30 609
Regels omtrent ruimtevaartactiviteiten en de instelling van een register van ruimtevoorwerpen (Wet ruimtevaartactiviteiten)

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 18 oktober 2006

Met belangstelling heb ik kennis genomen van de vragen van de Tweede Kamer naar aanleiding van het voorstel tot vaststelling van regels omtrent ruimtevaartactiviteiten en de instelling van een register van ruimtevoorwerpen. Ik ben verheugd dat de Tweede Kamer zich bereid heeft getoond om het wetsvoorstel op korte termijn in behandeling te nemen.

Ik vertrouw erop dat ik met deze nota de vragen in voldoende mate heb beantwoord en dat deze nota zal bijdragen aan een spoedige behandeling van het wetsvoorstel.

De leden van de fractie van de VVD vroegen naar de ogenschijnlijke tegenstelling in de inleiding van de memorie van toelichting, ten aanzien van het soort activiteiten waarvoor onderhavig wetsvoorstel regels stelt. Het wetsvoorstel stelt regels ten aanzien van ruimtevaartactiviteiten, in de zin van het lanceren van een ruimtevoorwerp, het bedienen van de vlucht of het geleiden van ruimtevoorwerpen in de ruimte. Lanceringen zullen om technische redenen niet snel vanaf Nederlands grondgebied plaatsvinden, hoewel in de toekomst een lancering vanaf een Nederlands schip of luchtvaartuig niet kan worden uitgesloten. De regels zullen in de praktijk daarom vooralsnog slechts betrekking hebben op laatstgenoemde activiteit: het geleiden (besturen) van een ruimtevoorwerp vanaf een besturingsstation of controlecentrum in Nederland, teneinde het ruimtevoorwerp werkzaam te houden in de kosmische ruimte. Immers, met de vestiging in Nederland van een commerciële partij op het gebied van telecommunicatiediensten per satelliet, vindt tevens het operationeel beheer van deze commerciële telecommunicatie-satellieten vanuit Nederland plaats. Aan de voor deze activiteit noodzakelijke vergunning zullen voorschriften en beperkingen kunnen worden verbonden die bijvoorbeeld betrekking hebben op de besturing van het ruimtevoorwerp (i.c. satelliet) in relatie tot de veiligheid van personen en goederen, de bescherming van het milieu in de kosmische ruimte of de bescherming van de openbare orde. Het wetsvoorstel voorziet evenwel niet in regels ten aanzien van de toepassingsmogelijkheden van het betreffende ruimtevoorwerp. Zo is het overbrengen van televisie, radio- of internet-signalen of ander dataverkeer met behulp van satellieten onderworpen aan de wet- en regelgeving op het gebied van telecommunicatie of media. Gepoogd is dit onderscheid in de inleiding van de memorie van toelichting tot uitdrukking te brengen.

De leden van de fractie van de VVD vroegen voorts welk maatschappelijk probleem met het wetsvoorstel wordt opgelost, nu het wetsvoorstel in de praktijk vooralsnog slechts betrekking heeft op een beperkt aantal activiteiten, zoals het operationeel beheer van telecomsatellieten. Nut en noodzaak van voorliggend wetsvoorstel zijn primair gelegen in het voldoen aan voor Nederland geldende internationale verdragsverplichtingen. Ingevolge de Ruimteverdragen dient de verdragstaat toestemming te geven voor en voortdurend toezicht te houden op nationale ruimtevaartactiviteiten die worden verricht door private partijen. Omdat er momenteel private ruimtevaartactiviteiten vanuit Nederland plaatsvinden, ontstaat de verdragsrechtelijke verplichting die ruimtevaartactiviteiten te reguleren. De omstandigheid dat deze private activiteiten (vooralsnog) geen grote omvang kennen, is daarbij niet van belang.

Het belang van onderhavig wetsvoorstel is echter niet uitsluitend formeel-juridisch. Schade als gevolg van ruimtevaartactiviteiten kan oplopen tot honderden miljoenen euro’s. Indien Nederland niet voldoet aan de verplichtingen ingevolge de Ruimteverdragen, kan schade veroorzaakt door nationale ruimtevaartactiviteiten in voorkomend geval alleen al om die reden internationaalrechtelijk gezien leiden tot aansprakelijkheid van de Nederlandse staat. Daar komt bij dat de Ruimteverdragen bepalen dat, voor zover de verdragstaat moet worden aangemerkt als lanceerstaat, deze internationaal aansprakelijk is voor schade veroorzaakt door nationale ruimtevaartactiviteiten, ook als deze activiteiten worden verricht door private partijen. Zoals in de memorie van toelichting is aangegeven, kan voor de toekomst niet volledig worden uitgesloten dat Nederland gekwalificeerd moet worden als lanceerstaat. Om die reden voorziet het wetsvoorstel in een verhaalsrecht van de Nederlandse staat jegens degene wiens ruimtevaartactiviteit de schade heeft veroorzaakt en wordt dit verhaalsrecht geborgd door het stellen van een verzekeringsplicht.

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

C. E. G. van Gennip

Naar boven