nr. 26
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR JEUGD EN GEZIN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 februari 2008
Hierbij stuur ik u ter informatie een brief die ik vandaag gestuurd heb
aan de bureaus jeugdzorg, de gesloten jeugdzorginstellingen en de justitiële
jeugdinrichtingen1.
Aanleiding voor de brief is een passage in het overgangsrecht bij de wijziging
van de Wet op de jeugdzorg ten behoeve van de gesloten jeugdzorg. In het overgangsrecht
is bepaald dat een jeugdige met een machtiging gesloten jeugdzorg tot 1 januari
2010 zowel in een gesloten jeugdzorginstelling, als in een justitiële
jeugdinrichting kan worden geplaatst. Het overgangsrecht bepaalt daarnaast
dat, als de (verlenging van een) machtiging ten uitvoer wordt gelegd in een
justitiële jeugdinrichting, de jeugdige en degene die het gezag over
hem heeft moeten instemmen met die plaatsing.
Deze passage sluit, zoals mij is gebleken, niet aan bij het doel van de
wet. Zoals uit de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel blijkt, is
de bedoeling geweest om in de overgangsperiode de Dienst Justitiële Inrichtingen
in overleg met de ouders en bureau jeugdzorg bij plaatsing van de jeugdige
altijd op inhoudelijke gronden te laten bepalen of de jeugdige in een gesloten
jeugdzorginstelling of in een justitiële jeugdinrichting geplaatst zou
worden. Daarover zijn, in overleg met mij en na inhoudelijke goedkeuring door
de gedeputeerden, door de staatssecretaris van Justitie en de vertegenwoordigers
van de branchecommissies Bureaus Jeugdzorg en Zorgaanbieders van de MOgroep
afspraken gemaakt in het plaatsingsprotocol gesloten jeugdzorg. In het plaatsingsprotocol
is opgenomen dat de meest kwetsbare jeugdigen als eersten in de gesloten jeugdzorg
moeten worden geplaatst.
De passage kan het beleid van plaatsing van de jeugdige op de plek die
op inhoudelijke gronden het beste bij hem past doorkruisen. Dit vind ik een
zeer onwenselijke situatie, nu dat kan betekenen dat jeugdigen niet de behandeling
krijgen die ze nodig hebben.
Met bijgaande brief heb ik de instellingen willen informeren over de situatie
en aangekondigd dat ik op korte termijn kom met een verheldering van de ontstane
situatie. Vanzelfsprekend zal ik ook u hiervan nader op de hoogte stellen.
De minister voor Jeugd en Gezin,
A. Rouvoet