30 639
Wijziging van de Wet milieubeheer ter uitvoering van verordening (EG) nr. 2216/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 december 2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (PbEU L 386) (Uitvoeringswet EG-verordening register handel in broeikasgasemissierechten)

nr. 7
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 30 oktober 2006

1. Algemeen

Het verheugt mij dat de leden van de VVD-fractie hun belangstelling tonen voor het register, bedoeld in verordening (EG) nr. 2216/2004 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 21 december 2004 inzake een gestandaardiseerd en beveiligd registersysteem overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad (hierna: EG-registerverordening).1

De leden van de VVD-fractie vragen of kan worden aangegeven op welke wijze andere EU-lidstaten de EG-registerverordening concretiseren in hun nationale recht, waarbij deze leden meer specifiek vragen naar de aanwijzing van de bevoegde autoriteit.

De EG-registerverordening laat lidstaten weinig ruimte voor het maken van keuzes in de uitvoering. De gegeven ruimte beperkt zich in feite tot enerzijds de aanwijzing van de bevoegde autoriteit en de registeradministrateur en anderzijds de vergoedingen voor het houden van een persoonlijke rekening. De keuze bij de aanwijzing van de bevoegde autoriteit en de registeradministrateur hangt nauw samen met de wijze van implementatie van richtlijn nr. 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad (hierna: EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten).2 Voor implementatie van de richtlijn hebben lidstaten immers al moeten besluiten welke autoriteiten verantwoordelijk zouden worden voor de uitvoering van het systeem van handel in emissierechten (zie artikel 19 van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten).

De EG-registerverordening spreekt over «de bevoegde autoriteit» en «de registeradministrateur». Het bestuur van de Nederlandse emissieautoriteit (hierna: emissie-autoriteit) is «de bevoegde autoriteit», terwijl dit bestuur een medewerker aanwijst die «de registeradministrateur» is.

Bij een aantal grote lidstaten is geïnventariseerd hoe uitvoering is gegeven aan de EG-registerverordening. In tabel 1 is aangegeven waar de functies van bevoegde autoriteit en registeradministrateur zijn belegd. Daarnaast noemt de EG-registerverordening enkele keren «de desbetreffende instantie» en «de betrokken instantie». Het wetsvoorstel wijst de Minister van VROM aan als deze laatste twee «instanties». Deze instanties zijn in de tabel niet opgenomen, aangezien het hier telkens om typisch ministeriële functies voor de centrale overheid gaat. De vergelijking van de institutionele keuzes van «de bevoegde autoriteit» en «de registeradministrateur» laat een breed palet aan oplossingen zien. Van een Europees model van de organisatie rond het register is geen sprake.

Tabel 1: Functie van bevoegde autoriteit en registeradministrateur

 NederlandGroot- Brittannië*DuitslandFrankrijk
Bevoegde autoriteitBestuur van de emissieautoriteit (nu de directeur van de emissieautoriteit in oprichting). Environment Agency for England and Wales. De Secretary for Environment, Food and Rural Affairs benoemt het bestuur van deze organisatie die buiten het ministerie staat. Functioneel staat de Agency onder de Secretary.Umweltbundesamt, Deutsche Emissionshandelsstelle. Dit is een afdeling van het federale ministerie. Ministère de l’écologie et du développement durable.
     
Register-administrateurAfdelingshoofd Registratie Emissiehandel. Environment Agency for England and Wales.Umweltbundesamt, Deutsche Emissionshandelsstelle. Caisse des dépôts et consignations. De regering benoemt de directeur van deze organisatie die buiten het ministerie staat en die verantwoordelijk is voor een goed werkend register. Functioneel staat de Caisse alleen onder toezicht van een parlementaire Commission de surveillance. Een medewerker van de Caisse is aangewezen als registeradministrateur.

* Groot-Brittannië kent daarnaast agencies of departementen als bevoegde autoriteiten voor de andere delen van het Koninkrijk: de Scottish Environmental Protection Agency for Scotland, het Department of the Environment for Northern Ireland, het Department of trade for Offshore en de Environmental Agency for Gibraltar.

In tabel 2 is aangegeven welke vergoedingen lidstaten in de eerste planperiode (2005–2007) vragen voor het bezitten van een persoonlijke rekening. Voor de planperiode 2008–2012 wordt de hoogte van de vergoeding in Nederland overigens heroverwogen. De vergoedingen die Nederland hanteert zijn aan de lage kant in vergelijking met de meeste andere lidstaten. Een aantal lidstaten kiest namelijk, anders dan Nederland, voor het geheel kostendekkend laten functioneren van het register.

Tabel 2: Vergoedingen voor beheer persoonlijke rekening (in euro)

 NederlandGroot- Brittannië*Frankrijk**DuitslandZwedenDenemarkenFinland***
jaarlijks  75 5025 
per planperiode (2005–2007)50260 200  50

* Groot-Brittannië rekent daarnaast per persoon (dus niet per rekening) 45 euro voor een digitaal identificatiebewijs. Daarnaast rekent Groot-Brittannië 74 euro per wijziging van een rekeningbevoegde.

** Frankrijk rekent daarnaast een bedrag van 150 euro voor opening van de rekening en een bedrag van 0,00835 euro per jaarlijks verleend emissierecht.

*** Finland rekent daarnaast een bedrag voor het gemiddelde saldo op de rekening per jaar. Dit is 0,0085 euro per emissierecht.

Ten slotte biedt de EG-registerverordening de mogelijkheid om extra tabellen op te nemen in het register, naast de verplicht voorgeschreven tabellen (artikel 24, eerste lid). Nederland heeft zich aangesloten bij een door het Verenigd Koninkrijk ontwikkeld register (GRETA geheten). In dit register, waar veertien lidstaten zich bij hebben aangesloten, is van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

2. Aanwijzing bevoegde autoriteit

De leden van de VVD-fractie vragen uit hoeveel fte de emissieautoriteit zal bestaan en uit hoeveel personen het bestuur van de emissieautoriteit zal bestaan.

In het geldende Organisatie- en Formatierapport (O&F-rapport) voor de emissieautoriteit is de formatie bij de emissieautoriteit in oprichting beperkt gebleven tot 24 fte zoals eerder geraamd in de nota naar aanleiding van het verslag met betrekking tot de Implementatiewet EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten.1

De inrichting van het bestuur komt pas aan de orde als een definitief besluit is genomen over de ZBO-status. Zoals aangegeven in de memorie van antwoord aan de Eerste Kamer inzake het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer en de Wet op de economische delicten ten behoeve van de invoering van een systeem van handel in emissierechten met het oog op het beperken van de emissies van stikstofoxiden (handel in NOx-emissierechten),2 zal het kabinet het definitieve besluit over de ZBO-status van de emissieautoriteit nemen als de evaluatie van de Nederlandse systemen voor handel in emissierechten is afgerond. Naar verwachting zal de evaluatie eind 2007 gereed zijn. Het nog niet in werking getreden artikel 2.3, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat het bestuur van de emissieautoriteit uit ten hoogste vijf leden bestaat. Het bestuur bestaat ten minste uit een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. Voor het overige hangt het aantal leden af van de specifieke deskundigheden die nodig zijn om de aan het bestuur opgedragen taken te kunnen vervullen.

3. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel F

De leden van de VVD-fractie vragen ten slotte hoe andere lidstaten omgegaan zijn met de mogelijkheid tot het vervangen van emissierechten die zijn overgebleven aan het einde van de planperiode 2005–2007.

De genoemde mogelijkheid (het zogenaamde «banking») wordt gegeven door artikel 13, tweede lid, van de EG-richtlijn handel in broeikasgasemissierechten. Alleen Frankrijk en Polen maken van deze optie gebruik. Dit blijkt uit een overzicht dat gemaakt is door het Fraunhofer-Institut (Karlsruhe) en het Öko-Institut (Berlijn) uit november 2005.3 In beide landen geldt de restrictie dat bedrijven alleen emissierechten mogen meenemen naar de volgende planperiode indien hun feitelijke emissies in de planperiode 2005–2007 lager liggen dan de aan hen toegewezen emissierechten. «Banking» is in dat geval mogelijk naar rato van de omvang van de bereikte reductie.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel


XNoot
1

PbEU L 386.

XNoot
2

PbEU L 275.

XNoot
1

Kamerstukken II 2003/04, 29 565, nr. 7, blz. 16.

XNoot
2

Kamerstukken I 2004/05, 29 766, C, blz. 4.

XNoot
3

Umweltbundesamt – Deutsche Emissionshandelsstelle (DEHSt), Implementation of Emissions Trading in the EU: National Allocation Plans of all EU States, Brief fact sheets of EU member state allocation plans, november 2005.

Naar boven