30 597
Toekomst AWBZ

nr. 35
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 oktober 2008

1. Inleiding

Met deze brief kom ik tegemoet aan de toezeggingen die ik uw Kamer in een eerder stadium heb gedaan:

• In de brief «Zeker van zorg, nu en straks» (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 597, nr. 15) heb ik toegezegd om de gecumuleerde inkomensconsequenties in beeld te brengen van de in 2010 in te voeren eigen bijdrage voor de functie begeleiding en de per 2009 in te voeren Wet tegemoetkoming Chronisch Zieken en Gehandicapten.

• In de brief «Invoering Vermogensinkomensbijtelling in de AWBZ» die ik op 8 oktober 2008 naar de Kamer heb gestuurd heb ik toegezegd dat ik hierbij ook de vermogensinkomensbijtelling, die wordt ingevoerd per 1 juli 2009, zal betrekken.

• Tijdens het begrotingsonderzoek VWS 2009 van 30 oktober jl. heb ik toegezegd op verschillende punten nog nadere informatie te verstrekken.

Voor een uitgebreide toelichting op de verschillende wijzigingen verwijs ik naar de brieven die eerder over dit onderwerp naar u zijn toegestuurd1. In deze brief wordt bekeken wat het cumulatieve effect van deze maatregelen op het besteedbaar inkomen is. In paragraaf 2 van deze brief wordt in beeld gebracht hoeveel verzekerden nadeel ondervinden van de verschillende maatregelen. Er wordt een inschatting gegeven van het aantal mensen dat wordt geconfronteerd met de inkomenseffecten van meer dan één maatregel. In paragraaf 3 zal voor verschillende cases worden nagegaan wat de mutaties in besteedbaar inkomen zijn indien er daadwerkelijk een cumulatie van de maatregelen optreedt.

2. Cumulatie van maatregelen

2.1. Vermogensinkomensbijtelling

In de brief «Invoering vermogensinkomenbijtelling in de AWBZ», die ik op 8 oktober jl. aan u heb gestuurd, ben ik al uitgebreid ingegaan op de werking van de vermogensinkomensbijtelling. Hier wil ik nog kort ingaan op de belangrijkste kenmerken van de vermogensinkomensbijtelling.

Gebruikers van AWBZ-zorg met vermogen zullen een hogere eigen bijdrage gaan betalen dan tot nu toe het geval was. Concreet betekent de regeling dat er een vermogensinkomensbijtelling zal gaan plaatsvinden voor de eigen bijdrage AWBZ en Wmo.

Deze bijtelling houdt in dat 4% van het vermogen van box 3 bij het verzamelinkomen wordt opgeteld. Het gaat bij het vermogen om spaargelden en beleggingen boven het heffingsvrije vermogen. De vermogensinkomensbijtelling houdt een groot deel van het vermogen in tact. Ook het eigen huis hoeft met de invoering van dit voorstel niet te worden opgegeten.

Een belangrijke overweging om de vermogensinkomensbijtelling te introduceren is om verzekerden die hun oudedagsvoorziening hebben geregeld door een eigen vermogen op te bouwen beter vergelijkbaar te maken met personen die hun oudedagsvoorziening hebben geregeld door een reguliere pensioenopbouw. Ik wil dat hier nader onderbouwen.

Bij een 70-jarige die bovenop zijn AOW een aanvullend pensioen van € 10 000 ontvangt, wordt deze € 10 000 meegenomen bij de bepaling van de eigen bijdrage AWBZ. Indien hij extramurale zorg ontvangt, moet hij maximaal € 60 per maand1 aan eigen bijdrage betalen over de € 10 000.

Van een 70-jarige die een zodanig eigen vermogen heeft opgebouwd dat hij gedurende 15 jaar bovenop zijn AOW € 10 000 kan besteden (dat kan met een vermogen van circa € 135 000)2 wordt op grond van de huidige regeling slechts een eigen bijdrage van maximaal € 10 gevraagd. Op basis van zijn vermogen wordt maximaal € 3600 inkomen meegenomen bij de bepaling van de eigen bijdrage (4% van € 90 000). Indien hij extramurale zorg ontvangt, leidt dat tot een eigen bijdrage van de bovengenoemde€ 10.

Door de introductie van de vermogensinkomensbijtelling verdubbelt het bedrag dat wordt meegenomen voor de bepaling van de inkomensafhankelijke bijdrage tot maximaal € 7200; (2 x 4% van € 90 000). Indien hij extramurale zorg ontvangt, moet hij maximaal € 40 aan eigen bijdrage betalen over die € 7200. Dat is nog steeds minder dan de persoon die via pensioenopbouw zijn oudedagsvoorziening heeft geregeld.

Uit bestanden van het CAK, in combinatie met gegevens van de Belastingdienst is gekeken hoeveel van de AWBZ-populatie een vermogen heeft boven de vrijlatingsgrenzen. In tabel 1 zijn de uitkomsten hiervan opgenomen.

Tabel 1: Inkomen boven de vrijlatingsgrenzen

 Intramuraal in procentenExtramuraal in procenten
<= 09088
1 – 2000034
20001 – 4000022
40001 – 6000011
60001 – 8000011
80001 – 10000011
meer dan > 10000034
Totaal100100

Het blijkt dat circa 90% van de AWBZ-populatie geen vermogen heeft boven de vrijlatingsgrenzen en dus in het geheel geen inkomensconsequenties ondervindt van de invoering van deze maatregel.

2.2 Eigen bijdrage voor de nieuwe functie begeleiding

In de brief «Zeker van zorg, nu en straks» (Kamerstuk 2007–2008, 30 597, nr. 15) en in de brief «uitwerking AWBZ pakketmaatregelen» (Kamerstuk 2008–2009, 30 597, nr. 29) ben ik al uitgebreid in gegaan op de pakketmaatregel OB/AB. Deze pakketmaatregelen zijn nodig om de aanzienlijke groei van de functies OB en AB te verminderen. In eerste plaats betreft dit het samenvoegen van de huidige drie functies OB, AB en behandeling tot twee nieuwe functies: begeleiding en behandeling. De begeleiding wordt daarnaast beperkt tot de doelstelling «zelfredzaamheid». Daarnaast heb ik aangeven dat ik een eigen bijdrage wil invoeren voor deze nieuwe functie. Hiermee wordt al te «lichtvaardig» gebruik tegengegaan en wordt gewaarborgd dat mensen kritischer kijken naar hun gebruik van zorg. Tevens wordt een einde gemaakt aan de uitzonderingspositie van de functie begeleiding. Het was de enige functie waarover geen eigen bijdrage verschuldigd was.

De invoering van een eigen bijdrage voor de functie begeleiding zal slechts effect hebben op een beperkt deel van de AWBZ/WMO-populatie. Dat maakt dat het aantal mensen dat wordt geconfronteerd met een cumulatie van inkomenseffecten als gevolg van de vermogensinkomensbijtelling en het invoeren van de eigen bijdrage zeer beperkt is.

Een groot gedeelte van de populatie AWBZ-gebruikers betaalt nu al de maximale eigen bijdrage. De invoering van een eigen bijdrage voor de functie begeleiding heeft voor deze groep dan ook geen inkomensgevolgen. Zij blijven de voor hen maximale eigen bijdrage betalen. Voor de populatie onder de 65 jaar geldt dit voor ongeveer 75% van de gebruikers van AWBZ-zorg. Voor 65-plussers is dit circa 50%.

Een cumulatie van de vermogensinkomensbijtelling en de eigen bijdrage voor de nieuwe functie begeleiding treft een nog beperktere groep. 90% van de AWBZ-populatie heeft, zoals hierboven vermeld, geen vermogen boven de vrijlatingsgrenzen.

2.3 Invoering Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten

De Wtcg biedt op gerichte wijze een financiële tegemoetkoming voor chronisch zieken en gehandicapten, zodat zij beter in staat zijn om maatschappelijk te participeren. De compensatie sluit aan bij de daadwerkelijk gemaakte kosten. Vergelijkbare kosten moeten leiden tot vergelijkbare compensatie. In de brief «Inkomenseffecten BU/Wtcg» van 7 oktober jl. wordt door SZW uitgebreid ingegaan op de inkomenseffecten. In die brief wordt aangegeven dat de overgang van de BU naar de Wtcg onvermijdelijk inkomensconsequenties heeft. Het kabinet heeft verschillende aanvullende maatregelen genomen om ongewenste negatieve koopkrachteffecten van de overgang van BU naar Wtcg te beperken. Over de specifieke inkomenseffecten die de invoering van de Wtcg met zich meebrengt, verwijs ik u naar de eerder aangehaalde brief. In deze brief wordt specifiek gekeken naar de samenloop met de andere maatregelen.

Niet elke AWBZ-gebruiker ondervindt inkomensgevolgen van de afschaffing van de BU en de invoering van de Wtcg. Een groot deel van de huidige AWBZ/Wmo populatie maakt geen gebruik van de huidige BU.

2.4 Cumulatie van effecten

Op basis van bovenstaande inzichten kan worden geconcludeerd dat het overgrote deel van de AWBZ/Wmo populatie geen cumulatie van de effecten zal ondervinden. Immers:

– Circa 90% van de populatie heeft een vermogen dat niet boven de vrijstellingsgrenzen uitkomt.

– Intramurale cliënten worden niet geconfronteerd met de invoering van de eigen bijdrage voor de nieuwe functie begeleiding.

– Een groot deel van de extramurale populatie zal geen gebruik maken van de nieuwe functie begeleiding, en zal daar dus ook geen eigen bijdrage voor betalen.

– Van de groep die wel gebruik gaat maken van de nieuwe functie begeleiding, ontvangt een groot deel ook andere zorg. Daarvoor betalen ze veelal een eigen bijdrage. Een groot deel van deze cliënten betaalt (75% van de 65-minners en 50% van de 65-plussers) al een maximale eigen bijdrage en ondervindt dus geen inkomensgevolgen van de invoering van een eigen bijdrage voor de functie begeleiding.

– Een substantieel deel van de AWBZ/Wmo populatie maakt geen gebruik van de huidige BU regeling.

3. Inkomenseffect als gevolg van de cumulatie van maatregelen

Om na te gaan hoe de maatregelen op elkaar inwerken, is voor een vijftal cases nagegaan hoe de inkomenseffecten van de verschillende maatregelen cumuleren. Ik wil nogmaals benadrukken dat de uitgewerkte cases geen representatief beeld geven voor de gehele AWBZ-populatie. Zoals uit de vorige paragraaf bleek, zal slechts voor een beperkt deel van de populatie een cumulatie van twee of meer effecten optreden. De hier geschetste grafieken zoomen dan ook in op een zeer beperkt deel van de AWBZ/Wmo-populatie.

Daarnaast moet hierbij ook de kanttekening worden gemaakt dat deze grafieken een vertekend beeld geven. In de AWBZ heeft het overgrote deel van de populatie een laag inkomen. Circa 90% van de alleenstaande 65-plussers heeft een AOW met een bruto aanvullend pensioen van maximaal € 9 000. De effecten die in de grafieken worden geschetst voor de «hogere» inkomens komen dus slechts in zeer beperkte mate voor.

In de onderstaande grafieken worden de cumulatieve effecten bij verschillende bruto inkomens vergeleken. De hoogte van het bruto inkomen van een cliënt mag niet worden verward met de hoogte van het vrij besteedbaar inkomen. Mensen met een hoog vermogen kunnen, bij een laag bruto inkomen, een hoog besteedbaar inkomen genieten.

Case 1 + 2: Intramuraal verblijvende alleenstaande 65-plusser met vermogen

In onderstaande grafiek wordt zichtbaar wat het effect is van de vermogensinkomensbijtelling (VIB) voor een alleenstaande 65-plusser die intramuraal verblijft en een vermogen heeft van € 30 000.

kst-30597-35-1.gif

Uit deze grafiek blijkt dat het effect van de vermogensinkomensbijtelling (VIB) beperkt is. Tot een inkomen van circa € 19 000 is het effect nihil, omdat het gehele vermogen van € 30 000 onder de vrijstellingsbedragen van het vermogen valt. De 65-plussers met een inkomen tot circa € 19 000 kennen een hoger vrijstellingsbedrag voor het vermogen dan 65-plussers met een inkomen boven de € 19 000. Ook voor de inkomensgroepen daarboven is het effect beperkt, omdat het bedrag dat boven het vrijstellingsbedrag uitkomst beperkt is. De invoering van de Wtcg, inclusief de compensatiemaatregelen, dempt de negatieve inkomenseffecten van de vermogensinkomensbijtelling maar doet ze niet altijd volledig teniet. Dat geldt in deze casus met name voor cliënten met een bruto inkomen boven de € 41 000 (en een vermogen van € 30 000). Voor verzekerden waarvoor deze casus van toepassing is, en die in het verleden geen gebruik maakten van de BU, valt het negatieve effect van de vermogensinkomensbijtelling bij elk inkomen weg tegen de positieve effecten van de Wtcg.

