30 600
Uitbreiding en wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de uitvoering van EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (REACH) en de overheveling van de bepalingen van de Wet milieugevaarlijke stoffen naar de Wet milieubeheer, alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten (Uitvoeringswet EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (REACH)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 3 oktober 2006

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen van haar bevindingen. Het verslag behandelt alleen die onderdelen waarover door de genoemde fracties inbreng is geleverd.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig en afdoende zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

1.  Algemeen

2.  Gemeenschappelijk standpunt

3.  Rechtstreekse werking

4.  EG-verordening registratie, evaluatie, en autorisatie van chemische stoffen (REACH)

4.1  Reikwijdte

4.2  Registratie- en informatieplicht in REACH

4.3  Verantwoordelijkheidsverdeling in REACH: bedrijfsleven

4.4  Verantwoordelijkheidsverdeling in REACH: overheid

5.  Uitvoering van REACH; titel 9.3 van hoofdstuk 9 WM

5.1  Strafrechtelijke handhaving

5.2  Toezicht en bestuurechtelijke handhaving

6.  Lasten en voordelen voor het bedrijfsleven

7.  Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

8.  Inspraak

9.  Artikelen

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel dat ervoor moet zorgen dat de Nederlandse wetgeving is aangepast aan de vereisten van de Europese verordening inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH-verordening). De ambities van REACH zijn gericht op het tot stand komen van een Europees systeem waarin de eigenschappen van stoffen op een voor iedereen kenbare manier zijn geregistreerd met het oog op de bescherming van mens en natuur tegen schadelijke stoffen. Deze ambitie wordt door de leden van de CDA-fractie van harte onderschreven. Deze leden roepen in herinnering dat in het proces van de totstandkoming van de verordening nogal eens kritische noten zijn gekraakt. Mede door de inzet van de Nederlandse regering is er een compromis bereikt dat een goede balans is tussen enerzijds de belangen van de bescherming van de gezondheid en de kwaliteit van het milieu en anderzijds een uitvoerbaar en handhaafbaar systeem met zo laag mogelijke administratieve lasten dat bovendien de concurrentieverhoudingen niet onnodig onder druk zet.

Sommige bepalingen van REACH zullen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur (AmvB) worden geregeld. De leden van de CDA-fractie rekenen er daarbij op dat de AmvB via een voorhangprocedure aan de Kamer wordt voorgelegd.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. De gezondheid van mens en milieu moet goed beschermd worden. Dit geldt in het bijzonder voor mensen die moeten werken met gevaarlijke stoffen. De leden van de PvdA-fractie hebben nog enige vragen en opmerkingen.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij hebben daarbij een aantal vragen en opmerkingen.

Deze leden vragen of de regering de nadelen en risico’s kan aangeven van de nu gehanteerde werkwijze rond de implementatie van REACH. Deze leden doelen hierbij op de vroege start van het wetswijzigingsproces, terwijl de behandeling van REACH in het Europees Parlement nog niet is afgerond. Voor welke in het voorliggende wetsvoorstel opgenomen wijzigingen van de Wet Milieubeheer, en andere wetten, bestaat de kans dat deze later weer teruggedraaid moeten worden, naar aanleiding van onvoorziene wijzigingen door het Europees Parlement dan wel de Raad van de Europese Unie? Welke andere lidstaten kiezen ook voor zo’n vroege start van de implementatie?

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Deze leden steunen de uitgangspunten van het wetsvoorstel, maar hebben ook een aantal bedenkingen. De registratie van chemische stoffen zal leiden tot betere kennis over de stoffen en meer gegevens opleveren over veiligheid in combinatie met blootstellingscenario’s. REACH lijkt in de bestaande patronen echter niet als een milieu- en gezondheidsmaatregel te worden gezien. Volgens de Europese Commissie en de Raad van Ministers is het uitsluitend een zaak van de Interne markt en Handel. Dat vertaalt zich ook in de voorzichtige wijze waarop REACH in het wetsvoorstel is vastgelegd.

2. Gemeenschappelijk standpunt

De leden van de CDA-fractie merken op dat in de memorie van toelichting nog steeds wordt uitgegaan van de vergelijking van oude EU-voorstellen en het gemeenschappelijk standpunt c.q. compromisvoorstel van de Europese Commissie van december 2005. Dit laatste voorstel is in de Kamer besproken. De leden van de CDA-fractie hebben aangegeven zich te kunnen vinden in dit compromis. Graag vernemen zij wat de laatste stand van zaken met betrekking tot de REACH-verordening is. Zij maken bij de bespreking van dit wetsvoorstel het voorbehoud dat zij eventuele wijzigingen ten opzichte van het compromisvoorstel van december 2005 eerst op hun inhoudelijke merites willen kunnen beoordelen, alvorens eventuele voorstellen tot wijziging in het voorliggende wetsvoorstel aan de orde kunnen zijn.

De leden van de CDA-fractie concentreren zich nu bij de behandeling van het wetsvoorstel op een goede implementatie van het bereikte resultaat. De inhoud van de REACH-verordening op zichzelf kan, uitgaande van het compromis van december 2005, immers geen onderdeel van discussie meer zijn.

3. Rechtstreekse werking

De leden van de CDA-fractie merken op dat de REACH-verordening een rechtstreekse werking heeft. Dat betekent dat het wetsvoorstel erop is gericht de bestaande Nederlandse wetgeving op het gebied van registratie van stoffen voor een belangrijk deel te schrappen en alleen nog die elementen te regelen die de lidstaten moeten regelen om tot een goede uitvoering van de verordening te komen. Kan de regering beargumenteerd aangeven dat inderdaad alle relevante bepalingen zijn geschrapt en daarmee ook de harde garantie geven dat er geen dubbelingen met of «koppen» op de verordening overblijven na invoering van het voorliggende wetsvoorstel? Verder moet voorkomen worden dat er een vacuüm kan ontstaan doordat nationale bepalingen al zijn vervallen terwijl REACH-verplichtingen nog niet van toepassing zijn op alle stoffen. De leden van de CDA-fractie vragen nadere toelichting hoe de regering denkt een dergelijke situatie te voorkomen. Verder stelt REACH alleen duidelijke regels voor de mogelijkheid van beperkende nationale maatregelen gedurende de overgangstermijn van zes jaren. Lidstaten mogen namelijk gedurende deze termijn alleen die strengere nationale bepalingen uitvoeren waarvoor in het verleden EU-toestemming is verkregen. De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering een overzicht te geven van alle stoffen waarop deze strengere nationale bepalingen van toepassing zullen zijn. Ook vragen zij de regering aan te geven of, en zo ja op welke wijze, de regering zich wil inspannen deze nationale beperkingen op EU-niveau door te voeren in het kader van een actualisatie door de Commissie.

De leden van de PvdA-fractie vrezen dat er een gat zal ontstaan tussen het vervallen van verplichtingen vanuit Wet milieugevaarlijke stoffen en het gaan gelden van REACH-verplichtingen, omdat REACH lange overgangsperioden kent. Deze leden vinden het dan ook noodzakelijk dat er een regeling komt waarbij nationale verplichtingen blijven bestaan totdat REACH-verplichtingen gaan gelden.

Deze leden vragen wat er wordt gedaan om verwarring over de geldende regels, doordat REACH en nationale regels naast elkaar bestaan, te voorkomen?

De leden van de VVD-fractie merken op dat, aangezien REACH een verordening is, er sprake is van rechtstreekse werking. De verordening maakt na haar inwerkingtreding deel uit van het nationale recht van de lidstaten. Om REACH in de praktijk goed te laten werken, zijn de lidstaten verplicht om de noodzakelijke uitvoeringsregels op te stellen. Kan de regering, afgezien van deze noodzakelijke uitvoeringsregels, een overzicht geven, puntsgewijs dan wel in tabelvorm, van de elementen van het voorliggende wetsvoorstel die aanvullend zijn op de vereisten uit de REACH-verordening? Met andere woorden, voor welke onderwerpen is sprake van een «kop» op de (verwachte) REACH-verordening?

4. EG-verordening registratie, evaluatie, en autorisatie van chemische stoffen (REACH)

4.1 Reikwijdte

De leden van de SP-fractie hebben bedenkingen over de regels rond laagvolume stoffen. 23 000 van de 30 000 door REACH aangewezen stoffen vallen tussen de 1- tot 10-tonvolumegrens. Daar zou geen nieuwe informatieplicht voor zijn. Dat is opmerkelijk. Het gevaar van een stof voor milieu en gezondheid heeft niet per definitie een absolute ondergrens van 10 ton volume. De leden van de SP-fractie vinden dit een ongelukkige gang van zaken. Ook voor die grote groep van stoffen moet in het wetsvoorstel een informatieplicht opgenomen worden.

4.2 Registratie- en informatieplicht in REACH

De leden van de PvdA-fractie merken op dat REACH de instrumenten geeft die, mits toepassing daarvan goed verloopt, de informatie beter toegankelijk maken. Op de voorlichtingstaken die REACH de lidstaten oplegt gaat de memorie van toelichting nauwelijks in. Het is belangrijk dat mensen die met chemische stoffen moeten werken weten waar ze mee werken. De veiligheidsinformatiebladen moeten bijvoorbeeld correcte informatie bevatten, zodat vakbonden er ook beter op toe kunnen zien dat er veilig gewerkt wordt. Hoe gaat deze taak in Nederland uitgevoerd worden?

Een onzekere factor is hoe er, na de inwerkingtreding van REACH, wordt omgegaan met geheimhoudingsbepalingen voor documenten in beheer bij het Europees Chemicaliënagentschap (ECA). De leden van de PvdA-fractie vinden dat de uitzonderingen op openbaarheid restrictief moeten worden toegepast. De memorie van toelichting geeft niet aan of de REACH-openbaarheidsvereisten voor stoffen ook op nationaal niveau zullen worden toegepast. Ligt het in de lijn der verwachting dat dit nog gaat gebeuren?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de resultaten van dierproeven verplicht en tegen betaling moeten worden gedeeld of doorgegeven om herhalingen van dierproeven te voorkomen. Ook hier moeten uitzonderingen op openbaarheid restrictief worden toegepast en moeten bedrijven zich niet te gemakkelijk kunnen beroepen op geheimhouding of vertrouwelijkheid van informatie en is een restrictieve toepassing van uitzonderingen op openbaarheid gewenst.

De leden van de PvdA-fractie vragen hoeveel groepen stoffen, waarover nationale regels mogen worden opgesteld, buiten de verordening vallen. Kunnen voor niet-registratieplichtige stoffen, zoals stoffen onder één ton per jaar, op nationaal niveau andere vereisten (zoals bijvoorbeeld een administratieplicht) gesteld worden? Hoe wordt voor deze categorie omgegaan met de substitutieplicht? Moeten stoffen waarvan wordt vastgesteld dat ze gevaarlijk zijn voor mens en milieu worden vervangen door veilige alternatieven?

De leden van de SP-fractie zijn nog steeds zeer ontstemd over de grote hoeveelheid proefdieren die voor registratie nodig zouden zijn. Deze leden zien het ethische dilemma tussen dierproeven en volksgezondheid. Dat de industrie nu komt met een geschat aantal van 11 miljoen dieren voor de komende 11 jaar komt in de buurt van «morele chantage», aldus deze leden. Dat is de komende elf jaar dus twee dieren per minuut. Deze leden zijn hierover zeer verontwaardigd en vragen zich af of dit werkelijk nodig is. Er wordt in Nederland jaarlijks zo’n € 900 000 uitgetrokken voor ontwikkeling van alternatieven. De successen daarvan zoals celkweken en computermodellen moeten zoveel mogelijk ingezet worden. Het ontbreekt op het vlak van alternatieve proeven nog aan goede informatieverstrekking over beschikbaarheid van testmethoden. Deze informatie is cruciaal aangezien daar waar alternatieve testmethoden op korte termijn beschikbaar komen, de dierproef uitgesteld kan worden tot het alternatief voor handen is. Op deze wijze kunnen onnodige dierproeven voorkomen worden. Het Stoffenexpertisecentrum moet ook hierin een centrale rol vervullen. Om de alternatieve testmethoden breed in te zetten zal ook van de kant van de industrie financieel bijgedragen moeten worden. Graag een reactie van de regering hierop.

De leden van de SP-fractie willen tevens benadrukken dat zorgvuldig moet worden gekeken naar dubbelingen in testen van dezelfde stoffen en naar het onnodig testen van stoffen. Voor dit laatste moet de wetgever de industrie dwingen stoffen per groep te analyseren en indien nodig per groep te verwijderen. Dat voorkomt veel onnodig dierenleed.

Volgens de leden van de SP-fractie ontbreekt in het wetsvoorstel een verplichting om gevaarlijke stoffen te vervangen. Op grond van het wetsvoorstel zou de industrie verplicht moeten worden tot het zoeken naar en toepassen van schone alternatieven wanneer stoffen een ernstige bedreiging blijken voor gezondheid en milieu. De wetgeving laat het nu te veel aan indirecte impulsen over of bedrijven overstappen op alternatieven. De investerings- en innovatiedruk die dat op termijn met zich mee zal brengen, zal zich op de lange termijn leiden tot een sterke mondiale concurrentiepositie voor onze chemische industrie.

De beoordeling van gevaren op grond van de ingestuurde registraties ligt bij een door de Europese Unie ingesteld onafhankelijk instituut in Finland. De definitieve toets ten aanzien van stoffen is aan hen. De normen waarop ze toetsen zijn nogal vaag geformuleerd («adequate control»). De leden van de SP-fractie zien graag dat die controle in ieder geval voor Nederlandse bedrijven specifieker in het wetsvoorstel gedefinieerd wordt.

4.3 Verantwoordelijkheidsverdeling in REACH: bedrijfsleven

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de verantwoordelijkheid voor het verantwoord omgaan met stoffen bij de industrie wordt gelegd. De algemene zorgplicht (duty of care) is het fundament van REACH. Wat zijn de gevolgen van een niet nader gespecificeerde zorgplicht voor bijvoorbeeld de rechtsonzekerheid en de gevolgen van handhaving? Voor de informatieuitwisseling moet zowel up- als downstream en tussen alle actoren in de toeleveringsketen informatie worden uitgewisseld. Volgens de memorie van toelichting gebeurt dit vooral via het veiligheidsinformatieblad en via de communicatieverplichtingen. Wie ziet er op toe dat hier de juiste informatie vermeld wordt? Ook treedt er een verschuiving op in het aantonen van de risico’s. Hoe wordt hier op toegezien?

4.4 Verantwoordelijkheidsverdeling in REACH: overheid

Het ECA krijgt in Europees verband een belangrijke rol bij de goede uitvoering van de afspraken die in het kader van REACH zijn gemaakt. De leden van de CDA-fractie zijn benieuwd naar de stand van zaken met betrekking tot de voorbereiding van de oprichting van deze instantie, welke kosten zijn daarmee gemoeid en welke kostenbesparing kan hieruit voor lidstaten voortvloeien omdat zij op nationaal niveau geen activiteiten meer hoeven te ondernemen die ECA gaat uitvoeren. Ten aanzien van de geheimhoudingsbepalingen die het ECA zal beheren vragen de leden van de CDA-fractie nadere toelichting van de regering hoe deze bepalingen zich verdragen tot de vereisten ten aanzien van openbaarheid die voortvloeien uit het Verdrag van Aarhus.

5. Uitvoering van REACH; titel 9.3 van hoofdstuk 9 WM

5.1 Strafrechtelijke handhaving

Ten aanzien van de sanctionering vragen de leden van de CDA-fractie zich af of er zicht is op de zwaarte van de te nemen strafmaatregelen ten opzichte van de sanctionering in de andere lidstaten. Is Nederland coulanter dan de andere lidstaten of zijn de Nederlandse strafmaatregelen juist zwaarder? Dit heeft immers gevolgen voor de concurrentiepositie van de Nederlandse bedrijven die onder REACH vallen. In reactie op het advies van de Raad van State stelt de regering dat het wenselijk is dat de lidstaten bij de sanctionering van overtredingen niet totaal verschillend te werk gaan. Wat is de positie van Nederland indien dit toch dreigt te gebeuren?

In het verlengde hiervan stellen de leden van de CDA-fractie vragen over het niet zelf sanctionerend kunnen optreden van het ECA in de relatie tussen het ECA en de bedrijven. De ECA is hiervoor immers afhankelijk van de lidstaat. In de memorie van toelichting (onder c) wordt gezegd dat één van de uitgangspunten bij de opstelling van het huidige wetsvoorstel is, dat de lidstaten sanctionerend moeten kunnen optreden in de relatie tussen een bedrijf en het ECA. Het is de leden van de CDA-fractie niet geheel duidelijk in hoeverre de lidstaat verplicht is gehoor te geven aan het verzoek van de ECA sanctionerend op te treden. In de memorie van toelichting staat namelijk dat «indien het ECA in het kader van de nalevingscontrole ingevolge artikel 40 van REACH onregelmatigheden op het spoor komt, de lidstaat tot sanctionering kan overgaan op verzoek van of na overleg met het ECA. De lidstaat bepaalt welke sanctie het meest passend en effectief is.» Dit zou volgens deze leden impliceren dat de lidstaat niet verplicht is het verzoek van de ECA op te volgen. Als deze zienswijze inderdaad correct is, wat is dan de achterliggende reden om dit niet te verplichten? Dit zou immers kunnen leiden tot verschillen tussen lidstaten in sanctionering.

5.2 Toezicht en bestuurechtelijke handhaving

Met betrekking tot de bestuursrechtelijke handhaving willen de leden van de CDA-fractie graag een nadere toelichting op de vraag wie bevoegd is of zijn tot het treffen van bestuursrechtelijke sancties. Is de regering voornemens om (delen van) deze bevoegdheden te delegeren naar andere overheden? Verder zal bijlage XVII bij REACH, die alle beperkingen bevat die in het kader van de Stoffenverbodsrichtlijn en dochterrichtlijnen zijn gesteld, direct in werking treden. De lidstaten hebben indertijd bij de implementatie van deze bijlage handhavingsbepalingen toegevoegd. De leden van de CDA-fractie vragen zich af hoe de regering denkt om te gaan met deze handhavingsbepalingen.

6. Lasten en voordelen voor het bedrijfsleven

Evenals de Raad van State hechten de leden van de CDA-fractie aan de tijdige uitvoering van dit wetsvoorstel. Immers verwarring over de geldende regels als gevolg van het naast elkaar bestaan van REACH en nationale regels moet worden voorkomen. Voor alle betrokkenen moet helder zijn aan welke vereisten ze moeten voldoen. Het baart de leden van de CDA-fractie dan ook grote zorgen dat uit onderzoek van KPMG van juni 2006 is gebleken dat bijna de helft van de Nederlandse bedrijven die straks met REACH te maken krijgt niet bekend is met het nieuwe systeem onder REACH en dus ook nog geen voorbereidingen heeft getroffen. Dit terwijl naar verwachting REACH volgend voorjaar al in werking zal treden. Tijdens een algemeen overleg over REACH in het najaar van 2005 is van de zijde van het kabinet aangegeven dat er een grote voorlichtingscampagne gestart zou worden samen met VNO/NCW, MKB en een aantal branche-organisaties. Blijkbaar is deze nog niet begonnen of werpt deze nog niet veel vruchten af getuige de uitslag van het KPMG-onderzoek. Gaarne nadere toelichting wat de regering hieraan denkt te doen. Onbekend maakt immers ook onbemind.

De leden van de CDA-fractie merken op dat uit hetzelfde onderzoek is gebleken dat de kleine groep bedrijven die wel bekend is met REACH grote (nadelige) gevolgen voorziet voor het bedrijfsleven als REACH in werking is getreden. Zij vrezen met name dat door de bepalingen van REACH bepaalde stoffen niet meer geproduceerd zullen worden vanwege de hogere kosten en administratieve lastenverzwaring. Afnemers van deze producten zullen dan in grote problemen kunnen komen als zij niet tijdig een vervangend product vinden. Een ander probleem dat het bedrijfsleven signaleert is het feit dat afnemers aan hun toeleveranciers zullen moeten aangeven hoe ze stoffen die onder REACH vallen, zullen gebruiken. De toeleverancier dient dit namelijk mee te nemen in de registratieprocedure zodat het wordt opgenomen in het «chemical safety datasheet». Als dit niet gebeurt (bijvoorbeeld uit concurrentie-overwegingen) zal het gebruik van de stof niet worden toegestaan.

De leden van de CDA-fractie constateren dan ook een grote discrepantie tussen de geluiden uit het bedrijfsleven en datgene wat in de memorie van toelichting wordt gesteld en zij vragen om een nadere toelichting. In het kader van de doelstelling van dit kabinet om de administratieve lasten voor het bedrijfsleven aanzienlijk te verlichten, vragen de leden van de CDA-fractie zich af welke inspanningen de regering verricht om de administratieve lastenverzwaring als gevolg van REACH zo gering mogelijk te houden.

Volgens de leden van de VVD-fractie gaat de memorie van toelichting in op lasten en voordelen voor het bedrijfsleven en worden daarbij de onderzoeken van KPMG / TNO en SIRA Consulting aangehaald. Waarom heeft de regering Actal niet geraadpleegd?

Overige effecten

De leden van de CDA-fractie merken op dat in de memorie van toelichting wordt gesteld dat het netto effect op innovatie onzeker is, maar op de lange termijn positief lijkt. Hieruit kan afgeleid worden dat de regering van mening is dat de grotere inspanning voor testen en registreren (die ten koste kan gaan van de innovatiecapaciteit van bedrijven) niet opweegt tegen het opheffen van het financiële nadeel voor het op de markt brengen van nieuwe stoffen en het verlichten van de R&D-meldingsplicht. De leden van de CDA-fractie willen gaarne een nadere onderbouwing van de regering waarop dit optimisme is gestoeld.

7. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets wordt geconstateerd dat er niet veel meer handhavingscapaciteit wordt vereist na de invoering van REACH dan nu het geval is. Is de voor het onderhouden van een systeem van officiële controles en andere op de situatie afgestemde capaciteiten (een vereiste op grond van art. 124 REACH) noodzakelijke capaciteit daadwerkelijk aanwezig?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in artikel 9.3.3 de regering ervoor kiest te volstaan met een verwijzing naar de bepalingen van REACH die strafrechtelijk gehandhaafd kunnen worden, omdat het overschrijven van de in titel 9.3 REACH inhoudelijk geformuleerde verboden tot een zeer uitgebreide regeling zou leiden en allerlei problemen van redactionele aard op zou leveren. Deze leden vragen zich af of door deze rechtstreekse implementatie geen problemen met de handhaafbaarheid zullen optreden.

8. Inspraak

De leden van de PvdA-fractie merken op dat in het voorliggende wetsvoorstel geen bepalingen zijn opgenomen over de inspraak bij de nationale voorbereiding van de EU-besluitvorming. Omdat de rechtsbescherming voor derden-belanghebbenden minimaal of afwezig is (beroep is alleen mogelijk als er sprake is van rechtstreeks en individueel belang) op het EU-niveau, is het van belang om dit nationaal goed te regelen. Wat betreft deze leden moeten derden-belanghebbenden ook betrokken worden bij het opstellen van de bepalingen, een stap verder dan inspraak alleen. Volgens deze leden, die ook bedrijven als derden-belanghebbenden beschouwen, is het is van belang dat ook bedrijven er van het begin af aan bij betrokken worden.

9. Artikelen

Artikel 9.2.1.2.

De leden van de CDA-fractie merken op dat dit artikel de zogenoemde «zorgplicht» betreft voor bedrijven alle maatregelen te treffen die redelijkerwijs getroffen kunnen worden teneinde gevaren voor de gezondheid van mens of voor het milieu zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken bij het gebruik van bepaalde stoffen. De leden van de CDA-fractie zouden graag een nadere toelichting van de regering wensen wat precies verstaan wordt onder deze maatregelen die redelijkerwijs getroffen zouden moeten worden. In het kader van de overzichtelijkheid en duidelijkheid van de regelingen is het van groot belang voor bedrijven goed te weten wat hun plichten zijn.

Artikel 48 REACH

De leden van de CDA-fractie merken op dat artikel 48 van de EU-verordening de mogelijkheid biedt voor een nationale bevoegde instantie om over het gebruik van een locatiegebonden geïsoleerd tussenproduct waaraan zorgwekkende risico’s zijn verbonden, nadere informatie te verlangen. De leden van de CDA-fractie zijn van oordeel dat buitengewoon terughoudend van deze bevoegdheid gebruik gemaakt moet worden en vragen de regering om concreet aan te geven of nu al bekend is of van deze bevoegdheid gebruik gemaakt zou moeten worden. Deze leden willen graag aan de hand van een concreet voorbeeld kunnen beoordelen wat de meerwaarde van het opnemen van deze bepaling is.

De voorzitter van de commissie,

Buijs

De griffier van de commissie,

Van der Leeden


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Hofstra (VVD), Buijs (CDA), voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Van Gent (GL), Snijder-Hazelhoff (VVD), Depla (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van den Brink (LPF), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Spies (CDA), van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Fierens (PvdA), ondervoorzitter, Timmer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Kruijsen (PvdA), Samsom (PvdA), Hermans (LPF), Veenendaal (VVD), Lenards (VVD), Krähe (PvdA) en Vacature (algemeen).

Plv. leden: Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ormel (CDA), Halsema (GL), Örgü (VVD), Dubbelboer (PvdA), Hessels (CDA), Vacature (LPF), Knops (CDA), Vendrik (GL), Van der Staaij (SGP), Vietsch (CDA), Vergeer (SP), Sterk (CDA), Haverkamp (CDA), Koşer Kaya (D66), Vacature (SP), Boelhouwer (PvdA), Verbeet (PvdA), Balemans (VVD), Waalkens (PvdA), Van Heteren (PvdA), Roefs (PvdA), Varela (LPF), Oplaat (VVD), Van der Sande (VVD) en Crone (PvdA).

Naar boven