Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 21 juni 2012
De vaste commissie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft bij brief van 15 maart
2012 verzocht om de stand van zaken over «de bouwkosten in het dossier van de langdurige
zorg». Hierbij informeer ik u over de actuele stand van zaken.
Sinds 1 januari 2012 is een nieuwe bekostiging van kracht voor het vastgoed in de
AWBZ. De doelstelling hiervan is om tot meer keuzevrijheid voor cliënten in hun huisvesting
te komen. Bij de nieuwe bekostiging staat de cliënt centraal en volgen de middelen
niet alleen voor zorg, maar ook voor huisvesting, de cliënt. Als onvoldoende tegemoet
wordt gekomen aan de wens van die potentiële cliënt moet de aanbieder rekening houden
met leegstand van woonruimte. Hiermee ontstaat de situatie dat instellingen beloond
worden op grond van de kwaliteit van huisvesting.
De oude wijze van bekostigen wordt in een overgangsperiode van zes jaar (2012 tot
2018) afgebouwd, terwijl tegelijkertijd de nieuwe wijze van bekostiging wordt opgebouwd
(bekend als de normatieve huisvestingscomponent: nhc).
In deze overgang is een aantal regelingen van kracht, als de geleidelijke afbouw van
de regeling interimhuisvesting en een regeling voor een compensatie van bepaalde vaste
activa, waardoor instellingen zonder grote problemen de nieuwe manier van bekostiging
van vastgoed kunnen integreren in hun bedrijfsvoering.
De NZa volgt de voortgang en de effecten van de invoering van de nieuwe bekostigingswijze
(gelet op artikel 16 van de «Aanwijzing van 12 juli 2011, nr. MC-U-3072372, op grond
van artikel 7 van de Wet marktordening gezondheidszorg, inzake normatieve huisvestingscomponenten
in tarieven intramurale AWBZ»). In de komende maanden ontstaat er duidelijkheid over
het totaal van ingediende claims op basis van de regeling voor de vergoeding van bepaalde
vaste activa.
De NZa volgt voorts of er instellingen zijn (voortdurende monitor) die door boekwaardes
problemen ondervinden om de nieuwe bekostiging in hun bedrijfsvoering te integreren.
De NZa heeft mij bij brief van 26 april 2012 haar bevindingen tot dan toe meegedeeld.
De algemene indruk is dat de nieuwe regelgeving voldoende ruimte biedt om met een
actief (vastgoed)beleid te zorgen voor kwalitatief goede huisvesting. Instellingen
die onlangs nieuwbouw hebben gerealiseerd, hebben te maken met gunstige aanbestedingsresultaten
een lage rente en gunstige effecten van het overgangsmodel en de compensatieregeling.
Daarbij plaatst de NZa de kanttekening dat bij zorginstellingen zelf het inzicht in
de gevolgen van het overgangsregime vaak nog onvoldoende scherp is om reeds nu een
definitief oordeel te kunnen vellen. De NZa constateert dat instellingen als gevolg
van de introductie van de normatieve huisvestingscomponent actiever bezig zijn met
hun vastgoed en de relatie vastgoed en zorgverlening.
Via de brancheorganisaties hebben zich vijftien instellingen gemeld met de mededeling
dat zij problemen hebben met de nieuwe regelgeving. Een aantal instellingen heeft
zich rechtstreeks bij de NZa gemeld. Met aan aantal instellingen is door de NZa gesprekken
gevoerd om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de situatie.
In de afgelopen jaren is herhaaldelijk door landelijke koepelorganisaties van aanbieders
gesteld dat er sprake zou zijn van problematische boekwaardes. Ondanks verzoeken hiertoe
van het ministerie is dit in de voorbereiding van de invoering van nhc’s evenwel niet
concreet gemaakt. Of er sprake is van problemen als gevolg van boekwaardes hangt af
van de specifieke lokale situatie en de strategische en operationele beslissingen
van zorginstellingen. De oplossingsrichtingen voor de instelling die eventueel te
maken krijgt met problemen als gevolg van boekwaardes zijn ook divers. Zo kan gedacht
worden aan alternatief gebruik van vastgoed, verkoop, verhuur, herontwikkeling, herstructurering
van de organisatie, fasering van investeringen of een combinatie van deze oplossingen.
De NZa concludeert voorts dat, voor zover problemen voordoen, dit instellingen betreft
met huursituaties en instellingen die de laatste jaren terughoudend zijn geweest met
de realisatie van (nieuwe) plannen. In beide situaties geeft de NZa aan dat de betreffende
instellingen in bijna alle gevallen zelf in staat moeten worden geacht een oplossing
te creëren.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner