30 584 (R 1811)
Wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap ter invoering van een verklaring van verbondenheid, en tot aanpassing van de regeling van de verkrijging van het Nederlanderschap na erkenning

nr. 9
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 maart 2007

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

Artikel I onder B komt als volgt te luiden:

B. Het tweede lid van artikel 4 wordt vervangen door de volgende vijf leden:

2. Nederlander wordt de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte en voor de leeftijd van zeven jaar door een Nederlander wordt erkend.

3. Nederlander wordt de minderjarige vreemdeling die zonder erkenning door wettiging het kind wordt van een Nederlander.

4. Door erkenning wordt ook Nederlander de minderjarige vreemdeling die na zijn geboorte wordt erkend door een Nederlander, die zijn biologische vaderschap bij of binnen de termijn van één jaar na de erkenning aantoont.

5. Kinderen van de minderjarige vreemdeling die op grond van het eerste, derde of vierde lid het Nederlanderschap verkrijgt, delen in die verkrijging.

6. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het in het vierde lid bedoelde bewijs.

II

Artikel II komt te luiden

ARTIKEL II

1. Na het afleggen van een daartoe strekkende schriftelijke verklaring verkrijgt het Nederlanderschap door een bevestiging als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap

a. de vreemdeling die vóór de inwerkingtreding van deze Rijkswet maar op of na 1 april 2003, vóór de leeftijd van zeven jaar is erkend door een Nederlander,

b. de vreemdeling die als minderjarige vóór de inwerkingtreding van deze Rijkswet maar op of na 1 april 2003, op de leeftijd van zeven jaar of ouder door een Nederlander is erkend, indien hij bij het afleggen van de verklaring aantoont dat de erkenner zijn biologische vader is,

c. de vreemdeling die als minderjarige vóór de inwerkingtreding van deze Rijkswet maar op of na 1 april 2003 door wettiging het kind is geworden van een Nederlander.

2. Artikel 6, derde tot en met negende lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap is van overeenkomstige toepassing op de in het eerste lid genoemde erkende of gewettigde personen, met dien verstande, dat op de in het achtste lid bedoelde minderjarige niet het vereiste van toelating en hoofdverblijf in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba van toepassing is en hij niet gehouden is de bereidverklaring en de verklaring van verbondenheid af te leggen.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van rijksbestuur kunnen nadere regelen worden gesteld met betrekking tot het in het eerste lid onder b bedoelde bewijs.

4. Voor de toepassing van artikel 14, tweede lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap wordt onder familierechtelijke betrekking mede gerekend de erkenning en wettiging als bedoeld in het eerste lid.

III

Na artikel II wordt een nieuw artikel IIA ingevoegd dat luidt:

ARTIKEL IIA

1. Artikel 5b onder a van de Wet conflictenrecht namen komt als volgt te luiden:

a. Indien een kind buiten Nederland rechtsgeldig is erkend of gewettigd, door deze erkenning of wettiging in familierechtelijke betrekkingen tot de vader is komen te staan en daarbij het Nederlanderschap heeft verkregen of behouden, en indien de geslachtsnaam van dat kind na de erkenning of de wettiging niet is bepaald met inachtneming van een naamskeuze in de zin van artikel 5, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, kunnen de moeder en de erkenner gezamenlijk alsnog, tot twee jaar na de erkenning of de wettiging, verklaren welke van hun beider geslachtsnaam het kind zal hebben. Heeft het kind op het tijdstip van de erkenning of de wettiging de leeftijd van zestien jaren bereikt, dan kan het, tot twee jaar na de erkenning of de wettiging, zelf alsnog verklaren of het de geslachtsnaam van de vader of de moeder zal hebben.

2. In artikel 5, achtste lid, van Boek 1 BW wordt onder vervanging van de punt door een komma, aan de tweede volzin de volgende zinsnede toegevoegd: met dien verstande dat in het geval dat volgende kinderen blijkens de geboorteakte of krachtens toepasselijk recht een naam hebben die afwijkt van de naam van het eerste kind, de ouders kunnen verklaren dat het desbetreffende kind dezelfde geslachtsnaam zal hebben als het eerste kind.

IV

Na artikel IIA wordt een nieuw artikel IIB ingevoegd, dat luidt:

ARTIKEL IIB

Indien het op 14 december 2004 door de leden Wolfsen en Luchtenveld ingediende voorstel van wet tot aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht met de mogelijkheid van een dwangsom bij niet tijdig beslissen door een bestuursorgaan (Wet dwangsom bij niet tijdig beslissen) (Kamerstukken II 2004/05, 29 934, nr. 2) tot wet is verheven en in werking is getreden, vinden de artikelen 4:16 tot en met 4:20 Algemene wet bestuursrecht geen toepassing ten aanzien van beschikkingen op verzoeken tot naturalisatie als bedoeld in artikel 7 van de Rijkswet op het Nederlanderschap, ingediend op de Nederlandse Antillen of Aruba, en ten aanzien van beslissingen op bezwaar tegen zodanige beschikkingen, totdat bij Koninklijk Besluit daartoe een datum is vastgesteld, die voor elk land afzonderlijk kan worden bepaald.

Toelichting

De nota van wijzigingen beoogt vooral onduidelijkheden in de tekst en ten aanzien van de bedoelingen van het wetsvoorstel weg te nemen. Aanleiding daartoe zijn opmerkingen die over het voorstel zijn gemaakt door ambtenaren van de burgerlijke stand in den lande.

