30 597
Toekomst AWBZ

nr. 34
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 28 oktober 2008

Op 16 september jl. heb ik u mijn voorstellen voor de uitwerking van de AWBZ-pakketmaatregelen gestuurd. Dit was een van de voornemens uit de brief Zeker van Zorg nu en straks (Kamerstukken II, 2007–2008, 30 597, nr. 15). Op 30 oktober a.s. wissel ik over deze voorstellen met uw kamer van gedachten in een algemeen overleg. Ten behoeve van dat overleg wil ik u informeren over de activiteiten die tussen 16 september en nu hebben plaatsgevonden om de uitwerking van deze voorstellen gedegen voor te bereiden. Uit alle gesprekken die ik met organisaties de afgelopen periode heb gevoerd, is mij gebleken dat een nadere verheldering op sommige punten de discussie vereenvoudigt. Eveneens wil ik u informeren over relevante feiten en cijfers over de uitwerking van deze voorstellen, zodat u deze bij het debat kunt betrekken. Tot slot geef ik u aan welke activiteiten ik tot 1 januari 2009 in gang wil zetten.

Proces tot heden

Invoering van de voorgenomen pakketmaatregelen vereist zorgvuldigheid. De afgelopen periode heb ik daarom met veel partijen overleg gevoerd om de voornemens toe te lichten en tot eenduidige uitleg te komen, zodat optimale communicatie richting burgers en andere betrokkenen bevorderd wordt.

Met cliëntenorganisaties, branches, Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) is gesproken over onderscheid participatie/zelfredzaamheid en over wat lichte, matige en zware beperkingen zijn. Dat is mede input voor de beleidsregels die het CIZ nu ontwerpt.

Ik heb veelvuldig overleg met de VNG gevoerd over de mogelijke consequenties voor gemeenten van de te nemen maatregelen. Het debat met de VNG is op dit moment nog niet afgerond. Het debat heeft geleid tot een scherper idee over welke vragen de komende periode op gemeenten af kunnen komen. Hier ga ik later in deze brief nader op in.

Met het IPO is, samen met Minister Rouvoet, deze week bestuurlijk overleg.

Een apart traject is gestart rondom communicatie. Ik hecht er veel belang aan dat cliënten een duidelijke en eenduidige boodschap over de pakketmaatregelen en de eventuele consequenties die dat voor hen kan hebben, ontvangen.

Met cliëntenorganisaties en uitvoeringsorganisaties (o.a. platform VG, CG-raad, CSO, CIZ en CAK) heb ik afspraken gemaakt over de communicatie gericht op cliënten. Doelstelling is de informatievoorziening van alle verschillende partijen te stroomlijnen – één boodschap richting burger- en te zorgen dat alle partijen over de juiste informatie beschikken. Afgesproken is dat producten in gezamenlijk overleg tot stand zullen komen en op de verschillende websites en in verschillende folders gebruikt kunnen worden. Er zijn verschillende werkgroepen gestart waarin de cliëntenorganisaties en uitvoeringsorganisaties deelnemen. Er is een werkgroep waarin casuïstiek wordt uitgewerkt, één waarin veelgestelde vragen met antwoorden (Q&A’s) worden gemaakt en één waarin wordt nagedacht over het verwijzen van mensen naar de juiste instanties: waar moeten ze naartoe.

Daarnaast wil VWS (evenals cliëntenorganisaties overigens) een zelfindicatie-instrument of zorgwijzer ontwikkelen. Dit instrument moet burgers zelf een idee geven, zonder daar rechten aan te ontlenen of en in welke mate men voor een indicatie voor begeleiding in aanmerking komt. Met CIZ zijn eerste gesprekken gevoerd over de mogelijkheden om tot een dergelijk instrument te komen medio volgend jaar.

Ook met aanbieders (zowel vanuit de Awbz, als vanuit aanpalende domeinen) is over de communicatie gesproken. Aanbieders zijn expliciet uitgenodigd actief te melden welke vragen ze hebben en aan te geven wat onduidelijk is.

Achtergrondinformatie

Ten behoeve van de pakketmaatregelen is onder meer onderzoek gedaan bij welke groepen cliënten sprake is van groei van de begeleidingsvraag in de afgelopen jaren en of deze groei te verklaren is op basis van beperkingen van de cliënten. Het CIZ en bureau HHM hebben dat onderzoek voor ons verricht. Ik maak tevens van deze gelegenheid gebruik om u dit onderliggende rapport van het CIZ en HHM toe te zenden. U treft dat als bijlage bij deze brief aan.1 Het rapport bestaat uit drie delen: een samenvatting en procesbeschrijving, een kwantitatief onderzoek van het CIZ naar de ontwikkelingen in gestelde indicaties en een onderzoek naar de gevolgen van de maatregelen voor klantgroepen en andere domeinen. Bij dit laatste deel is het niet mogelijk geweest een analyse uit te voeren om de effecten van de maatregel vast te stellen voor de groep die door bureaus jeugdzorg wordt geïndiceerd. Dit hangt samen met het ontbreken van een landelijke eenduidige registratie en het verschillend omgaan van bureaus jeugdzorg met indicatie-onderzoek. De Taskforce Linschoten heeft mede tot taak gekregen om hier verbeteringen in te treffen.

Dit rapport biedt inzicht in wie de effecten van de maatregelen kunnen voelen en wie niet.

Met het CIZ is een verkenning gemaakt van het aantal cliënten dat komend jaar door de maatregelen geraakt wordt en de omvang van de vragen waar gemeenten volgend jaar mee geconfronteerd worden. Dat levert het volgende beeld op. Eind 2008 krijgen 225 000 cliënten ondersteunende en activerende begeleiding. Hieronder bevindt zich ook de groep die op grondslag psychosociaal begeleiding krijgen. Dit betreft 5 000 personen. Deze groep gaat over naar de gemeenten, die daarvoor volledig gecompenseerd worden. Er blijft derhalve een groep van 220 000 cliënten over.

Bekend is dat door de beperking van de functie begeleiding 27% geen recht meer zal hebben op begeleiding. Dit zijn circa 60 000 personen (27% van 220 000). Met andere woorden 160 000 personen behouden wél hun recht op begeleiding. Van die 60 000 personen gaat het maar voor een beperkt deel om mensen van wie de indicatie in 2009 afloopt dan wel die om een herindicatie zullen verzoeken: circa 20 000 personen. De helft van deze mensen zal in de eerste helft van het jaar om een herindicatie kunnen verzoeken.

In beginsel zullen mensen die straks geen aanspraak meer kunnen maken op begeleiding op grond van de AWBZ dat zelf of met behulp van hun omgeving oplossen. Voor een zeer beperkt deel zal een oplossing uit voorzieningen in andere publieke domeinen komen. In dat laatste geval kan het bijvoorbeeld om jeugdzorg of welzijn gaan. Voor gemeenten heb ik een verdere analyse gemaakt van wat op hen af kan komen, mede op grond van de gesprekken die ik met de VNG heb gevoerd.

Concreet betekent dit dat in de eerste helft van 2009 er 10 000 mensen zullen zijn die niet langer begeleiding zullen ontvangen. Een beperkt deel hiervan zal mogelijk een beroep doen op voorzieningen uit andere domeinen. Uitgaande van 441 gemeenten in Nederland is dit een te overzien aantal.

In overleg met cliëntenorganisaties en enkele uitvoerders heb ik een nadere uitwerking van de begrippen licht, matig en ernstig gemaakt: wanneer spreken we van lichte beperkingen en wanneer van matige en ernstige. Op elk van de vijf terreinen (sociale redzaamheid, zich bewegen en verplaatsen, probleemgedrag, psychisch functioneren, geheugen- en oriëntatiestoornissen) die toegang geven tot begeleiding is een omschrijving van de inhoud van deze begrippen gemaakt.

Deze uitwerking zal een rol spelen bij het instrueren van de indicatiestellers van het CIZ en het Bureau Jeugdzorg.

Verdere planning

Hoewel uiteindelijke doorvoering van de maatregelen afhangt van de instemming van uw kamer, wil ik toch aangeven welke planning mij tot 1 januari 2009 voor ogen staat om tot invoering te komen.

Na instemming van uw kamer zal de Algemene Maatregel van Bestuur ter wijziging van het Besluit Zorgaanspraken worden vastgesteld. Op basis hiervan kan het CIZ zijn beleidsregels opstellen, alsmede het overgangsprotocol. De bedoeling is dat deze begin november gereed zijn. Het CVZ zal als pakketbeheerder advies uitbrengen over de beleidsregel. Definitieve vaststelling volgt dan naar verwachting in december van dit jaar.

Het CIZ treft momenteel de noodzakelijke voorbereiding om per 1 januari 2009 volgens de nieuwe beleidsregels te gaan indiceren. Dit betekent dat per die datum alle systemen zo zijn ingericht dat dat mogelijk is: zorgaanvragers kunnen via de nieuwe systematiek worden aangemeld. Daarnaast worden de komende weken alle 2 000 CIZ-medewerkers geschoold in de nieuwe beleidsregels en in het overgangsprotocol. Deze data zijn voor het CIZ haalbaar, maar wel onder de voorwaarden dat er geen grote veranderingen in de voornemens plaatsvinden. Ter informatie voeg ik een brief van het CIZ bij waarin men dit bevestigt (bijlage 2).

Het CIZ zal bovendien vanaf 1 januari 2009 extra kwaliteitscontroles uitvoeren en frequent besprekingen met medewerkers organiseren om een eenduidige implementatie van de beleidsregels te borgen.

Naast voorbereiding in het zorgtoewijzingsproces is het van groot belang de verschillende partijen voor te bereiden op de wijzigingen. Ik heb u aan het begin van deze brief reeds een schets gegeven van de in gang gezette activiteiten om een heldere een eenduidige communicatie te realiseren. Na het politieke debat over de voorgenomen maatregelen zal ik deze inspanningen met grote voortvarendheid voortzetten en definitieve invulling geven.

Een deel van de activiteiten de komende periode is er op gericht partners in andere domeinen voor te bereiden op de wijzigingen en de mogelijke consequenties voor hen. Ik denk hierbij in het bijzonder aan gemeenten, gezien hun verantwoordelijkheden ten aanzien van het bevorderen van participatie en aan de jeugdzorg.

Ik zal de VNG uitnodigen voor een bestuurlijk overleg begin november. Alle gemeenten zullen in november een brief van mij ontvangen over de inhoud van de voorgenomen maatregelen en de consequenties voor het gemeentelijk domein. Ik organiseer in november bovendien drie regionale bijeenkomsten met wethouders over de voornemens.

Eenzelfde soort bijeenkomst wil ik met de provincies beleggen.

Voor de implementatie in de jeugdzorg geldt bovendien dat de Taskforce Linschoten hieraan een forse stimulans zal geven. Dinsdag 28 oktober 2008 vindt er een gesprek met de Taskforce plaats over een tussenrapportage.

Voor de financiële effecten in aanpalende domeinen en voor eventuele uitzonderingen heeft het kabinet een bedrag van € 50 miljoen in 2009 en € 150 miljoen in 2010 gereserveerd. Bij voorjaarsnota 2009 zult u geïnformeerd worden over de inzet van dit bedrag.

Ik ben op dit moment met cliëntenorganisaties en met het CIZ in vergevorderd overleg over monitoring van de (effecten van de) maatregelen, zowel vanuit meer kwalitatief oogpunt – cliëntperspectief – als kwantitatief in de ontwikkelingen in indicatiestelling. Vanaf het begin af aan kunnen de effecten van de maatregelen dus nauwgezet gevolgd worden.

Ik realiseer mij dat implementatie de komende periode een forse klus is, maar met de in gang gezette activiteiten en voornemens meen ik een zorgvuldig traject in gang te hebben gezet.

De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

M. Bussemaker


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven