30 597 Toekomst AWBZ

Nr. 150 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 juli 2010

Uw kamer heeft helderheid gevraagd over de situatie van dove kinderen die bij het doveninstituut in Haren onderwijs wilden genieten. Uw kamer heeft vorig jaar gediscussieerd met voormalig staatssecretarissen Bussemaker en Dijksma over de zgn. «afstandsindicaties» (Verslag algemeen overleg, kamerstuk 30 597, nr. 103). Dit zijn indicaties voor verblijf voor kinderen die op het doveninternaat in Haren onderwijs genieten en die uitsluitend betrekking hebben op de internaatsfunctie en niet op de zorgfunctie. Gezien de aard van deze indicaties is met u toen besloten dat deze niet vanuit de AWBZ worden bekostigd, maar meer in het onderwijsdomein thuishoren. Dit betekent dat het centrum voor indicatiestelling (CIZ) niet langer indicaties hiervoor zou afgeven vanaf het schooljaar 2010–2011.

Mij is gebleken dat door het CIZ 10 verblijfsindicaties zijn afgegeven voor nieuwe leerlingen voor het schooljaar 2010–2011. Naar mijn mening mogen ouders ervan uitgaan dat deze indicatie wordt geëffectueerd. Ik heb het CIZ daarom gevraagd voor deze groep uit coulance de mogelijkheid te handhaven om voor hun schoolloopbaan wel van een «afstandsindicatie» gebruik te maken. Naast de 10 al afgegeven indicaties zijn er 6 aanvragen waarop nog niet besloten was en waarop na ontdekken van de fout negatief besloten is. Om deze groep leerlingen en ouders zo kort voor het eind van het schooljaar te confronteren met dit besluit, vind ik uit het oogpunt van redelijkheid en menselijkheid onwenselijk. Vanuit coulance wil ik voor deze beperkte groep dezelfde uitzondering van toepassing laten zijn. Ik heb het CIZ vandaag verzocht de 6 negatieve besluiten in te trekken en daar dezelfde coulance-overwegingen op van toepassing te laten zijn. Ik heb het CIZ daarbij gevraagd de ouders hiervan ook telefonisch op de hoogte te stellen, zodat zij voor het eind van het schooljaar helderheid hebben.

Uiteraard geldt voor de volgende schooljaren dat de oplossing voor deze kinderen binnen het onderwijsbeleid een plek hoort te krijgen en zal krijgen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink

Naar boven