kst-30597-35-2.gif

In bovenstaande grafiek is het effect beschreven voor verzekerden die intramuraal verblijven en een vermogen hebben van € 60 000. Ook deze casus komt erg weinig voor. Uit deze grafiek blijkt de doorwerking van de verschillende grenzen van het vrijstellingsbedragen voor 65-plussers. Het effect van de vermogensinkomensbijtelling voor cliënten met een vermogen van € 60 000 is het grootst bij een inkomen vanaf circa€ 20 000 tot circa € 38 000. Daarna loopt het effect af. Vanaf een inkomen van circa € 43 000 is het effect nihil omdat in de huidige situatie bij dat inkomen nu al de maximale eigen bijdrage intramuraal wordt betaald. Het effect van het invoeren van de Wtcg doet hier ook de negatieve effecten van de vermogensinkomensbijtelling gedeeltelijk teniet. Alleen bij een inkomen van circa € 38 000 en boven € 43 000 treedt dit effect niet op. Voor cliënten die in zijn geheel geen gebruik maakten van de BU zijn de inkomenseffecten zonder meer positief.

Case 3: Intramuraal verblijvende alleenstaande 65-minner met vermogen

kst-30597-35-3.gif

In bovenstaande grafiek zijn de inkomenseffecten opgenomen van de vermogensinkomensbijstelling en de Wtcg voor alleenstaande 65-minners die intramuraal verblijven en een vermogen hebben van € 30 000. Voor deze groep gelden geen toeslagen op de vrijstellingsbijdragen op het vermogen, die afhankelijk zijn van het inkomen. De Wtcg compenseert voor cliënten met een inkomen boven € 30 000 de negatieve gevolgen van de invoering van de VIB ruimschoots. Dat geldt in mindere mate ook voor mensen met een inkomen onder € 22 000. Voor verzekerden die geen gebruik maakte van de BU wordt het negatieve effect van de vermogensinkomensbijtelling in zijn geheel teniet gedaan door de invoering van de Wtcg.

Case 4: Alleenstaande 65-plusser met vermogen, die extramurale zorg ontvangt, waaronder voor de functie begeleiding

kst-30597-35-4.gif

In bovenstaande grafiek is de situatie weergegeven van een verzekerde van 65-plus met een eigen vermogen van € 60 000. De verzekerde uit dit voorbeeld krijgt drie uur AWBZ-zorg voor de functie begeleiding en drie uur andere AWBZ-zorg. Uit de grafiek valt op te maken dat het effect van de vermogensinkomensbijtelling in combinatie met de eigen bijdrage voor de functie begeleiding tot een inkomen van circa € 25 000 gering is. Het effect van de nieuwe eigen bijdrage voor de functie begeleiding in combinatie met de vermogensinkomensbijtelling wordt groter vanaf een inkomen van circa € 25 000.

Het effect van de invoering van de Wtcg is deels negatief voor de groep die in het verleden gebruik maakte van de BU. Voor huidige BU-gebruikers met een inkomen lager dan € 15 000 is de mutatie van het vrij besteedbaar inkomen wel positief. Het overgrote deel van de AWBZ-populatie heeft een inkomen lager dan € 15 000. Ook bij deze casus geldt dat, voor cliënten die voorheen geen gebruik maakten van de BU, de Wtcg de negatieve effecten van de invoering van de VIB en de eigen bijdrage voor de functie begeleiding tot een inkomen van circa € 35 000 in zijn geheel teniet doet.

Case 5: Alleenstaande 65-minner met vermogen, die extramurale zorg ontvangt, waaronder voor de functie begeleiding

kst-30597-35-5.gif

In bovenstaande grafiek is het effect opgenomen van een 65-minner, die drie uur begeleiding ontvangt en drie uur andersoortige zorg. Uit deze grafiek valt op te maken dat cliënten tot een inkomen van € 30 000 alleen effect ondervindenen van een samenloop van de vermogensinkomensbijtelling en de invoering van de Wtcg. Voor gebruikers die voorheen gebruik maakten van de BU is dit inkomenseffect negatief. Vanaf een inkomen van € 30 000 is het effect van vermogensinkomensbijtelling beperkt, maar wordt het effect van het invoeren van een eigen bijdrage voor de functie begeleiding groter. Net als bij de vorige cases is het effect voor cliënten die geen gebruik maakte van de BU bijna uitsluitend positief.

4. Nadere informatie naar aanleiding begrotingsonderzoek VWS 2009 op 30 oktober jl.

Tijdens het begrotingsonderzoek VWS 2009 op 30 oktober jl. heb ik toegezegd op enkele punten nog nadere informatie te verstrekken. In de eerste plaats zal ik schetsen hoe de totale budgettaire gevolgen kunnen worden toegerekend aan de invoering van de vermogensinkomensbijtelling en de invoering van een eigen bijdrage voor de functie begeleiding. Ten tweede licht ik in deze paragraaf toe welke vrijstellingsgrenzen gelden voor de vermogensinkomensbijtelling. Ten slotte zal ik ingaan op de uitvoeringskosten van de eigen bijdrage voor de functie begeleiding.

Budgettaire gevolgen vermogensinkomensbijtelling en eigen bijdrage voor de nieuwe functie begeleiding

In de VWS-begroting 2009 worden de budgettaire gevolgen van de beide maatregelen gezamenlijk gepresenteerd. In onderstaande tabel wordt deze totale opbrengst toegedeeld aan de individuele maatregelen.

Tabel 2 Budgettaire gevolgen eigen bijdrage en vermogensinkomensbijtelling

 20092010201120122013
Maatregel eigen betaling AWBZ (bron: VWS begroting 2008)808080808
De invoering van een vermogensinkomensbijtelling bij de vaststelling van de eigen bijdrage wordt om uitvoeringstechnische redenen een half jaar uitgesteld. Dit leidt tot een lagere opbrengst van de eigen bijdrage van € 40 mln. (bron: begroting 2009, pagina 211)– 40     
Totale opbrengst vermogensinkomensbijtelling408080 8080
Per 1 januari 2010 worden eigen bijdragen ingevoerd bij de nieuwe functie begeleiding ((bron: begroting 2009, pagina 211) 8796105105

Een deel van de opbrengsten van de invoering van een eigen bijdrage voor de nieuwe functie begeleiding zal worden gerealiseerd door gedragseffecten.

De opbrengst van de vermogensinkomensbijtelling en de eigen bijdrage voor de nieuwe functie begeleiding bedraagt in 2010 € 167 miljoen, oplopend tot € 185 miljoen in 2013.

Grenzen heffingsvrij vermogen

Tijdens het begrotingsonderzoek heb ik aangegeven dat bij de bepaling van de grenzen van het heffingsvrije vermogen zal worden aangesloten bij de systematiek die wordt gehanteerd in het fiscale stelsel. Verzekerden die een vermogen hebben dat onder deze grenzen ligt, gaan geen hogere eigen bijdrage betalen als gevolg van de invoering van de vermogensinkomensbijtelling.

Tabel 3 Grenzen heffingsvrij vermogen

Personen jonger dan 65 jaar€ 20 014
Personen ouder dan 65 jaar met een inkomen1 hoger dan € 18 836€ 20 014
Personen ouder dan 65 jaar met een inkomen tussen de € 13 540 en € 18 836€ 33 261
Personen ouder dan 65 jaar met een inkomen lager dan €  13 540€ 46 508

1 Het gaat hier om het inkomen uit werk en woning vóór de toepassing persoonsgebonden aftrek.

Het gaat hier om bedragen per persoon. Een echtpaar van 65 of ouder, waarvan beiden een inkomen hebben dat onder € 13 540 ligt, kent daarmee een vrijstelling van in totaal € 93 016. Blijft hun vermogen onder deze grens, dan ondervinden zij geen gevolgen van de invoering van de vermogensinkomensbijtelling. Zo blijft voor een intramuraal verblijvende alleenstaande van 65 jaar of ouder met alleen AOW en een vermogen tot € 30 000 de eigen bijdrage gelijk. Met een vermogen van € 60 000 wordt voor deze verzekerde de eigen bijdrage circa € 35 per maand hoger. Bij een vermogen van € 90 000 is de eigen bijdrage circa € 105 per maand hoger.