In onderdeel I wordt de term «verwekkerschap» die in de wijziging van artikel 4, vierde lid RWN is opgenomen, vervangen door: biologische vaderschap. Het Burgerlijk Wetboek maakt onderscheid tussen deze. De verwekker is niet altijd de biologische vader. Aangesloten wordt bij de grond die artikel 205 lid 1, aanhef, vermeldt voor het verzoek tot vernietiging van een gedane erkenning. In de voorgestelde wijziging gaat het om de ondersteuning van de erkenning met een bewijs van het vaderschap, dat zo nodig geleverd zou kunnen worden met DNA-onderzoek.

In onderdeel II wordt artikel II gewijzigd. Aangegeven is, dat het gaat om erkenningen op of na 1 april 2003, omdat de optieregeling die nu wordt gewijzigd voor die datum niet bestond. Verder is hier ook de term «verwekker» vervangen: biologische vader.

In onderdeel II, tweede lid is «van toepassing» gewijzigd in: van overeenkomstige toepassing, om te verduidelijken dat de bepalingen die hier worden genoemd betrekking hebben op personen die onder de overgangsregeling van het eerste lid vallen.

Het derde en vierde lid zijn niet gewijzigd.

In onderdeel III wordt een nieuw artikel IIA ingevoegd In het eerste lid is de aan te passen bepaling van artikel 5b Wet conflictenrecht namen, die in het vijfde lid van artikel II was opgenomen daar vervallen en hier nu geheel uitgeschreven. Daarbij is nu de gehele tekst opgenomen zoals die luidde vóór de wijziging van 1 april 2003, waarmee beter recht wordt gedaan aan de bedoeling van het wetsvoorstel. Die bedoeling is, keuze van de geslachtsnaam mogelijk te maken voor de in de overgangsregeling bedoelde kinderen.

Het tweede lid bevat een nieuwe bepaling die ook de naamskeuze tot onderwerp heeft. Artikel 5, achtste lid, van boek 1 BW bepaalt dat alleen naamskeuze mogelijk is voor het eerste kind waartoe de ouders in familierechtelijke betrekkingen komen te staan. In het Nederlandse naamrecht geldt de eenheid van naam als uitgangspunt. Deze komt tot uitdrukking in het systeem dat voor het eerste kind dat tot beide ouders in familierechtelijke betrekkingen komt te staan, door de ouders naamskeuze kan worden gedaan. Deze keuze geldt dan, met uitzondering van het geval dat het eerste kind levenloos ter wereld komt, tevens voor volgende kinderen van die ouders. Het is echter mogelijk dat de totstandkoming van de familierechtelijke betrekkingen tussen de ouders en een volgend kind en de toepasselijkheid van het Nederlandse naamrecht niet op hetzelfde moment plaatsvinden, waardoor in de geboorteakte van het kind een andere geslachtsnaam is opgenomen dan die van het eerste kind. Een dergelijke situatie kan zich met name voordoen bij adoptie en erkenning. Om ook in die gevallen de eenheid van naam binnen hetzelfde gezin gestalte te geven, wordt ouders de mogelijkheid geboden om ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand te verklaren dat het desbetreffende kind dezelfde geslachtsnaam zal hebben als het eerste kind.

De wijziging die is opgenomen in onderdeel IV voegt een nieuw artikel IIB aan het wetsvoorstel toe. Dit betreft het tijdelijk uitzonderen van de toepasselijkheid van de artikelen 4:16 tot en met 4:20 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van beschikkingen op verzoeken tot naturalisatie ingediend op de Nederlandse Antillen of Aruba en ten aanzien van beslissingen op bezwaar tegen zodanige beschikkingen. Bij de Eerste Kamer is onder nummer 29 934 A een wetsvoorstel aanhangig dat, door middel van de toevoeging van genoemde artikelen, regelt dat een bestuursorgaan dat zijn wettelijke beslistermijn overschrijdt, na ingebrekestelling een dwangsom verbeurt .

De beslissing tot naturalisatie wordt genomen nadat het verzoek is ingediend bij de autoriteit ter plaatse, die de stukken controleert en doorstuurt naar het ministerie van Justitie in Nederland. Bij inwilliging van het verzoek volgt een Kroonbesluit, bij afwijzing een beslissing van de Minister. De beslissing wordt vervolgens bekend gemaakt door uitreiking aan de naturalisandus tijdens de ceremonie. Zowel bij toewijzing als bij afwijzing en bij beslissing in bezwaar, is de beslissende instantie voor het halen van de beslistermijnen afhankelijk van de voortgang die elders wordt gemaakt en die deze instantie niet zelf in de hand heeft. Het voorgaande is des te prangender in het geval de ceremonie dient te worden georganiseerd door de bevoegde autoriteit op de Nederlandse Antillen (de gezaghebbers) of Aruba (de Gouverneur). Het contact tussen de IND en de Nederlandse gemeenten is inmiddels zodanig gestroomlijnd, dat de IND verwacht dat de beslissingen op verzoeken gedaan in Nederland tijdig bekend kunnen worden gemaakt. Het bestuurlijke verkeer tussen Nederland en de Nederlandse Antillen en Aruba blijkt in de praktijk de besluitvorming nogal eens te vertragen. De onderhavige nota van wijziging bepaalt daarom dat de artikelen 4: 16 tot en met 4: 20 Awb tot een bij Koninklijk Besluit te bepalen datum niet van toepassing zijn ten aanzien van beschikkingen op verzoeken tot naturalisatie ingediend op de Nederlandse Antillen of Aruba alsmede ten aanzien van beschikkingen op bezwaar tegen deze beschikkingen. Met de Nederlande Antillen en Aruba vindt inmiddels overleg plaats teneinde het proces van bekendmaking van beschikkingen tot naturalisatie op dezelfde wijze te laten verlopen als in Nederland.

De Minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven