende maximaal twee jaar.
2. Voor de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, worden
werkzaamheden, verricht in het kader van een andere voorziening als bedoeld
in artikel 34, eerste lid, onderdeel a, voor maximaal zes maanden buiten beschouwing
gelaten indien er naar het oordeel van het college een reëel uitzicht
is op een dienstbetrekking bij degene bij wie de werkzaamheden worden verricht
van dezelfde of grotere omvang die aanvangt tijdens of aansluitend op die
zes maanden.
3. Voor de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, worden
werkzaamheden verricht voor 1 januari 2007, buiten beschouwing gelaten.
ARTIKEL IV. EVALUATIE
Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zendt binnen vier jaar
na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over
de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
ARTIKEL V. INWERKINGTREDING
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,