30 599
Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs inzake colleges van bestuur en raden van toezicht

nr. 21
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 juli 2008

In mijn brief d.d. 1 april 2008 (Kamerstukken 2007–2008, 30 599, nr. 18) heb ik u toegezegd in overleg te treden over de mogelijkheden waarop het enquêterecht in de sector voor beroepsonderwijs en volwasseneducatie (bve-sector) toegepast zou kunnen worden. Op basis van de uitkomsten van dit overleg zou ik u vóór het zomerreces nader informeren.

Bij het vraagstuk over de juiste checks and balances in de bestuurlijke verhoudingen is het zinvol om verder dan de bve-sector zelf te kijken. In dit verband hecht ik veel waarde aan een bredere oriëntatie op de vraag wat in het algemeen voor organisaties in de publieke sector een verstandige lijn is. Het is immers niet nodig om binnen de verscheidene sectoren steeds opnieuw het wiel uit te vinden. Ook wil ik rekening houden met reeds bestaande ontwikkelingen.

Gezien het belang van het vraagstuk wil ik een zorgvuldige afweging maken in de verschillende mogelijkheden voordat ik een besluit neem over het enquêterecht. Bovendien is het overleg met betrokken partijen op dit moment nog niet geheel afgerond. Om die redenen lukt het mij niet u al vóór het reces inhoudelijk nader te informeren. Komend najaar zal ik dat alsnog doen.

Overigens kan ik u melden dat vakbonden reeds het enquêterecht bij de Ondernemingskamer kunnen uitoefenen. Dit betekent dat personeelsgeledingen van de bestaande medezeggenschapsorganen in de bve-sector via de vakbonden al gebruik kunnen maken van dit instrument.

Ik vertrouw erop u hiermee voorlopig voldoende te hebben geïnformeerd.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven