30 645 Voorstel van wet van de leden Dezentjé Hamming-Bluemink en Groot houdende wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en enige andere wetten ten behoeve van de rechtsbescherming met betrekking tot de administratieplicht en controlehandelingen van de fiscus

Nr. 18 BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 23 september 2010

Op 15 september jl. heeft de mondelinge behandeling van het in aanhef genoemde initiatiefwetsvoorstel door uw Kamer plaatsgevonden. Bij die gelegenheid is door een aantal sprekers de vraag gesteld wat het standpunt van het kabinet is ten aanzien van de dekking van de uitvoeringskosten van het bij tweede nota van wijziging fors aangepaste initiatiefwetsvoorstel, (Kamerstukken II 2007/08, 30 645, nr. 14). De minister van Financiën ad interim Donner heeft toegezegd het standpunt van het kabinet ten aanzien van de dekking van de uitvoeringskosten vóór de stemming over het voorstel op 28 september a.s. aan uw Kamer te doen toekomen.

Dit standpunt doe ik u hierbij, namens het kabinet, toekomen.

In de brief van 1 april 2008 zijn de bezwaren van het kabinet tegen het oorspronkelijke voorstel opgenomen (Kamerstukken II 2007/08, 30 645, nr. 11).

Deze bezwaren vonden met name hun grond in de omvangrijke risico’s voor de goede gang van zaken bij het heffingsproces en de hoge uitvoeringskosten die verbonden waren aan het oorspronkelijke voorstel. Met het aangepaste voorstel worden de aan het voorstel verbonden uitvoeringsrisico’s ingedamd en worden de geraamde totale uitvoeringskosten teruggebracht van € 38 mln naar ca € 4 mln. Voor de Belastingdienst vloeien deze kosten voort uit de geraamde aantallen te voeren procedures samenhangende met de voorziene informatiebeschikking en met de procedures inzake kostenvergoeding inzake informatieverzoeken bij derden en de procedures in verband met de administratieverplichting. Voor de Raad van de Rechtspraak is sprake van jaarlijkse extra uitvoeringskosten ter hoogte van € 1.9 mln ten gevolge van de hiervoor aangegeven uitbreiding van de rechtsbescherming en de daarbij voorziene extra procedures bij de rechter.

Het kabinet is de indieners van het voorstel erkentelijk dat in gezamenlijk overleg is gezocht naar een uitvoerbare regeling met, naar verwachting, overzienbare uitvoeringskosten. Hierbij heeft het feit dat de regeling voorziet in een evaluatiebepaling en dat de goede gang van zaken rond de uitwerking van dit voorstel nauwlettend zal worden gevolgd,meegewogen.

Naar het oordeel van het kabinet kunnen de uitvoeringskosten binnen de begroting van de uitvoeringsorganisaties worden opgevangen. Dat laat uiteraard onverlet dat de bekrachtiging van dit wetsvoorstel door de regering pas aan de orde is na goedkeuring ervan in de Eerste en Tweede Kamer en dat pas ten tijde van de besluitvorming met betrekking tot deze bekrachtiging een uiteindelijke afweging zal en kan plaatsvinden tussen de extra uitvoeringslasten en bijvoorbeeld een eventuele beperking van het overheidsapparaat.

De minister van Financiën,

J. C. de Jager

Naar boven