nr. 27
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 februari 2008
Naar aanleiding van uw schrijven van 31 januari jl. (JG-08–12)
bericht ik u als volgt.
De algemene commissie voor Jeugd en Gezin heeft een brief ontvangen van
de heer Van der Horst aangaande de gesloten jeugdzorg. De vragen die de heer
Van der Horst stelt, betreffen de rol van de gedragswetenschapper onder de
gewijzigde Wet op de jeugdzorg.
De gewijzigde Wet op de jeugdzorg maakt mogelijk dat jeugdigen jeugdzorg
kunnen ontvangen in gesloten setting. Het nieuw toegevoegde hoofdstuk IVa
stelt de regels voor deze gesloten jeugdzorg. In de gesloten jeugdzorg is
een belangrijke rol weggelegd voor de gedragswetenschapper, zowel bij de machtiging
als bij de beperkende maatregelen. De Wet op de jeugdzorg vult niet specifiek
in om welke categorie gedragswetenschappers het dient te gaan, dit gebeurt
in de Regeling aanwijzing gedragswetenschappers gesloten jeugdzorg.
Voor gesloten jeugdzorg is een machtiging gesloten jeugdzorg van de kinderrechter
nodig. Alleen met een machtiging van de kinderrechter is het mogelijk om jeugdigen
in geslotenheid zorg te bieden; deze rechterlijke tussenkomst als eis voor
vrijheidsbeperking of -ontneming komt voort uit (inter)nationaal recht.
Voor het verkrijgen van een machtiging is het nodig dat het bureau jeugdzorg
een indicatie «verblijf» stelt en verklaart dat geslotenheid noodzakelijk
is. Met deze verklaring dient een gedragswetenschapper, die de jeugdige kort
van te voren heeft gezien, in te stemmen (artikel 29b lid 3 en 4 van de Wet
op de jeugdzorg).
De vraag van de heer Van der Horst is of de verklaring van het bureau
jeugdzorg dient te worden opgesteld door een gedragswetenschapper. Dat is
niet het geval. De gedragswetenschapper dient in te stemmen met de verklaring
van bureau jeugdzorg, maar stelt deze niet zelf op. De wet stelt dat het bureau
jeugdzorg een indicatiebesluit dient te nemen en daarbij een verklaring afgeeft
dat geslotenheid gewenst is. Daarbij wordt niet gesteld dat deze
verklaring door de gedragswetenschapper opgesteld dient te worden.
Het citaat van de heer Van der Horst uit de memorie van antwoord aan de
Eerste Kamer (Eerste Kamer, vergaderjaar 2007–2008, Kamerstukken 30 644
D, 13 november 2007) levert bij de heer Van der Horst verwarring op,
hetgeen komt omdat daar eveneens gesproken wordt van een «verklaring».
Door het gebruik van het woord «verklaring» lijkt het alsof daarmee
de verklaring van het bureau jeugdzorg bedoeld wordt, terwijl dit niet het
geval is. De memorie van antwoord bedoelt te zeggen dat een gedragswetenschapper
dient te verklaren dat hij instemt met de verklaring van het bureau jeugdzorg.
Het gebruik van hetzelfde woord had in dit verband beter vermeden kunnen worden.
De Wet op de jeugdzorg maakt voorts mogelijk dat binnen de gesloten jeugdzorg
extra maatregelen kunnen worden genomen, die verband houden met de specifieke
problematiek van deze jeugdigen. Wanneer deze maatregelen noodzakelijk geacht
worden, dienen deze opgenomen te worden in een hulpverleningsplan. In artikel
29s, eerste lid, wordt bepaald dat de vrijheidsbeperkende maatregelen, bedoeld
in de artikelen 29o tot en met 29r, slechts in het hulpverleningsplan mogen
worden opgenomen, wanneer een gedragswetenschapper daarmee instemt.
Zowel bij artikelen over de machtiging als bij de artikelen over de beperkende
maatregelen bepaalt de Wet op jeugdzorg niet waar de gedragswetenschapper
in dienst moet zijn. Dit terwijl in de memorie van antwoord wordt gesproken
over een gedragswetenschapper van het bureau jeugdzorg. In de memorie van
antwoord wordt gesproken over een gedragswetenschapper van het bureau jeugdzorg,
omdat bij het aanvragen van een machtiging vaak sprake zal zijn van een gedragswetenschapper
van het bureau jeugdzorg die instemt met de verklaring. Het kan echter ook
een gedragswetenschapper zijn die niet werkzaam is bij het bureau jeugdzorg,
maar bijvoorbeeld bij een gesloten jeugdzorginstelling.
Het maakt aldus niet uit waar een gedragswetenschapper werkzaam is, zolang
de gedragswetenschapper maar behoort tot één van de aangewezen
categorieën uit de Regeling aanwijzing gedragswetenschappers gesloten
jeugdzorg.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister voor Jeugd en Gezin,
A. Rouvoet