nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de verplichtingen
die voortvloeien uit de vrijheid van dienstverrichting neergelegd in artikel
49 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap noodzakelijk
is in de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus clausules
op te nemen betreffende de wederzijdse erkenning van beroepseisen gesteld
aan het verrichten of aanbieden van beveiligings- of recherchewerkzaamheden
door het in stand houden van een beveiligingsorganisatie of recherchebureau,
en dat het met het oog op die verplichtingen voorts wenselijk is enkele artikelen
van deze wet aan te passen in verband met de stroomlijning van de procedure
die geldt ten aanzien van beveiligingsorganisaties en recherchebureaus die
geen vestiging in Nederland hebben;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus wordt
gewijzigd als volgt:
A
Aan artikel 2 wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Met een vergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt gelijkgesteld
een vergunning afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie dan wel
een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij
een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland bindt,
en die een beroepsniveau waarborgt dat ten minste gelijkwaardig
is aan het niveau dat met de nationale vergunning wordt nagestreefd.
B
Na artikel 4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 4a
Met de eisen inzake de betrouwbaarheid terzake van het verrichten of aanbieden
van beveiligings- of recherchewerkzaamheden door het in stand houden van een
beveiligingsorganisatie of recherchebureau, bedoeld in artikel 4, eerste lid,
7, vijfde lid, en 10, eerste lid, van deze wet, worden gelijkgesteld eisen
inzake de betrouwbaarheid die worden gesteld in een andere lidstaat van de
Europese Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese
Unie, die partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag
dat Nederland bindt, en die een niveau van betrouwbaarheid waarborgen dat
ten minste gelijkwaardig is aan het niveau dat met de nationale eisen wordt
nagestreefd.
C
Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt:
1. Het derde lid komt te luiden:
3. Een beveiligingsorganisatie of recherchebureau, zonder vestiging
in Nederland, aan welke een vergunning is verleend als bedoeld in artikel
2, eerste en tweede lid, laat personen als bedoeld in het tweede lid, geen
beveiligingsonderscheidenlijk recherchewerkzaamheden in Nederland verrichten,
dan nadat voor hen toestemming is verkregen van Onze Minister.
2. In het zesde en zevende lid wordt «De toestemming, bedoeld
in het eerste en tweede lid,» vervangen door: De toestemming, bedoeld
in het eerste, tweede en derde lid.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
8. Met de toestemming, bedoeld in het eerste en derde lid, wordt
gelijkgesteld een verklaring afgegeven in een andere lidstaat van de Europese
Unie dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die
partij is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat
Nederland bindt, en die een beroepsniveau waarborgt dat ten minste gelijkwaardig
is aan het niveau dat met de nationale toestemming wordt nagestreefd.
D
Onder vernummering van het negende lid tot tiende lid wordt in artikel
9 een lid ingevoegd, luidende:
9. Met een legitimatiebewijs, bedoeld in het achtste lid, wordt gelijkgesteld
een legitimatiebewijs afgegeven in een andere lidstaat van de Europese Unie
dan wel een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij
is bij een daartoe strekkend of mede daartoe strekkend Verdrag dat Nederland
bindt, en dat een beroepsniveau waarborgt dat ten minste gelijkwaardig is
aan het niveau dat met het nationale legitimatiebewijs wordt nagestreefd.
E
In artikel 10, vijfde lid, wordt «dan wel, indien hij niet woonachtig
is in Nederland, een korpschef of de commandant van de Koninklijke marechaussee
die ingevolge artikel 7, tweede of derde lid, aan een beveiligingsorganisatie
waarvoor de alarminstallateur gaat werken toestemming kan geven» vervangen
door: dan wel, indien hij niet woonachtig is in Nederland, een korpschef,
de commandant van de Koninklijke marechaussee of Onze Minister, die ingevolge
artikel 7, tweede of derde lid, aan een beveiligingsorganisatie waarvoor de
alarminstallateur gaat werken toestemming kan geven.
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,