Uitvoeringskosten invoeren eigen bijdrage EB

Tijdens het begrotingsonderzoek heb ik de Kamer toegezegd nader in te gaan op de uitvoeringskosten van de invoering van een eigen bijdrage voor de nieuwe functie begeleiding. In 2004 is naar aanleiding van de motie-Vietsch (TK 26 631, nr 124) afgezien van de invoering van een eigen bijdrage voor de functie ondersteunende en activerende begeleiding (OB/AB), omdat op dat moment de verwachte opbrengsten van een eigen bijdrage voor de functie OB/AB niet opwogen tegen de uitvoeringskosten. De verwachte opbrengst van de eigen bijdrage was destijds relatief laag omdat in veel mindere mate gebruik werd gemaakt van de functies OB/AB. Daarnaast werd de inschatting gemaakt dat de groei van het gebruik beperkt zou blijven. Nu blijkt dat het gebruik van de functie OB/AB de afgelopen jaren zeer hard is gegroeid. De opbrengsten van de invoering van de eigen bijdrage zijn met € 87 miljoen aanzienlijk hoger dan met de maatregel van destijds werd beoogd. Er bestaat nog geen exact inzicht in de hoogte van de uitvoeringskosten van deze maatregel.

5. Conclusie

In deze brief ben ik ingegaan op de cumulatie van de verschillende maatregelen die effect hebben op de inkomenspostitie van verzekerden die een eigen bijdrage AWBZ betalen. Het blijkt dat een cumulatie van effecten voor slechts een beperkt deel van de populatie optreedt. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat slechts een beperkt deel van de populatie een vermogen heeft dat meetelt bij de vermogensinkomensbijtelling. Daarnaast betaalt een groot deel van de populatie al de maximale bijdrage in relatie tot hun inkomen. De maximale bijdrage zal na het invoeren van een eigen bijdrage voor de nieuwe functie begeleiding niet stijgen. Als laatste maakt slechts de helft van de populatie in het verleden gebruik van de BU.

In deze brief zijn ook verschillende cases doorgerekend om na te gaan hoe de verschillende maatregelen op elkaar inwerken. Uit deze voorbeelden blijkt dat de cumulatie beperkt is. Zo heeft de «vermogensinkomensbijtelling» logischerwijs negatieve inkomenseffecten voor intramuraal verblijvende verzekerden met vermogen, maar worden deze niet versterkt door de invoering van de Wtcg. Voor cliënten die in het verleden geen gebruik maakten van de BU zijn de inkomenseffecten per saldo positief. Bij cliënten die extramurale zorg ontvangen treedt er wel een samenloop op van de vermogensinkomensbijtelling en het invoeren van een eigen bijdrage voor de functie begeleiding, maar deze zijn het grootst bij de groepen met én een hoog vermogen én een hoog inkomen. Ik ben dan ook van mening dat er met deze set van maatregelen geen onaanvaardbare cumulatie van effecten optreedt.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker


XNoot
1

Brief «Invoering vermogensinkomensbijtelling, dd 8 oktober 2008, Brief «Inkomenseffecten BU/Wtcg, dd 7 oktober 2008, Brief «Uitwerking AWBZ-pakketmaatregel», (Kamerstuk 2008–2009, 30 597, nr. 29).

XNoot
1

Uitgaande van een marginaal percentage van 15% dat geldt vanaf 2009, van de korting van 33% op grond van de Wtcg en van het feit dat het marginaal percentage effectief is vanaf een inkomen van circa € 2 400 boven de AOW. De eigen bijdrage is minder dan het maximum als weinig zorg wordt afgenomen.

XNoot
2

Hierbij is er van uitgegaan dat elk jaar € 10 000 moet resulteren uit de renteopbrengst plus onttrekkingen. Het vrije vermogen daalt dus elk jaar. Ook is er van uitgegaan dat de € 10 000 moet meegroeien met de inflatie.

Naar boven