nr. 36
BRIEF HOUDENDE INTREKKING VAN HET WETSVOORSTEL
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 mei 2007
Bij koninklijke boodschap van 14 juni 2006 is een voorstel van wet
tot wijziging van artikel 247 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, de Uitvoeringswet
huurprijzen woonruimte en enkele andere wetten als gevolg van de modernisering
van het huurbeleid vanaf 1 januari 2007 (Wet modernisering huurbeleid
2007) (Kamerstukken II 2005/06, 30 595) bij uw Kamer ingediend.
Dit voorstel voorziet in een gefaseerde vergroting (nadat voldoende woningen
zijn bijgebouwd) van het segment van de huurwoningenvoorraad dat met een geliberaliseerde
huurprijs wordt verhuurd en dus (grotendeels) niet is onderworpen aan de huurprijsregelgeving.
Hiertoe kan een drietal segmenten worden onderscheiden, te weten het geliberaliseerde
segment, het gereguleerde segment en een zogenoemd overgangssegment. De waarde
op grond van de Wet waardering onroerende zaken bepaalt vervolgens in welk
segment de woning valt.
In het Coalitieakkoord is bepaald het voorstel van wet in te trekken.
Daarbij is aangegeven dat het huurbeleid aan de inflatie zal worden gekoppeld.
Gelet op het voorgaande acht ik een verdere behandeling van het voorstel
van wet tot wijziging van artikel 247 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek,
de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte en enkele andere wetten als gevolg
van de modernisering van het huurbeleid vanaf 1 januari 2007 (Wet modernisering
huurbeleid 2007) niet zinvol.
Daartoe gemachtigd door de Koningin trek ik, mede namens mijn ambtgenoot
van Justitie, het voorstel van wet hierbij in.
Ik heb heden een gelijkluidende brief gezonden aan de Voorzitter van de
Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
C. P. Vogelaar