30 644
Wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting (gesloten jeugdzorg)

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 27 september 2006

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

InhoudsopgaveBlz.
  
Algemeen1
Inleiding2
Relatie met het EVRM, IVKR en de Grondwet5
Hoofdlijnen van het wetsvoorstel5
Administratieve lasten8
  
Artikelsgewijs8

ALGEMEEN

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van deze wetswijziging, omdat deze tegemoetkomt aan zaken waarvoor deze leden eerder aandacht hebben gevraagd. De wetswijziging richt zich primair op een drietal zaken. Gesloten behandeling wordt mogelijk binnen de jeugdzorg, waarbij genoemde leden duidelijk aangeven dat door vroegtijdige en adequate interventies in een eerder stadium het mogelijk niet zover hoeft te komen. Civielrechtelijk geplaatste jongeren kunnen worden gedwongen de behandeling af te maken ook als ze tijdens de behandeling meerderjarig worden; dit onderdeel sluit aan bij eerdere voorstellen van de CDA-fractie. Tot slot is een ondertoezichtstelling niet meer voorwaardelijk voor het aanvragen van een rechtelijke machtiging voor gesloten behandeling, waardoor ouders die de verantwoordelijkheid voor hun kinderen willen en kunnen dragen, deze verantwoordelijkheid niet ontnomen wordt.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling en instemming op hoofdlijnen kennis genomen van het wetsvoorstel betreffende «gesloten jeugdzorg». Het is goed dat er een wetswijziging voorligt dat een wettelijke grondslag biedt voor het gesloten opvangen en behandelen van jeugdigen. De vragen en opmerkingen die deze leden hebben betrekking op een aantal onderdelen van het wetsvoorstel en betreffen de wijze waarop één en ander praktisch uitgevoerd zal gaan worden.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de wijziging van de Wet op de jeugdzorg met betrekking tot jeugdzorg waarop aanspraak bestaat ingevolge de wet in gesloten setting. De Wet op de jeugdzorg kent momenteel niet de mogelijkheid om jongeren met zware problematiek gedwongen op te nemen en te behandelen. Veel van deze kinderen komen momenteel terecht in een justitiële jeugdinrichting met jongeren die een strafrechtelijk verleden hebben. De bedoeling van deze wetswijziging is om voor jeugdigen die bescherming nodig hebben een alternatief gesloten aanbod te creëren. Deze doelstelling onderschrijft de VVD-fractie.

Genoemde leden maken zich echter zorgen of er voldoende garanties zijn dat deze moeilijke en kwetsbare doelgroep voldoende geschikte zorg zal ontvangen. Dit omdat er onvoldoende duidelijkheid is over de beschikbare capaciteit. De voorliggende wetswijziging roept bij deze leden diverse vragen op. Tevens zijn er vragen opgenomen die onder verschillende belangenorganisaties leven. Dit om voor het debat helderheid te krijgen over relevante argumenten en zorgen die momenteel blijken te leven en de regering de kans te geven bestaande kritiek te weerleggen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van deze wetswijziging. Deze leden zijn blij dat met deze wijziging van de Wet op de jeugdzorg er een mogelijkheid komt om jongeren gedwongen op te nemen zonder plaatsing in een justitiële jeugdinrichting.

Inleiding

In de memorie van toelichting wordt aangegeven dat momenteel jeugdigen binnen een justitieel kader gesloten worden behandeld, omdat de mogelijkheid voor gesloten behandeling binnen de Wet op de Jeugdzorg niet bestaat. De leden van de CDA-fractie onderschrijven de doelstelling om gesloten opvang binnen de Wet op de jeugdzorg (Wjz) mogelijk te maken. Daarmee wordt ook een oplossing geboden voor de huidige maatschappelijke opvatting dat civielrechtelijk- en strafrechtelijk geplaatste jeugdigen niet bij elkaar geplaatst zouden moeten worden. Ook onderschrijven deze leden dat de scheidslijn tussen deze twee groepen flinterdun is en het traject vaak mede bepaald wordt door de aanvrager van de maatregel. Is de aanvrager Bureau Jeugdzorg (BJZ) dan volgt een civiel kader, is dat Justitie dan volgt een stafrechtelijk kader, terwijl de reden voor de aanvraag exact gelijk kan zijn.

In het kader van Wjz worden buiten de justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s) accommodaties aangewezen die gesloten jeugdzorg mogen bieden. Deze leden vernemen graag of ook de huidige Multi Functionele Centra (MFC) als AWBZ-instellingen voor lichtverstandelijk gehandicapten met ernstige gedragsproblemen toegelaten gaan worden als accommodatie voor gesloten jeugdzorg, omdat deze plaatsingen ook door BJZ geïndiceerd gaan worden.

De regering licht toe dat de capaciteit van residentiële plaatsen zal groeien van 140 plaatsen nu tot 350 plaatsen in 2009. Is dit als gekeken wordt naar verwachting van 1650 geplaatste jeugdigen per jaar voldoende, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Zij lezen tevens dat daarbij voorgenomen is om deze groei voornamelijk in de Randstad te realiseren, omdat daar de behoefte aan deze gesloten jeugdzorg het grootst is. Momenteel zitten de civielrechtelijk geplaatste jeugdigen verspreid over alle regio’s en genoemde leden achten het van belang dat zowel strafrechtelijk als civielrechtelijk geplaatste jeugdigen zoveel mogelijk in de eigen regio worden opgevangen. Daarom zullen naar mening van deze leden ook beide vormen van plaatsing in de regio’s beschikbaar moeten blijven.

Het vervallen van het systeem van centrale plaatsing zoals die nu binnen de JJI’s geldt ondersteunen deze leden, omdat dan waarschijnlijk meer primair in de eigen regio gekeken zal worden naar plaatsingsmogelijkheden. Zij steunen ook van harte de ontwikkeling van intensieve ambulante programma’s, om zodoende residentiële plaatsing te voorkomen. Gelet op de anamnese van vele civielrechtelijk geplaatste jeugdigen, zal volgens deze leden nog meer geïnvesteerd moeten worden in het op tijd bieden van de juiste zorg, waardoor zwaardere vormen van hulpverlening mogelijk minder noodzakelijk zijn. Het pedagogische karakter van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraffen of vrijheidsbenemende maatregelen voor jeugdigen in JJI’s blijft onverkort het uitgangspunt, zo lezen de leden van de CDA-fractie in de memorie van toelichting. Genoemde leden hechten eraan mee te geven dat dit een zwaarwegend uitgangspunt is, omdat ook de jeugdigen in deze setting behandeling en toekomstperspectief geboden moet worden.

Het wetsvoorstel regelt dat de kinderrechter een machtiging voor plaatsing in een gesloten inrichting moet afgeven, zo lezen de leden van de PvdA-fractie. Tegelijkertijd moet ook het bureau jeugdzorg een indicatie afgeven. De vraag is of dit niet zal leiden tot veel tijdverlies en bureaucratie. Zijn er voorzieningen om de beide procedures zoveel als mogelijk is in elkaar te schuiven? Zijn ze beide procedures nodig? De rechter zal veelal een deskundigenoordeel nodig hebben alvorens tot een machtiging wordt overgegaan. Van wie krijgt hij dat? Speelt Bureau Jeugdzorg daarbij een rol? Hoe zal worden gehandeld in crisissituaties? Komt er een voorziening die vergelijkbaar is met de voorlopige onder toezichtstelling (v.o.t.s) waarbij de rechter zeer snel een voorlopig oordeel geeft op basis waarvan gehandeld wordt om later de zaak nog een keer ten principale te kunnen beoordelen?

Volgens het Interprovinciaal Overleg (IPO) zijn er na het advies van de Raad van State in het wetsontwerp essentiële wijzigingen aangebracht zonder dat daar consultatie aan vooraf is gegaan. De overgangsperiode is verlengd tot zes jaar (i.p.v. 5 jaar) en de aansprakelijkheid van het Rijk voor de gesloten jeugdzorg is gedurende eerste drie jaar buiten werking gesteld, zo lezen de leden van de VVD-fractie. Ook is volgens het IPO de passage over de rechtstreekse subsidiëring van de zorgaanbieders door het ministerie van VWS gedurende de overgangsperiode komen te vervallen. Kan de regering reageren op deze forse kritiek van het IPO?

Uit de praktijk blijkt dat vaak het zicht op de effectiviteit van de behandeling ontbreekt. Is er zicht op de effectiviteit van gesloten jeugdzorg en de behandelingen die aldaar gegeven worden? Zo ja, uit welke onderzoeken is de effectiviteit van deze behandelingen gebleken? Zo neen, op welke manier wordt bepaald of de jongere die in een gesloten jeugdzorginstelling verblijft weer terug naar huis kan/ontslagen kan worden uit de zorginstelling?

In de inleiding staat dat de scheidslijn tussen strafrechtelijk geplaatste jeugdigen en civielrechtelijk geplaatste jeugdigen vaak dun is. Waarom is deze scheidslijn volgens de regering dun?

Met de Raad van State en het IPO vragen de leden van de VVD-fractie op welke wijze door de rijksoverheid in de benodigde capaciteit wordt voorzien. Dit betreft zowel de capaciteit voor speciale accommodaties als de overige voor deze doelgroep benodigde behandeling en specialistische jeugdzorgprogramma’s. De huidige populatie van civiel geplaatste jeugdigen in een justitiële jeugdinrichting bedraagt volgens de Memorie van Toelichting ongeveer 12 500 jeugdigen. Medio 2006 worden er 140 nieuwe gesloten jeugdzorgplaatsen gecreëerd en gefinancierd. In de overgangsperiode groeit dit uit tot 350 plaatsen in 2009. In 2008 gaat een eerste tranche capaciteit van JJI-plaatsen over van Justitie naar VWS en in 2010 een tweede. Kan de regering toelichten hoeveel plaatsen dit betreft? Zijn de 140 nieuwe gesloten plaatsen voldoende om aan de vraag naar gesloten jeugdzorgplaatsen te voldoen? Zijn de 350 plaatsen die in 2009 beschikbaar moeten zijn voldoende om aan de vraag te voldoen? Zo ja, waaruit blijkt dit? Zo neen, hoeveel plaatsen zouden er gecreëerd moeten worden om te voldoen aan de vraag naar gesloten jeugdzorg? Heeft de regering zicht op hoe de vraag naar gesloten jeugdzorg zich ontwikkeld? Zo ja, wordt het te creëren zorgaanbod hierop aangepast? Zo ja, op welke manier zal de rijksoverheid in de benodigde capaciteit gaan voorzien en hoe wordt dit gefinancierd?

In het licht van de wetswijziging veronderstellen de leden van de SP-fractie dat gedwongen opname, plaatsing ook betekent dat er een gedwongen behandeling of begeleiding zal zijn. Dus dat er in deze situatie altijd een sluitend traject zal zijn voor de jongere en naasten. Ook willen genoemde leden graag de toezegging dat met de nieuwe toekomstige situatie er geen verschraling zal ontstaan voor jongeren die wel terecht komen in een justitiële jeugdinrichting. Ook zij hebben recht op behandeling en een programma om een nieuwe start te kunnen maken in de samenleving.

De leden van de SP-fractie maken zich wel zorgen over de toenemende behoefte aan een aanpak met beperking van bewegingsvrijheid voor jongeren. Is er aangetoond waar deze toename, met name ook onder jongeren jonger dan 12 jaar, vandaan komt? Welke stappen worden ondernomen om deze toename te stoppen en te reduceren? Uiteindelijk is de jeugd de basis van onze toekomstige samenleving. Is het waar dat met deze wijziging het ook mogelijk wordt om jongeren een gedwongen behandeltraject/ begeleidingstraject thuis te geven zonder in een gesloten setting te worden opgenomen?

Door deze vorm van zorg op te nemen in de Wet op de jeugdzorg wordt een indicatiestelling door Bureau Jeugdzorg noodzakelijk. De leden van de SP-fractie verwachten daarbij nog wel enkele problemen gezien de wachtlijst problematiek zowel bij de voordeur van de BJZ als aan de achterdeur van de BJZ. Als er sprake is van een gedwongen behandeling en opvoeding is er over het algemeen sprake van een crisissituatie of in ieder geval een situatie waarbij al te lang gewacht is met hulpverlening. Onderschrijft de regering deze constatering en zo ja, deelt zij de mening dat wachttijden in deze situaties uit den boze zijn. En is het misschien mogelijk om de noodzakelijke hulpverlening alvast te verlenen en achteraf een indicatie af te gegeven?

Capaciteit wordt mede gecreëerd door overheveling van (delen van) justitiële jeugdinrichtingen van Justitie naar VWS. Wat wordt bedoeld met delen van? Welke delen worden er bedoeld? En hoe wordt voorkomen dat door de overheveling er een capaciteit tekort aan de andere kant ontstaat? Er komt een ingroeimodel tot 2010 en het is afhankelijk van de capaciteit waar een jeugdige wordt geplaatst. Kunnen de leden van de SP-fractie hieruit concluderen dat tot 2010 jongeren toch nog ten onrechte in de justitiële opvang geplaatst kunnen worden? Verder is het erg onduidelijk wat er met de volgende alinea wordt bedoeld: (bladzijde 3)«Voor een overgangsperiode van zes jaar wordt voorzien in een verantwoordelijkheid van het Rijk voor aan jeugdigen in een aangewezen accommodatie, gedurende de looptijd van de machtiging, geboden verblijf en de tijdens dat verblijf geboden jeugdzorg. De jeugdige heeft gedurende de eerste drie jaar van deze periode, in afwijking van het gewone systeem van de wet, geen aanspraak op verblijf en de gedurende het verblijf geboden jeugdzorg. Daarna heeft een jeugdige tot 1 januari 2013 voor deze zorg een aanspraak jegens het Rijk.» Wordt hiermee bijvoorbeeld bedoeld dat de provincie de komende jaren niet verantwoordelijk is voor deze vorm van hulpverlening?

Het Bureau Jeugdzorg moet ervoor zorgen dat een aanspraak tot gelding gemaakt kan worden. Maar mogen zij ook hulp gaan bieden op het moment dat ze tegen wachtlijsten aanlopen of wordt er dan toch teruggegrepen op de mogelijkheid om jongeren bij uitzondering te plaatsen in een justitiële jeugdinrichting? Kunnen er voorbeelden worden gegeven van wat de regering als uitzonderingsgevallen ziet.

Een van de zaken die concreet zal veranderen doordat deze vorm van zorg onder de Wjz wordt ondergebracht is de koppeling onder toezichtstelling (ots) en gedwongen behandeling. Zijn er meer onderdelen die door deze overheveling van Justitie naar VWS komen te vervallen, en welke zijn dit dan? Een jongere kan ook ter bescherming gedwongen worden opgenomen in een gesloten setting. Hoe ver staat het met de mogelijkheid om een mogelijke dader, waartegen de jongeren beschermd moet worden, uit de omgeving van de jongeren te plaatsen.

Relatie met het EVRM, IVKR en de Grondwet

De Raad van State stelt dat de rijksoverheid voor gesloten opvang in het kader van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) gehouden is aan de meerderjarigheidsgrens van 18 jaar, maximaal tot de jeugdige op korte termijn ander passend verblijf heeft gevonden. De leden van de VVD-fractie constateren dat de regering deze grens oprekt tot 21 jaar, onder verwijzing naar de leeftijdsgrens in de Wet op de jeugdzorg. Het is de vraag of hiermee de rechtspositie van de cliënt voldoende wordt gewaarborgd. Het is ook onduidelijk dat als gevolgd van het oprekken van de leeftijdsgrens in het wetsontwerp de omvang van deze problematische doelgroep eerder zal toenemen en hiermee de behulpvraag en de benodigde capaciteit. Kan de regering uitgebreid ingaan op de gevolgen van deze wetswijziging voor de rechtspositie van de jeugdige, daarmee reagerend op de opmerkingen van de Raad van State?

Een bijzondere curator die de belangen van de jeugdige in het gehele traject kan behartigen zou de rechtspositie van de jeugdige volgens de Maatschappelijke Ondernemers Groep (MO Groep) aanmerkelijk kunnen verbeteren. In het wetsvoorstel en de toelichting komt een dergelijk figuur niet voor. Toch is het niet ondenkbaar dat juist een bijzondere curator partijen meer en dichter tot elkaar kan brengen. Is de regering bereid de uitvoerbaarheid van een dergelijke curator te onderzoeken? Zo ja, op welke manier wil de regering dit onderzoeken? Zo neen, waarom niet?

De leden van de SP-fractie krijgen regelmatig berichten van jongeren die in de hulpverlening tussen wal en schip vallen mede door de leeftijdsgrens van 18 jaar bij het ontbreken van een indicatie op die leeftijd. Het lijkt logisch om deze leeftijdsgrens te blijven hanteren omdat het de leeftijd is waarop jongeren meerderjarig worden. Toch lijkt deze grens op andere beleidsterreinen opgerekt te worden zoals een leerwerkplicht tot 23 jaar. Waarom wordt er niet gekozen om de leeftijdsgrens voor jeugdzorg op te rekken tot 23 jaar daarmee voorkomend dat jongeren tussen wal en schip blijven vallen in de hulpverlening?

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie constateren dat de voorgestelde machtiging niet kan leiden tot een plaatsing in de jeugd-ggz, omdat dit geregeld is in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (Wet Bopz). Omdat in de Wet Bopz de mogelijkheid ontbreekt om op pedagogische gronden maatregelen te nemen, wil de regering de Wet Bopz wijzigingen en onderhavig wetsvoorstel daarbij als leidraad gebruiken. Hoe wordt dit vorm gegeven en voorkomen dat met twee verschillende regelingen de jeugdigen met dubbeldiagnose tussen wal en schip raken? Vele organisaties hebben advies uitgebracht over onderhavig wetsvoorstel, waarbij zij pleitten voor het handhaven van de koppeling tussen de gesloten jeugdzorg en de ondertoezichtstelling. De leden van de CDA-fractie steunen de ontkoppeling, omdat dit tegemoetkomt aan de wens van veel ouders, zo werd deze leden te kennen gegeven door bijvoorbeeld de Stichting Misplaatst. Ouders van jeugdigen met ernstige gedragsproblematiek, vaak in samenhang met psychiatrische problematiek, staan vaak volledig achter de noodzaak tot gesloten jeugdzorg en werken daar in het belang van hun kind van harte aan mee. Het is volgens genoemde leden ongewenst deze ouders te beperken in hun ouderlijk gezag en zij steunen dus de lijn die gekozen is in dit wetsvoorstel.

In het wetsvoorstel wordt gesteld dat een afgegeven machtiging niet noodzakelijkerwijs tot uitvoer gebracht dient te worden. Kan een machtiging in een dergelijke situatie gezien worden als een preventieve machtiging, oftewel een stok achter de deur? Kan de trajectmatige benadering ook gelden voor jeugdigen die na het uitzitten van een vrijheidsbenemende strafmaatregel en geen aanvullende PIJ-maatregel opgelegd hebben gekregen. Met andere woorden kan een jeugdige na het uitzitten van zijn straf worden overgeplaatst naar een accommodatie voor gesloten jeugdzorg?

In de huidige wetgeving heeft de rechter de mogelijkheid om een jeugdige die via Justitie wordt voorgeleid, geen strafrechtelijke plaatsing maar een machtiging voor een civielrechtelijke plaatsing binnen een JJI op te leggen. De leden van de CDA-fractie vragen of het na invoering van deze wet mogelijk blijft om bijvoorbeeld een first offender met een ernstige hulpvraag gesloten te plaatsen binnen de Wjz.

In de Memorie van toelichting wordt gesteld dat gestreefd zal worden naar een aanbod dat zal aansluiten op de regionale vraag. De leden van de PvdA-fractie onderschrijven dit uitgangspunt van harte maar zouden graag meer horen over de concrete invulling. Alsmede daarbij te betrekken de opvatting van de regering dat een machtiging tot gesloten plaatsing niet kan leiden tot opname in een jeugd-ggz instelling (bladzijde 9). Door deze beperking zal een goede regionale spreiding naar het lijkt bemoeilijkt worden. Op welke gronden is gekozen voor deze beperking? Waarom kan niet ook een jeugd-ggz instelling worden aangewezen als een voorziening die geschikt is voor gesloten plaatsing op grond van de Wet op de jeugdzorg? Is dat traject niet veel korter dan de Wet Bopz zo aan te passen dat op grond van die wet ook om pedagogische redenen maatregelen kunnen worden genomen?

Wat gebeurt er overigens indien Bjz er niet in slaagt om de aanspraak op plaatsing tot gelding te brengen? Welke middelen staan daar tegen open voor de minderjarige en/of zijn wettelijke vertegenwoordigers? Wat gebeurt er indien te veel tijd verloopt voordat tot plaatsing kan worden overgegaan bijvoorbeeld door capaciteitsgebrek?

De leden van de PvdA-fractie beschouwen het als een belangrijke verbetering dat hulp in een gesloten setting ook kan blijven duren na het bereiken van de leeftijd van 18 jaar. Ook het loslaten van de koppeling tussen ondertoezichtstelling en machtiging tot gesloten plaatsing achten deze leden juist. Ouders die zeer gemotiveerd zijn om hun kind te laten opnemen worden dan niet langer in verlegenheid gebracht door de noodzaak van een onder toezichtstelling. Daar staat tegenover dat deze ouders veelal wel behoefte zullen hebben aan hulp en steun en tenminste aan een goed contact met de behandelende instelling. Zijn daartoe voldoende waarborgen? Is het zeker dat Bjz die taak zelf aan kan of moet Bjz ook hier weer zorgen voor hulp door anderen?

De toelichting op het wetsvoorstel is niet erg helder over de kwaliteitseisen die gesteld zullen gaan worden aan de voorzieningen die de gesloten plaatsingen gaan uitvoeren. Wanneer verwacht de regering daar meer inzicht in te kunnen verschaffen? Wat zal de norm worden voor de kwaliteit? Die in de JJI’s of die in de jeugd-ggz.? Of die in de volwassenenzorg? Er zijn immers frappante verschillen in bijvoorbeeld opleidingeisen die worden gesteld t.a.v. medewerkers die volwassenen begeleiden en zij de jeugdigen begeleiden. Welke maatregel zullen genomen worden om «het personeelsbestand af te stemmen op de doelgroep»(bladzijde 13). Hoe overigens moet de capaciteitsplanning en regionale spreiding worden georganiseerd nu enerzijds het ministerie van Justitie en het ministerie van VWS gezamenlijk voorzieningen zullen aanwijzen die gerechtigd zijn tot gesloten plaatsing en anderzijds de provincies verantwoordelijk zijn voor de capaciteit van jeugdzorgvoorzieningen? Er wordt besloten «na overleg»met de provincie dus kennelijk niet «in overleg» (bladzijde 17)?

Het onderscheid tussen de rechtsbescherming voor jongeren die in een justitiële jeugdinrichting verblijven waar het regime van de Beginselenwet justitiële jeugdigen (Bjj) geldt en de jongeren die in de gesloten opvang zullen verblijven op grond van de Wet op de jeugdzorg doen enigszins gekunsteld aan. Aangenomen moet worden dat bij de voorgenomen wijzigingen van de Wet Bopz nog weer een andere rechtsbescherming zal gelden. Graag zagen deze leden dit onderscheid meer ten principale beargumenteerd. Overigens zal ook de kenbaarheid van de rechtsbescherming met verschillende regimes moeilijker worden, graag daarop een reactie van de regering (bladzijde 11). Een aanwijzing kan ook worden gegeven aan een JJI om gesloten opvang ingevolge deze wet te leveren. Wat betekent dat in praktische zin voor bijvoorbeeld de rechtsbescherming van jongeren, het regime en de kwaliteitseisen die worden gesteld (bladzijde 18)?

De leden van de VVD-fractie constateren dat in de wetswijziging is gekozen om de wettelijke regeling inzake de machtiging gesloten opvang jeugdzorg te regelen in de Wet op de jeugdzorg. Hiermee wordt de machtiging gesloten plaatsing uit het Burgerlijk Wetboek (BW) overgeheveld naar de Wet op de jeugdzorg. De MO groep dringen erop aan de gesloten plaatsing consequent te blijven koppelen aan een ondertoezichtstelling of voogdijmaatregel en dit te regelen in het Burgerlijk Wetboek. Plaatsing in het BW voorziet in de borging die jeugdbescherming biedt. De MO Groep is van mening dat de voorlopige ondertoezichtstelling in deze uitkomst biedt. Dit voorstel luidt als volgt: de gesloten plaatsing blijft gekoppeld aan een jeugdbeschermingsmaatregel en geregeld in het BW. In de Wet op de jeugdzorg kan de uitzondering hierop gemaakt worden voor het enkele geval dat de wettelijke vertegenwoordiger instemt met de gesloten plaatsing en het initiatief hiertoe vanuit de wettelijke vertegenwoordiger komt. Kan de regering ingaan op de voor- en nadelen van het voorstel van de MO-groep? Waarom wordt dit voorstel door de regering niet overgenomen?

Na advies van de Raad van State is voor een overgangsperiode van zes jaar voorzien in een verantwoordelijkheid van het Rijk voor aan jeugdigen in een aangewezen accommodatie geboden gesloten jeugdzorg. De jeugdige heeft gedurende de eerste drie jaar van die periode geen aanspraak op verblijf en de gedurende het verblijf geboden jeugdzorg. Het systeem van de wet is zo opgebouwd dat de machtiging gesloten jeugdzorg door de rechter niet zonder indicatie verblijf van het Bureau jeugdzorg kan worden afgegeven. Volgens de MO groep is de consequentie hiervan dat bij het ontbreken van passend aanbod gesloten jeugdzorg geen aanspraak wordt gevestigd op het Rijk. Echter de jeugdige kan wel een aanspraak vestigen op verblijf in de zin van reguliere residentiële zorg. Het aanbod verblijf «regulier» is uiteraard qua omvang en inhoud niet voldoende om aan deze vraag te voldoen. De MO groep vindt dit een onwenselijke situatie. Kan de regering uitgebreid ingaan op de bezwaren van de MO groep?

Het wetsvoorstel voorziet slechts in de Inspectie als toezichthoudend en controlerend orgaan. Plichten ten gunste van de jeugdige zouden nadrukkelijk moeten worden benoemd, volgens de MO Groep. Zij stellen voor om een commissie van toezicht in te stellen onder minder stringente voorwaarden dan nu in de wet is geregeld. De ervaring vanuit het veld is dat deze commissies uitstekend functioneren. Wat vindt de regering van dit voorstel?

Toestemming van ouders voor dwangbehandeling is een vereiste maar de leden van de SP-fractie gaat ervan uit dat hier wordt bedoeld de personen die voogdijschap, zeggenschap hebben over de jongeren op dat moment. Begrijpen genoemde leden het goed dat door de loskoppeling machtiging en onder toezichtstelling ouders niet meer automatisch worden begeleid? Gaat de regering er in de toekomst dan vanuit dat ouders die de begeleiding nodig achten hierom vragen of wordt er tegelijkertijd met het afgeven van een machtiging hulp geboden tot het moment dat het door alle partijen onnodig wordt geacht? Hoe gaat voorkomen worden dat ouders zich groter voordoen dan dat ze zijn en begeleiding te laat komt?

Veiligheid voor het kind is een criterium om bijvoorbeeld dwangmedicatie toe te passen. De leden van de SP-fractie vragen hoe voorkomen kan worden dat net als door een verkeerde interpretatie van de Wet Bopz, waardoor mensen soms (te) laat hulp krijgen, er te laat ingegrepen wordt en te lang wordt gewacht met een dwangopname en/of behandeling?

De geplande ingangsdatum van deze wet is 1 januari 2007. De leden van de SP-fractie vinden ook dat er zo snel mogelijk wettelijk geregeld moet worden dat jongeren in de jeugdzorg gedwongen kunnen worden opgenomen. In hoeverre acht de regering de invoeringsdatum van 1 januari 2007 haalbaar? Wanneer dit niet haalbaar blijkt zijn er dan al wel mogelijkheden voor het veld om te handelen naar de geest van deze wet of zullen jeugdigen geplaatst blijven worden in justitiële inrichtingen tot de wet van kracht is? Want voor deze leden geldt wel dat er zo spoedig mogelijk een eind moet komen aan jongeren met een hulpvraag op de verkeerde plek.

Administratieve lasten

De laatste alinea van de paragraaf administratieve lasten op bladzijde 19 van de Memorie van toelichten vinden de leden van de PvdA-fractie onduidelijk. Welke «bedrijven« worden hier bedoeld en welke «burgers»?

Kan de regering aan de Kamer een overzicht doen toekomen van de administratieve lasten die dit wetsvoorstel met zich meebrengt, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel I, onderdeel D

De leden van de CDA-fractie onderschrijven dat de toepassing van een dwangmaatregel een uiterste maatregel moet zijn. In het hulpverleningstraject daaraan voorafgaand, moet adequaat op hulpvragen worden gereageerd worden. In de Memorie van toelichting wordt de verwachting uitgesproken dat het kwaliteitsjaarverslag zal bijdragen aan de verlening van kwalitatief goede zorg. Genoemde leden stellen voor om bij de aanvraag voor een machtiging ook aan te laten geven hoe invulling is gegeven aan de hulpverlening voorafgaand aan de aanvraag voor machtiging gesloten jeugdzorg.

Artikel I, onderdeel E, artikel 29a

De maatregel die gesloten jeugdzorg ook na het bereiken van de meerderjarige leeftijd mogelijk maakt wordt volledig door de leden van de CDA-fractie onderschreven. Deze maatregel sluit namelijk perfect aan bij doelstelling van het voorstel; de verlengde minderjarigheid. In het wetvoorstel wordt voorgesteld, om de leeftijd tot welke jeugdigen kunnen worden gedwongen jeugdzorg te ondergaan, gesteld op 21 jaar.

Binnen de Wjz is vrijwillige jeugdzorg mogelijk tot en met een leeftijd van 23 jaar. Ook een PIJ-maatregel (plaatsing in een inrichting voor jeugdigen) kent tot en met 23 jaar als grens. Genoemde leden vragen waarom voor de gedwongen jeugdzorg niet wordt aangesloten bij die leeftijdsgrenzen en stellen derhalve voor de gedwongen jeugdzorg tot en met 23 jaar mogelijk te maken.

Artikel I, onderdeel E, artikel 29f

Jeugdigen worden, zoals dat momenteel geldt bij een machtiging tot civielrechtelijke plaatsing ook bijgestaan door een raadsman tijdens de zitting. De leden van de CDA-fractie onderschrijven het belang hiervan.

Artikel I, onderdeel E, artikel 29h

De beschikking van de rechter kan niet meer ten uitvoer worden gelegd als de aanspraak van de jeugdige op verblijf niet binnen de daarvoor geldende termijn tot gelding is gebracht. De leden van de CDA-fractie vragen of de jeugdige ook ten aanzien van de gesloten jeugdzorg aanspraak kan maken op het recht op jeugdzorg en dat de aanbieder verplicht wordt de machtiging binnen termijn tot gelding te leggen.

Artikel I, onderdeel E, artikel 29s

De leden van de CDA-fractie hechten net als de regering, aan de eis dat een gedragswetenschapper betrokken moet zijn aan de totstandkoming en evaluatie van het hulpverleningsplan. Tevens onderschrijven zij het belang van het wettelijk verankeren van de evaluatieplicht.

De voorzitter van de commissie,

Blok

Adjunct-griffier van de commissie,

Sjerp


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Kalsbeek (PvdA), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Vendrik (GL), Kant (SP), Blok (VVD), voorzitter, Smits (PvdA), Örgü (VVD), Verbeet (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), ondervoorzitter, Vergeer (SP), Vietsch (CDA), Joldersma (CDA), Varela (LPF), Van Heteren (PvdA), Smilde (CDA), Nawijn (Groep Nawijn), Van Dijken (PvdA), Timmer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Hermans (LPF), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Azough (GL), Koşer Kaya (D66), Van der Sande (VVD) en Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen).

Plv. leden: Rouvoet (CU), Verdaas (PvdA), Ferrier (CDA), Çörüz (CDA), Blom (PvdA), Halsema (GL), Gerkens (SP), Veenendaal (VVD), Hamer (PvdA), Weekers (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Vacature (algemeen), Ormel (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Vacature (LPF), Waalkens (PvdA), Mosterd (CDA), Bussemaker (PvdA), Heemskerk (PvdA), Oplaat (VVD), Van Egerschot (VVD), Eski (CDA), Van Gent (GL), Bakker (D66), Nijs (VVD) en Vacature (LPF).

Naar boven