nr. 8
VERSLAG VAN DE STATEN VAN ARUBA
De in de Staten aanwezige fracties hebben met belangstelling kennisgenomen
van het Voorstel van Rijkswet tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap
ter invoering van een verklaring van verbondenheid en tot aanpassing van de
regeling van de verkrijging van het Nederlanderschap na erkenning en hebben
de eer als volgt verslag uit te brengen.
De op 1 april 2003 in werking getreden wijziging van de Rijkswet
op het Nederlanderschap 2000 (Stb. 618 en Stb. 2002, 222) heeft de tot die
datum in artikel 4 van de Rijkswet neergelegde bepaling, die onder meer inhield
dat een minderjarige vreemdeling die door een Nederlander wordt erkend van
rechtswege Nederlander wordt, doen vervallen. Blijkens de Memorie van Toelichting
bij het voorstel dat geleid heeft tot de Rijkswet van 21 december 2000
beoogde de Rijkswetgever daarmee een dam op te werpen tegen de gebleken praktijk
van oneigenlijke erkenningen, waarbij het instituut van de erkenning uitsluitend
werd gebruikt om de minderjarige vreemdeling het Nederlanderschap van rechtswege
te doen verkrijgen, zodat zij aan de werking van het vreemdelingenrecht werden
onttrokken en een onaantastbare verblijfsrecht deelachtig werd.
Het gevolg van de wijziging in 2003 is dat er ongewenst onderscheid gemaakt
werd tussen 1) kinderen die buiten het huwelijk waren geboren en de kinderen
die binnen een huwelijk waren geboren 2) kinderen die voor en kinderen die
na de geboorte zijn erkend. Het onderhavige wetsvoorstel zal deze onderscheid
opheffen en de ten onrechte verkregen negatieve connotatie doen wegnemen.
Tevens is voor dit voorstel van belang het onlangs op 26 januari
2007 door de Hoge Raad gewezen arrest, LJN AZ1624, R05/125 HR. De Hoge Raad
heeft in dit arrest met betrekking tot een minderjarige vreemdeling welke
na de geboorte is erkend, bepaald dat de postnatale erkenning in combinatie
met gerechtelijke bewijs van verwekkerschap gelijk gesteld kan worden met
een gerechtelijke vaststelling van het vaderschap (artikel 1:207 NBW) welke
rechtsfiguur het Arubaans burgerlijk recht niet kent.
De Hoge Raad heeft bepaald in rechtsoverweging 4.5:
«Dit een en ander brengt met zich mee dat de wijziging van Rijkswet
(2000) waardoor een minderjarige vreemdeling die door een Nederlander wordt erkend niet langer van rechtswege Nederlander wordt, haar doel
voorbijschiet in gevallen waarin de erkenner in rechte aantoont dat hij de
verwekker van het kind is, en dat de Rijkswet ten aanzien van de nationaliteitsgevolgen
een niet te rechtvaardigen verschil in behandeling maakt tussen een gerechtelijke
vaststelling van het vaderschap en een postnatale erkenning met gerechtelijk
bewijs van verwekkerschap».
Voormeld arrest bepaalt dat voor wat betreft Aruba de verwekkerschap kan
worden aangetoond middels gerechtelijk bewijs van verwekkerschap.
De Staten gaan unaniem akkoord met het wetsvoorstel.
Aldus vastgesteld in de vergadering van de Centrale Commissie van de 9de
maart 2007.