Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2010
Tijdens de procedurevergadering van 30 juni 2010 heeft u aangegeven een verduidelijking te willen op de vraag wanneer de verpleging
van het ziekenhuisbezoek ten laste van de AWBZ of de Zvw komt. De afbakening tussen de AWBZ en de Zvw betaalde verpleging
is als volgt vorm gegeven.
Indien een patiënt na behandeling door een medisch specialist naar huis mag en thuis verpleging nodig heeft onder de verantwoordelijkheid
van de medisch specialist, is sprake van ziekenhuisverplaatste zorg. Deze verpleging komt ten laste van de Zvw. Het criterium
is dat de medisch specialist verantwoordelijk blijft voor de zorg aan de patiënt, die wordt geleverd door de verpleegkundige.
Indien de verantwoordelijkheid van de medisch specialist niet langer nodig is, kan het zijn dat de huisarts de verantwoordelijkheid
moet overnemen. Als er dan minder dan één keer per week verpleegkundige handelingen nodig zijn, is nog steeds sprake van Zvw
zorg.
Indien een patiënt beperkingen heeft waardoor vaker verpleegkundige handelingen thuis nodig zijn (bijvoorbeeld elke dag) of omdat
de patiënt bijvoorbeeld niet in staat is om de huisarts te bezoeken, dan kan de patiënt aanspraak hebben op AWBZ betaalde
verpleging.
Een en ander is schematisch uitgewerkt door het CIZ in haar indicatiewijzer 20101 (blz. 99).
Er is sprake van een betrekkelijk complexe situatie waarover door VWS meer dan eens overleg met CVZ, CIZ, ZN wordt gevoerd.
De werkgroep ziekenhuisverplaatste zorg, waarin onder meer zijn vertegenwoordigd het CVZ, de NZa, het CIZ, de V&VN, ACTIZ,
de NVZ, de NFU heeft onder meer als taak om zich hierover te buigen. Het CVZ zal in september van dit jaar een advies uitbrengen
hoe hierin vereenvoudiging aangebracht kan worden. Het CVZ benut de werkgroep voor de afstemming van haar advies. Dit is overigens
reeds aangegeven in de brief aan de Tweede Kamer over ziekenhuisverplaatste zorg van medio 2009.
Ik stel voor dat ik de Tweede Kamer aan de hand van dit advies nader informeer. Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben
geïnformeerd.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink