30 580
Algehele herziening van de douanewetgeving (Algemene douanewet)

nr. 8
VERSLAG

Vastgesteld 17 september 2007

De vaste commissie voor Financiën1 belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

Inleiding1
Algemeen2
Moment wetswijziging3
Europees bestuursrecht4
Bedrijfseffecten en administratieve lasten5
«Eén loket» gedachte5
Heronderzoek7
Authorised Economic Operator7
Bestuurlijke boete8
Bevoegdheden douanetoezicht en -controle9
Lijfsvisitatie10
Artikelsgewijs13
Artikel 1:1113
Artikel 1:1213
Artikel 4:114
Artikel 10:114

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij delen de mening van de regering en van anderen dat onderhavig voorstel bijdraagt aan een modern, consistent en coherent geheel van bevoegdheden en correctiemogelijkheden voor alle taken die de Douane moet (gaan) uitvoeren. Wel hebben zij uiteraard nog een aantal vragen en opmerkingen. Het is per slot van rekening een substantieel en ingrijpend wetsvoorstel.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel voor de algehele herziening van de douanewetgeving. Dit voorstel betreft een ingrijpende herziening van het douanestelsel, waarbij de fiscaal gerichte controle moet worden omgebogen naar een meer algemeen gerichte controle op het internationaal goederenverkeer. De nieuwe douanewet beoogt het toezicht op het goederenverkeer via een wettelijk instrument te regelen.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel voor de Algemene douanewet.

De leden van VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de algehele herziening van de douanewetgeving. Het verheugt deze leden dat het voorstel een verduidelijking biedt ten aanzien van de bevoegdheden van de douane. Dit bleek in de praktijk zeer wenselijk.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de algehele herziening van de douanewetgeving. De fractieleden spreken hun waardering uit voor het streven naar eenduidiger en duidelijker wetgeving met betrekking tot douane. Ook de inspanning om administratieve lasten te beperken spreekt de leden van de fractie van de ChristenUnie aan. Zij plaatsen echter enkele kritische kanttekeningen.

Algemeen

De leden van de CDA-fractie constateren dat de huidige douanewetgeving is versnipperd over een enorm aantal wetten en talloze Europees-rechtelijke regelingen. De voorgestelde wet draagt bij aan de leesbaarheid, gebruiksgemak van de regels. en maakt de wenselijke modernisering van de douanefunctie mogelijk. Voor Nederland als handelnatie is dit van belang. Zien genoemde leden het goed dat dit wetsvoorstel een initiatief is van de regering en niet direct een gevolg is van gewijzigde Europese regels?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat op dit moment de formele douanewetgeving verspreid is over vele wetten en kent daarbij hiaten en tegenstrijdigheden. Waar in de oude douanewet veel werd overgelaten aan de individuele lidstaten, is het streven dat op ieder punt in de Europese Unie dezelfde douaneprocedures worden toegepast en dat uniforme behandeling wordt verzekerd. Deze leden beschouwen dit als een positieve ontwikkeling.

De nieuwe douanewet laat zien dat de douane, als specifiek deskundige inzake het internationale goederenverkeer, steeds meer als een belangrijke speler gezien wordt om de fysieke bescherming van onze samenleving te waarborgen. Daar is niets mis mee. De leden van de PvdA-fractie vragen nog wel bezorgd of het douanestelsel niet te veel gedomineerd gaat worden door het thema veiligheid. Graag ontvangen zij een reactie van de regering op dit punt? De nieuwe douanewet laat een verschuiving van de douanetaken zien van het financiële en fiscale karakter naar een veiligheidskarakter. De vraag is dan ook onder welke bewindspersoon de toekomstige douane het beste tot haar recht kan komen en het beste kan worden aangestuurd? Wat is de reactie van de regering hierop?

De leden van de SP-fractie constateren dat, aangezien controle zich steeds meer verplaatst naar de buitengrenzen en er binnen die grenzen sprake moet zijn van een vrij verkeer van goederen, er een toenemende afhankelijkheid is van de douane-autoriteiten in andere landen. Hoe kunnen we ons er van verzekeren dat douane-autoriteiten overal even goed hun werk doen? Welke controle is daarop? Wat zijn de consequenties van verschillende normen met betrekking tot zaken als levensmiddelen en medicijnen? Kan Nederland nog steeds hogere kwaliteitsnormen stellen als het gaat om deze producten en kunnen producten die niet aan de door ons gestelde normen voldoen geweerd worden? Is het verplaatsen van douane-activiteiten naar de buitengrenzen in Nederland opgelegd door Europa? Wat gaat er gebeuren met de accijnscontroles in het binnenland? Hoe wordt bijvoorbeeld de toename van illegale tabaksproducten uit de nieuwe lidstaten teruggedrongen? Is het waar dat regionale luchthavens steeds vaker worden gebruikt voor het smokkelen van verdovende middelen en liquide middelen? Blijft er voldoende capaciteit in het binnenland beschikbaar om ook daar zaken als witwassen te kunnen terugdringen?

De leden van de VVD-fractie omarmen het middels deze herziening vastleggen van de zogenaamde «huisartsfunctie» van de douane. Hierdoor is duidelijk dat de douane het primaat heeft met betrekking tot de controle op grensoverschrijdend vervoer. Alle goederen worden eerst door de douane gecontroleerd en alleen indien nodig naar «specialisten» doorverwezen. Een door de Nederlandse douane gecertificeerde onderneming loopt door deze één-loket gedachte tegen minder fysieke controles aan, dan ondernemingen in andere lidstaten. Een principe dat de leden van de VVD-fractie van harte ondersteunen. Dit schept immers mogelijkheden om Nederland extra aantrekkelijk te maken als vestigingsland. Deze leden zijn verheugd dat aldus globaal een invulling wordt gegeven aan het voordeel voor ondernemingen om zich in Nederland te laten certificeren als een zogenaamde Authorised Economic Operator (AEO). Er blijven echter nog wel wat zaken over die volgens deze leden meer invulling behoeven. Het wetsvoorstel biedt volgens genoemde leden op onderdelen nog te weinig richting en doet op sommige punten afbreuk aan rechten van ondernemers die dagelijks met de douane te maken hebben. Ook zijn bij de leden van de VVD-fractie een aantal informatieve vragen gerezen. Vandaar dat deze leden op enkele punten behoefte hebben aan een toelichting. De leden van de VVD-fractie vragen waarom bij de herziening niet van de gelegenheid gebruik is gemaakt de diversiteit van begrippen en definities die worden gehanteerd in de wetgeving waarvoor de douane bevoegd is meer te stroomlijnen? Zo is het begrip binnenbrengen in vele wetgeving anders gedefinieerd. De voorgestelde Douanewet brengt hierin geen wijziging.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben enkele vragen over het waarborgen van de veiligheid. Is door de beoogde reorganisatie, die de nadruk legt op de buitengrenzen van de Europese Unie, de controle op illegale handel tussen EU-lidstaten in bijvoorbeeld wapens, munitie en drugs voldoende gegarandeerd? Ook vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie zich af op welke manier horizontaal toezicht concreet wordt toegepast in de douanepraktijk. In hoeverre is dit horizontaal toezicht een geschikte vorm van handhaving op dit beleidsterrein? Dient niet de overheid in het kader van de strijd tegen eerdergenoemde illegale handel de centrale positie in te nemen?

De positie van de Nederlandse Antillen en Aruba is voor de leden van de fractie van de ChristenUnie niet duidelijk in de huidige douanewetgeving. Welke regelgeving geldt voor verkeer binnen het koninkrijk, tussen Nederland en de Nederlandse Antillen en Aruba?

Moment wetswijziging

De vraag die bij de leden van de CDA-fractie leeft is of het instellen van een nieuwe algehele douanewet juist op dit moment wel opportuun is. Onder verwijzing naar de brief van de minister van Financiën d.d. 6 december, waarin wordt verwezen naar een brief van de Directeur-generaal Thunissen van de Belastingdienst d.d. 25 november 20061, constateren de leden dat in de periode 2007–2011 het douanewerk in het binnenland verdwijnt en aan de buitengrens wordt geconcentreerd. Genoemde leden constateren tevens dat op Europees niveau de Europese Commissie druk bezig is met voorbereidingen voor het nieuwe Communautaire Douanewetboek (hierna: CDW) en de Toepassingsverordening (hierna (TCDW) daarop. Is het niet de verwachting dat over een paar jaar de Nederlandse wet dan opnieuw gewijzigd zal moeten worden? Is het niet beter om de huidige wet op een paar punten aan te passen op gesignaleerde tekortkomingen en te wachten met een geheel nieuwe wet tot het nieuwe CDW en TCDW van toepassing wordt? Genoemde leden vragen of toekomstige wijzigingen op Europees niveau niet de nodige additionele aanpassingen op nationaal niveau zullen vergen, wat tot dubbel werk voor en tot een grotere administratieve belasting van het bedrijfsleven zal leiden?

Kan de regering verduidelijken in hoeverre de wetswijziging in 1995 voldeed aan de toenmalige behoefte van de uitvoeringspraktijk van de douane, zo vragen de leden van de SP-fractie? Indien dit volledig aan de behoeften voldeed, wanneer is er opnieuw een verschil tussen praktijk en regelgeving ontstaan? Betekent de verschuiving van het accent van fiscale naar niet-fiscale zaken dat er minder aandacht komt voor de fiscale zaken? Volgens de regering is de huidige gang van zaken waarbij fiscale bevoegdheden worden gebruikt niet wenselijk vanwege het gebrek aan duidelijkheid en transparantie. Kan de regering dit verder onderbouwen? Krijgt de douaneambtenaar door de gekozen domeinafbakening meer bevoegdheden?

Europees bestuursrecht

De leden van de CDA-fractie lezen dat een deel van de wijzigingsvoorstellen voortvloeien uit harmoniseringverplichtingen jegens de EU. Over de verhouding tussen CDW en Algemene wet bestuursrecht (Awb) is ook in het advies van de Raad van State en in het nader rapport op voorliggend wetsvoorstel het nodige opgemerkt. Uiteindelijk is er gekozen voor de regeling waarbij het CDW leidend is en de Awb van toepassing is indien aanvullend recht mogelijk is, zo constateren deze leden. Betekent dit dat de Awb nog altijd van overeenkomstige toepassing is op enkele terreinen? Is deze oplossing ook op langere termijn aanvaarbaar voor de regering, of verdient het de voorkeur om op termijn te komen tot een duidelijke hiërarchie tussen de stelsels dan wel een scheiding van toepassingsgebieden van de twee stelsels? De leden van de CDA-fractie erkennen het belang van een eenduidig wettelijk stelsel met betrekking tot de douane wetgeving, maar vragen zich tegelijkertijd af of de nu gekozen oplossing op termijn zal leiden tot onduidelijkheid of rechtsongelijkheid in de toepassing. Is dit een gerechtvaardigde zorg?

Bij de herziening douanewet is gekozen voor een regeling waarbij het CDW leidend is en de Awb van toepassing is indien aanvullend recht mogelijk is, zo constateren de leden van de VVD-fractie. Dit betekent dat de Awb nog altijd op een flink aantal terreinen van overeenkomstige toepassing is. Waarom is niet bekeken in hoeverre aan de aanvullende nationale bevoegdheid invulling gegeven zou kunnen worden door alle bestuursrechtelijke bepalingen op te nemen in de Algemene douanewet? Is in de nabije toekomst te verwachten dat opnieuw een herziening wordt voorgesteld welke meer harmonisatie teweegbrengt? Zo ja; waarom wordt dat niet in één herziening geregeld?

De leden van de fractie van de ChristenUnie zijn benieuwd naar de directe invloed (buiten de wetgeving om) van de Europese Unie, in het bijzonder van de Commissie en het Europees Hof van Justitie. Dreigt het Hof van Justitie niet teveel macht naar zich toe te trekken? Welke invloed hebben de Europese voorschriften op de gebruikelijke Nederlandse handhavingstijl?

Bedrijfseffecten en administratieve lasten

De administratieve lasten zullen naar verwachting verminderen door de grotere transparantie en duidelijkheid, zo constateren de leden van de fractie van het CDA. Er wordt met de Algemene Douanewet één set van administratieve verplichtingen gecreëerd in plaats van breed verspreide verplichtingen opgenomen in de verschillende wetgeving. Er worden kostenbesparingen verwacht op het terrein van operationele kosten en het duidelijker afbakenen van de werkzaamheden op het gebied van controle en toezicht op logistieke processen. Ook verwacht de regering dat de compliance zal verbeteren door het op één plek verankeren van bevoegdheden, de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid. Genoemde leden constateren dus dat een herziening van de Algemene douanewet positieve effecten zal hebben voor het importerend en exporterend bedrijfsleven in Nederland. Omdat Nederland een handelsnatie bij uitstek is achten de leden deze bedrijfseffecten van groot belang.

De regering geeft aan dat de effecten van voorliggend wetsvoorstel voor het bedrijfsleven vooral liggen op het terrein van de administratieve lasten. Kan de regering, gelet op het belang voor het bedrijfsleven, dit effect concretiseren? In welke mate zal deze reductie plaatsvinden? Welke indicatoren worden hierbij gebruikt? Is het bedrijfsleven betrokken geweest bij de voorbereiding van voorliggend wetsvoorstel? Momenteel kan geen kwantificering worden gegeven omdat de hoogte hiervan vooral bepaald wordt door de hiervoor genoemde materiële wetgeving. Kan de regering verduidelijken wanneer van dit laatste wel een kwantificering gegeven kan worden? Heeft voorliggend wetsvoorstel de toets van Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) ondergaan? Zo ja, wat zijn daarvan de uitkomsten geweest?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat het gevaar bestaat dat de eisen die de nieuwe douanewet stelt in het kader van «security» en «safety» tot overbodige en onevenredige zware lasten voor bonafide bedrijven en burgers gaan leiden. Hoe denkt de regering dat een goede balans kan worden gevonden tussen de nieuwe verplichtingen inzake veiligheid enerzijds en «soepele» controles anderzijds? Op welke wijze kunnen informatietechnologie, risicoanalyse en geavanceerde auditsystemen hierbij een rol vervullen?

In de memorie van toelichting (p. 71) wordt aangegeven dat de Algemene douanewet niet tot hogere uitvoeringskosten zal leiden. De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen zich af of de toets van Actal hierbij is toegepast. Ook stellen zij de vraag in hoeverre het certificeringsysteem (AEO) tot een onnodige administratielast leidt.

«Eén loket» gedachte

De factor tijd is steeds crucialer in het logistieke proces. De leden van de CDA-fractie vragen in hoeverre het zogenoemde één loket concept in concreto zal worden doorgevoerd? In het bedrijfsleven bestaan zorgen over de praktische implementatie van dit concept. Genoemde leden constateren daarbij dat de «één loket» gedachte nauwelijks wordt behandeld in het wetsvoorstel. In de Memorie van Toelichting wordt melding gemaakt van de «één loket» gedachte, welke inhoudt dat importeurs en exporteurs bij één instantie aan al hun verplichtingen bij invoer c.q. uitvoer kunnen voldoen. Deze gedachte moet ertoe leiden dat bedrijven en burgers slechts éénmaal hun gegevens hoeven aan te leveren en dat deze daarna kunnen worden hergebruikt wanneer andere, gespecialiseerde diensten de gegevens nodig hebben voor hun controles. Bedrijfsleven en burgers moeten zich kunnen wenden tot één loket en daar al hun zaken met betrekking tot grensoverschrijdend (goederen)verkeer kunnen regelen. De «één loket» gedachte is daarom een belangrijke invulling van de reductie administratieve lastendruk. Ziet de één loket gedachte op het idee van één aanspreekpunt (de douane) voor de marktdeelnemer, waarna de douane de coördinatie op zich neemt en de diverse instanties inschakelt? Hangt de invulling van de «één loket» gedachte niet grotendeels af van de deskundigheid van de eerstelijns douaneambtenaar, zowel wat betreft fiscale als niet-fiscale wetgeving en in hoeverre is deze deskundigheid gewaarborgd? In hoeverre bestaat het gevaar dat de belangrijke «één loket» gedachte slechts in theorie is opgesteld en het bedrijfsleven in de praktijk toch met vele specialisten en doorverwijzingen te maken krijgt met ieder eigen controlemaatregelen en -bevoegdheden?

Het uitgangspunt van het eenmalig hoeven aanleveren van gegevens door burgers en bedrijven ondersteunen de leden van de SP-fractie als streefdoel. Het moet er alleen niet toe leiden dat hetzelfde gebeurt als bij de eenmalige uitvraag van loongegevens door de belastingdienst, waar vervolgens in de keten loonheffingen met het UWV van alles misging. Erkent de regering dat overheidsdiensten kwetsbaar kunnen worden indien ze voor hun gegevens afhankelijk zijn van andere overheidsdiensten? Zijn de geautomatiseerde processen van de verschillende instanties hierop voldoende voorbereid op het moment dat er sprake moet zijn van eenmalige aanlevering van gegevens?

Met de herziening wordt beoogd een één-loket gedachte uit te voeren waarbij de eerstelijnscontrole berust bij de douane, zo merken de leden van de VVD-fractie op. Erkent de regering dat de deskundigheid van de eerstelijnsdouaneambtenaar hierbij een cruciale rol speelt? Hoe waarborgt de regering dat de eerstelijnsdouaneambtenaar voldoende deskundigheid bezit, ook van niet-fiscale wetgeving? Hoe waarborgt de regering dat bedrijven niet alsnog met doorverwijzigingen naar vele specialisten te maken krijgen met ieder hun eigen controlemaatregelen? Hoe wordt de één-loket gedachte fysiek vormgegeven? Na 1 juli 2009 moet de zogenaamde pre-arrival en pre-departure informatie aan de douane verstrekt worden. Dit om de douane voor aankomst risicoanalyses uit te laten voeren. Waaruit zal de informatie bestaan die verstrekt dient te worden? Gaat het hier om zowel fiscale als niet-fiscale informatie? Hoe uitgebreid mag een informatieverzoek van de douane zijn? Hoe wordt rechtsbescherming geboden tegen buitenproportionele informatieverzoeken?

Is het denkbaar dat (met het oog op administratieve lastenverlichting voor ondernemingen), niet-fiscale controles vaker ook in het binnenland mogen plaatsvinden, als dit een logistiek belang dient? Zo ja; hoe gaat de Belastingdienst de deskundigheid rond controles in het binnenland waarborgen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie staan kritisch tegenover de aangekondigde reorganisatie van de Belastingdienst. Hoe staat de toekomstige reorganisatie in verhouding tot het standpunt van de regering om geen fysieke domeinafbakening toe te passen? Het «in het vrije verkeer brengen van goederen nadat daartoe een douaneaangifte is gedaan of had moeten worden gedaan» komt het meest voor en is niet aan fysieke grenzen gebonden (Advies RvS en nader rapport, p. 4). De toekomstige douanereorganisatie beoogt juist wel een fysieke domeinafbakening. Daarnaast stellen genoemde fractieleden de vraag of voldoende deskundigheid aanwezig blijft in het binnenland nadat de beoogde reorganisatie heeft plaatsgevonden. Zo ja, op grond waarvan blijft deze deskundigheid bestaan?

Heronderzoek

Wanneer de belastingplichtige het niet eens is met een beslissing van de douane, staat doorgaans bezwaar en beroep open tegen deze beslissing. De leden van de CDA-fractie merken op dat het nadeel van een bezwaar- of beroepsprocedure is dat deze vaak tijdrovend en kostbaar is en dat de bezwaar- en beroepsprocedure over het algemeen geen schorsende werking heeft ten aanzien van de beslissing waar men tegen in bezwaar of beroep gaat.

Wanneer goederen worden aangegeven, kan de douane de goederen onderzoeken in het kader van de verificatie van de aangifte. Indien de aangever het niet eens is met de bevindingen van de douane, kan de aangever de uitnodiging tot betaling afwachten en hiertegen bezwaar maken. De Algemene douanewet biedt echter ook de mogelijkheid tot heronderzoek van de goederen. Het voordeel van een dergelijk heronderzoek is dat eventuele misverstanden of verschillen in opvatting direct met de douane kunnen worden gecommuniceerd en op korte termijn kunnen worden verholpen, zonder in de procedures van bezwaar en beroep terecht te komen. De leden van de CDA-fractie vragen of zij het goed zien dat de mogelijkheid van heronderzoek van goederen niet is opgenomen in het wetsvoorstel voor de Algemene douanewet? Zien deze leden het goed dat indien dit heronderzoek niet is opgenomen in de Algemene douanewet dit kan worden beschouwd als een behoorlijke versobering van de mogelijkheden van een aangever om op te komen tegen «fouten» van de douane?

De leden van de VVD-fractie merken op dat in tegenstelling tot de huidige douanewetgeving het niet mogelijk is om heronderzoek van goederen tijdens de verificatie te vorderen. Ziet de regering in dat dit zal leiden tot onnodige discussies en rechtsmiddelen hiermee overbodig zullen worden benut? Wat is de reden om de mogelijkheid van heronderzoek niet in stand te houden? Is de regering bereid dit alsnog te doen?

Zowel in artikel 1.25 als 2.1 h staat niets over een heronderzoek. In de huidige wetgeving is er wel de mogelijkheid tot een heronderzoek. De leden van de fractie van de ChristenUnie zouden graag kennis willen nemen van de argumenten voor het weglaten van de mogelijkheid tot heronderzoek.

Authorised Economic Operator

De kleine wijziging van het CDW, neergelegd in Verordening 1875/2006, introduceert de Authorised Economic Operator. Deze AEO is een ondernemer die op basis van zijn inspanningen om de kans op terrorisme te verkleinen in aanmerking komt voor vereenvoudigde procedures en verlaagde controledruk. De kwalificatie van AEO moet leiden tot een vermindering van de administratieve lastendruk. Echter, zo menen de leden van de CDA-fractie, bestaat er momenteel veel onduidelijkheid bij ondernemers over deze figuur. Tegelijkertijd laat de Europese wetgever binnen het CDW behoorlijk wat ruimte om invulling te geven aan dit beginsel. Zou voorliggend wetsvoorstel geen prima gelegenheid zijn om aan te geven op welke manier concrete invulling gegeven zal worden aan de AEO? Zien de leden het voorts goed dat daarnaast het uitgangspunt van horizontaal toezicht, die de belastingdienst door middel van convenanten met het bedrijfsleven tot uitvoering wil brengen, in de Algemene douanewet buiten beschouwing blijft? Is het ten behoeve van de modernisering van het douanetoezicht en om aan te geven waar voor het bedrijfsleven de voordelen van de AEO-status liggen, niet een goed idee om het uitgangspunt van horizontaal toezicht op te nemen in het wetsvoorstel?

Waarom is bij de herziening van de douanewet niet duidelijk vastgelegd wat de exacte invulling zou moeten zijn van de Authorised Economic Operator, zo vragen de leden van de VVD-fractie? De ondernemer die vrijwillig zijn fiscale verplichtingen verricht en tracht de kans op terrorisme te verkleinen. Op het moment bestaat hier bij ondernemers veel onduidelijkheid over. Welke mogelijkheden heeft Nederland om nationaal invulling te geven aan deze figuur? Op welke wijze kunnen de bepalingen rond een in Nederland gecertificeerde AEO zo gunstig mogelijk worden ingevuld zodat Nederland als vestigingsland ten opzichte van andere landen zo aantrekkelijk mogelijk wordt? Op welke wijze kan het douanetoezicht in de herziening meer worden gespecificeerd? Welke rol speelt horizontaal toezicht hierin? Welke ervaringen zijn er met horizontaal toezicht in de douanesfeer?

De leden van de fractie van de Christenunie vragen zich af in hoeverre de eisen aan certificering van de AEO communautair, dan wel nationaal zijn vastgelegd. Is er sprake van afstemming met andere lidstaten met betrekking tot deze certificering? Kunnen door de implementatievrijheid van EU-lidstaten op dit gebied negatieve effecten voor Nederland optreden? De leden van de fractie van de ChristenUnie willen graag weten of bij het toekennen van de AEO-status aan bedrijven een accountantsverklaring voldoende kan zijn. Zo ja, bestaat daarbij een vorm van tweedelijnscontrole vanuit Europa of vanuit Nederland? Verder bestaat voor de AEO-status geen geldigheidsduur. Op welke manier vindt de controle op de AEO-status plaats en gebeurt dit met enige regelmaat?

Bestuurlijke boete

Met betrekking tot de bestuurlijke boeten constateren de leden van de CDA-fractie dat in het wetsvoorstel wordt gekozen voor een verhoging van de verzuimboete van € 90 naar € 300 per verzuim. In het wetsvoorstel is opgenomen dat het voor het opleggen van een verzuimboete voldoende is dat aan «een verplichting» voorvloeiend uit «een vergunning» ingevolge de douanewetgeving niet is voldaan. Zien de leden het goed dat in het wetsvoorstel de bevoegdheid van de douane voor wat betreft het opleggen van bestuurlijke boeten daarmee substantieel wordt uitgebreid? Zal deze verhoging in de praktijk niet kunnen leiden tot frequente en onredelijk hoge boetes voor kleine fouten? Kan dit wellicht worden voorkomen, door duidelijk in de tekst en toelichting op te nemen dat de boete ten hoogste € 300 kan belopen en de douane zodoende een discretionaire bevoegdheid heeft voor wat betreft het bepalen van de hoogte van de boete?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de communautaire douanewetgeving geen bepalingen bevat omtrent het opleggen van bestuurlijke boeten. Bestuurlijk beboeten is de verantwoordelijkheid van de afzonderlijke lidstaten. In afwachting van mogelijke verdere ontwikkelingen in Europees verband is op een enkel punt voor verruiming gekozen. Is er in deze verruiming nog een mogelijkheid voor douaneambtenaren om zelf een afweging te maken in de hoogte van de bestuurlijke boete? Op welke andere punten acht de regering een verruiming van het bestuurlijk boeten mogelijk en welke communautaire en nationale ontwikkelingen worden in het kader van het bestuurlijk boeten verwacht?

Is de maximum bestuurlijke boete van € 300,– qua hoogte vergelijkbaar met andere landen, zo vragen de leden van de SP-fractie? Kan een aantal voorbeelden worden genoemd van overtredingen die dusdanig ernstig zijn dat er een boete van € 300,– uit kan volgen. Wat zijn voorbeelden van kleine fouten die in de regel tot een lager bedrag zouden leiden?

De leden van de VVD-fractie constateren dat de verzuimboete van € 90 naar € 300 per verzuim wordt verhoogd. Erkent de regering dat dit in de praktijk zal betekenen dat er een onredelijk hoge boete voor een relatief klein verzuim zal worden opgelegd? Hoe denkt de regering over de mogelijkheid om de tekst zodanig aan te passen in die zin dat de boete ten hoogste € 300 kan belopen? Deelt de regering de mening dat de douane een bepaalde «speelruimte» zou moeten hebben voor wat betreft het bepalen van de hoogte van de boete? De betreffende bepalingen in de Algemene douanewet («ten hoogste € 300,–») en de artikelsgewijze toelichting («maximumbedrag») impliceren het bestaan van deze ruimte. Echter, ook de huidige douanewet kent dergelijke bepalingen, maar deze speelruimte wordt momenteel niet gehanteerd. Hoe gaat de staatssecretaris waarborgen dat in de praktijk wel een speelruimte zal worden toegepast? In het wetsvoorstel is verder de bevoegdheid van de douane voor het opleggen van bestuurlijke boeten sterk uitgebreid. Zo leidt het niet voldoen aan «een verplichting voortvloeiend uit een vergunning ingevolge de douanewetgeving» tot het opleggen van een boete. Deelt de regering de mening dat dit wel erg breed is geformuleerd? Dat deze uitbreiding ertoe kan leiden dat voor elk verzuim, hoe klein en onbeduidend ook, er middels dit artikel een rechtsgrond wordt gecreëerd voor het opleggen van een boete? Hoe wordt de rechtsbescherming van betrokkenen in deze gewaarborgd? Deelt de regering de mening dat op met deze «algemene verzuimregel» geen recht wordt gedaan aan de grote complexiteit en verscheidenheid in voorwaarden in de diverse vergunningen? Ziet de regering in dat er een risico bestaat dat voorgestelde regeling bovendien zal bijdragen aan een lastenverzwaring (toename bezwaarprocedures) voor zowel de douane als het bedrijfsleven? Erkent de regering verder dat door het sluiten van steeds meer douanekantoren het bedrijfsleven afhankelijk is geworden van de diverse vergunningen? Dat door de administratieve verplichtingen en complexiteit rond deze vergunningenstelsels kleine onregelmatigheden (onbedoeld) in de praktijk zo nu en dan zullen voorkomen?

Mede gezien de hoogte van het boetebedrag en de veelheid aan «overtredingen» die beboetbaar wordt (artikel 9:4 Algemene douanewet), zal volgens de leden van de VVD-fractie een dergelijke «algemene» en «open» norm verstrekkende gevolgen kunnen hebben in relatief «onschuldige» gevallen. Graag ontvangen deze leden een reactie van de regering hierop. Is de regering bereid de wettekst op dit punt te verduidelijken en de reikwijdte van het artikel te beperken?

Bevoegdheden douanetoezicht en -controle

In dit wetsvoorstel krijgen de douaneautoriteiten een aantal aanvullende toezicht- en controlebevoegdheden. Deze zijn in een aantal gevallen vergaand, zo constateren de leden van de CDA-fractie. Het betreft bijvoorbeeld de uitgebreidere mogelijkheid tot lijfsvisitatie en het binnentreden van ruimten (waaronder zelfs woonruimten) met hulpapparatuur en speurhonden. Genoemde leden onderschrijven het belang dat de douane, juist ook in een tijd van toenemende dreigingen van over de grenzen, over de juiste bevoegdheden beschikt om haar fiscale, financiële en VGEM1 taken te vervullen. Daarbij dienen bevoegdheden van de douane ook in perspectief van de bevoegdheden van bijvoorbeeld politie, marechaussee en OM beoordeeld te worden. Tegelijkertijd hechten de leden er aan dat de rechtsbescherming van de burger te allen tijde veiliggesteld is. Is het zo dat in dit wetsvoorstel aan de douane ingrijpende bevoegdheden worden verleend met betrekking tot de controle van personen, voertuigen en ruimtes, ook zonder dat sprake is van een vermoeden van een strafbaar feit, vragen deze leden zich af? Hoe verhouden deze bevoegdheden zich tot de bestaande bevoegdheden van de douane? Zien de leden van de CDA-fractie het goed dat, als dit voorstel kracht van wet krijgt, het ook mogelijk wordt om bijvoorbeeld drugshonden of scanning hulpmiddelen in te zetten bij de controle van willekeurige gebouwen en vervoermiddelen zonder dat een vermoeden van een strafbaar feit bestaat. Is het op dezelfde wijze mogelijk om lijfsvisitatie toe te passen bij toevallige verkeerscontroles? Zien genoemde leden het goed dat hiermee de douane over veel verdergaande en ingrijpender bevoegdheden gaat beschikken dan de politie en marechaussee? En onttrekken die bevoegdheden zich automatisch aan het toezicht op de rechtsgrond en redelijkheid door de rechtercommissaris zoals gebruikelijk bij politie werk? In het bijzonder vragen deze leden zich af hoe de bevoegdheid tot het doorzoeken van «op of in vervoermiddelen aanwezige woningen» (art. 1:26, eerste lid, onder d.) zich verhoudt met de bescherming van het huisrecht, terwijl in de onderdelen b en c, en in de Memorie van Toelichting woningen inderdaad expliciet van de bevoegdheid tot doorzoeking worden uitgesloten. De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van artikel 1:21 dat stelt: «de inspecteur maakt van zijn bevoegdheden slechts gebruik voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van zijn taak nodig is». Welke interpretatie moet in dit verband aan de term redelijkerwijs worden gegeven? Genoemde leden vinden het de vraag of de uitgebreide douane bevoegdheden rechtstatelijk gezien noodzakelijk en wenselijk zijn en of de samenleving deze keuze steunt. De vraag komt bij ons op of de wetgever deze ruime bevoegdheid zo voor ogen heeft. Zou dat niet het geval zou zijn, dan verdient het de aanbeveling dit dan ook als zodanig vast te leggen, aldus de leden van de CDA-fractie.

De leden van de fractie van de PvdA vragen of de belangen van de individuele burger bij de nieuwe douanewet voldoende zijn geborgd. Terecht stelt de Raad van State dat er geen duidelijkheid wordt verschaft ten aanzien van de bevoegdheden van de douaneambtenaren- en niet-douaneambtenaren bij de handhaving van niet-fiscale wetten. Onduidelijk voor de burger is nu of de controle door een bevoegd of niet-bevoegd ambtenaar wordt uitgevoerd en welke bevoegdheden die ambtenaar mag gebruiken. Wat is de mening van de regering op dit punt?

Er is een strikte scheiding aangebracht tussen de controlefase en de opsporingsfase. Is het waar dat de douane geen bevoegdheden heeft informatie te gebruiken die voortkomen uit de risicoanalyses, zo vragen de leden van de SP-fractie? Wat is het standpunt van de regering ten aanzien van de bruikbaarheid van deze informatie? Ziet de regering een rol weggelegd voor de douaneambtenaar gezien haar plaats in het logistieke proces met betrekking tot de handhaving van deze strafrechtelijk verboden goederen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben kennis genomen van het toekennen van niet-fiscale taken aan douaneambtenaren. Niet-fiscale taken kunnen behoren tot verscheidene ministeries, zoals EZ, Justitie, LNV, OCW en V&W. Hoe wordt de verantwoordelijkheid en strategische aansturing vormgegeven, nu de douane ook deze niet-fiscale taken toebedeeld heeft gekregen? De veronderstelling dat de meeste burgers ervan uit gaan «dat een douaneambtenaar goederen in principe altijd mag onderzoeken» (Advies RvS en nader rapport, p. 3) mag volgens de ChristenUnie-fractieleden niet per definitie leiden tot uitbreiding van bevoegdheden voor douaneambtenaren. Waar wordt «het verwachtingspatroon van de burger» op gebaseerd?

Lijfsvisitatie

In het wetsvoorstel wordt in artikel 1:28 geregeld dat de inspecteur bevoegd is personen aan lijfsvisitatie te onderwerpen. Artikel 1:26 regelt de locaties waarop dit kan waaronder havens, luchthavens, spoorwegemplacementen en in vervoersmiddelen. Lijfsvisitatie betreft zowel het«scannen» van een persoon, waarmee door kleding heen kan worden gekeken, als meer traditionele betasting tot en met ontkleding. Hieromtrent wijzen de leden van de CDA-fractie graag nog op het volgende. De Raad van State merkt op dat ten aanzien van het instrument lijfsvisitatie onduidelijk is welke rechtsbescherming wordt geboden aan de persoon die wordt aangewezen voor lijfsvisitatie. Daarom adviseert de Raad de bezwaar- en beroepmogelijkheden toe te lichten en ook het tijdstip waarop hiervan gebruik gemaakt kan worden. Eveneens merkt de Raad op dat bij overgaan tot gehele ontkleding van het lichaam dan wel onderzoek daarvan toestemming is vereist van de daartoe aangewezen ambtenaar. Deze beschikking geldt als door de inspecteur genomen (art. 1:18, lid 2 Algemene douanewet). De Raad merkt op dat niet duidelijk is op welke wijze een bezwaar of beroep tijdig kan worden gehonoreerd. De Raad vraagt om een meer duidelijke toelichting over de rechtsbescherming die wordt geboden aan de persoon die wordt aangewezen voor lijfsvisitatie. De regering repliceert dat de toelichting al voldoende aandacht schenkt aan deze rechtsbescherming. Tevens geeft zij in reactie op het bovenstaande weer dat in artikel 1:28 Algemene douanewet in wordt gegaan op de waarborgen die gelden met betrekking tot de lijfsvisitatie. Kan de regering, mede gelet op het verzoek van de Raad de toelichting te verduidelijken, aangeven hoe deze waarborgen, zoals genoemd in het nader rapport (p. 12) zich verhouden tot de rechtsbescherming van degene die de lijfsvisitatie dient te ondergaan? Worden deze waarborgen voldoende kenbaar gemaakt aan belanghebbende? Kan belanghebbende de waarborgen bij rechte afdwingen indien nodig? Belanghebbende kan bezwaar maken tegen de beschikking van de inspecteur, maar kan hij/zij dit ook tegen de gehanteerde werkwijze? Bovendien vraagt de Raad naar de wijze waarop tijdig duidelijk kan zijn of het bezwaar of beroep wordt gehonoreerd. Kan de regering ingaan op deze tijdigheid? Wordt de uitvoering van de lijfsvisitatie opgeschort hangende het bezwaar of beroep? Zo niet, hoe verhoudt dit zich tot internationale regelgeving, met name artikel 8 EVRM? Is er jurisprudentie over gevallen waarin een schadevergoeding is geëist, toen bij beslissing op bezwaar of beroep bleek dat lijfsvisitatie niet toegepast had mogen worden of niet onder de aanwezige omstandigheden toegepast had mogen worden? Wat is de gemiddelde hoogte van de toegekende schadevergoeding? Is de hoogte van de toe te kennen schadevergoeding in lijn met wat in andere Europese landen gebruik is? Heeft het Europese Hof zich ook uitgelaten over de hoogte van schadevergoedingen in vergelijkbare gevallen? Zo ja, hoe verhoudt deze uitspraak zich tegenover hetgeen in Nederland gebruik is? Kan de regering inzicht geven in de ervaringscijfers over het gebruik van de bezwaar- en beroepsmogelijkheden? Wordt de mogelijkheid van bezwaar en beroep voldoende kenbaar gemaakt aan belanghebbenden? Zo ja, op welke wijze? Zo neen, waarom niet? Ook de ruimte die de douane wordt geboden voor verschillende niveaus van lijfsvisitaties, met of zonder apparatuur op locaties anders dan luchthavens, lijkt een uitbreiding van de bevoegdheden.

In welke mate heeft de douane nu al deze bevoegdheden. Is bij deze bepaling rekening gehouden met het commentaar van de Nationale Ombudsman over de 100% controles op Schiphol1 ? Hoe moet in dit verband de redelijkheidtoets van artikel 1.21 beoordeeld worden? Deze bevoegdheden lijken te kunnen leiden tot een grote inbreuk op de privacy. In het voorstel zelf zijn geen nadere eisen opgenomen ten aanzien van de apparatuur waarmee door de kleding van personen kan worden gekeken en het gebruik daarvan. Ook lijken geen nadere eisen gesteld aan de redelijkheid van de controle. Wel is een delegatiebepaling opgenomen dat bij algemene maatregel van bestuur deze nadere eisen kunnen worden gesteld. Verdient het, mede gelet op de internationale verdragen, niet de voorkeur verdient om in de wet zelf eisen en beperkingen op te nemen ten aanzien van het gebruik van lijfsvisitatie? In dit kader geeft de regering aan dat gelet op het feit dat al een uitgebreide rechtsbescherming wordt geboden, en mede gelet op de professionaliteit van de douaneorganisatie met betrekking tot het zorgvuldig omgaan met bevoegdheden, het niet noodzakelijk wordt geacht een speciale bezwaar- en beroepsprocedure op te zetten. Wat is de reactie van de regering met betrekking tot de verhouding tussen het bieden van rechtsbescherming en de betrouwbaarheid van een organisatie bevoegdheden zorgvuldig te hanteren? Deelt de regering de mening dat de rechtsbescherming losstaat van de uitvoerende organisatie, juist vanwege het feit dat een organisatie opgebouwd is uit mensen en het uitvoeren van bevoegdheden derhalve, hoe spijtig ook, onderhevig is aan de (misschien zeldzame) menselijke fout? Kan de regering nogmaals motiveren waarom een snelle procedure ten aanzien van het bezwaar en beroep niet geïndiceerd is, mede gelet op het feit dat lijfsvisitatie een daadwerkelijke beperking vormt van de lichamelijke integriteit en daarom gekwalificeerd kan worden als een ingrijpende maatregel?

De leden van de PvdA-fractie merken op dat voor het onderwerp lijfvisitatie de Raad van State adviseert in de toelichting uitdrukkelijk in te gaan op de rechtsbescherming daarbij en de mogelijkheden inzake bezwaar en beroep. De regering neemt dit advies niet over onder andere omdat reeds een uitgebreide rechtsbescherming wordt geboden. Lijfvisitatie betreft een ernstige inbreuk op het recht op integriteit van het lichaam van degene die wordt gevisiteerd. Op welke wijze en waar kunnen mensen nu een klacht indienen als zij zich onterecht behandeld voelen?

De leden van de SP-fractie merken op dat, omdat lijfsvisitatie een inbreuk maakt op de persoonlijke levenssfeer, het goed is dat er binnen deze wet uitvoerig aandacht aan wordt besteed. Aangezien een discretionaire bevoegdheid wordt overgelaten aan de inspecteur van de douane is het volgens de leden van de SP-fractie ook van belang dat de inspecteur zelf aan (steekproefsgewijze) controle onderworpen is. Hoe wil de regering daar invulling aan geven? Wat wordt er in verband met de lijfsvisitatie op pagina 102 bedoeld met bestrijding van de eerbaarheid aanstootgevende goederen? Kan de regering meer toelichting geven over de rechtsbescherming die wordt geboden aan belanghebbenden? Hoe worden zij hierover geïnformeerd? Kan men vooraf bezwaar maken? Kunnen de waarborgen bij rechte worden afgedwongen? Kan het bezwaar zich ook richten tegen de gehanteerde werkwijze?

Over de virtuele lijfsvisitatie doen verschillende verhalen de ronde. Is het waar dat stewardessen hebben aangegeven hier bezwaar tegen te maken? Het tegenargument was dat de belanghebbenden op de beelden onherkenbaar zouden zijn. Kan dit met beeldmateriaal worden aangetoond?

Wat is de reactie op de brieven die zijn gestuurd door de Nationale Ombudsman, waar met name kritiek wordt geleverd op de 100% controle? Vindt de regering ook dat lijfsvisitatie pas mag worden toegepast wanneer iemand verdacht is van een strafbaar feit en er ernstige bezwaren bestaan ten aanzien van die persoon?

In Artikel 1:28 van de Algemene douanewet staat aangegeven dat de inspecteur bevoegd is tot het onderwerpen van personen aan lijfsvisitatie. De aanleiding zal «... worden afgeleid uit een complex van omstandigheden, een combinatie van factoren» (memorie van toelichting, p. 103). Voor de leden van de fractie van de ChristenUnie is nog onduidelijk op welke specifieke gronden tot dit vergaande middel over zal worden gegaan en welke rechtsbescherming burgers hierbij hebben. Daarnaast geeft de regering aan dat lijfsvisitatie eerder zal worden toegepast bij personen afkomstig uit een «hoog risicoland». Hoe wordt bepaald wat een hoog risicoland is? Schuilt in deze maatregel het risico dat personen op grond van afkomst beoordeeld worden?

Artikelsgewijs

Artikel 1:11

Douane-expediteur – Factuurverplichting

De factuurverplichting van de douane-expediteur is opgenomen in artikel 1:11 Algemene douanewet. Hoewel in de artikelsgewijze toelichting wordt vermeld dat: «de bepaling grotendeels overeenkomt met artikel 32 van de DW», willen de leden van de VVD-fractie de regering vragen of bij het «overnemen» van deze bepaling uit de DW rekening is gehouden met het «uitgebreide» toepassingsgebied van de Algemene douanewet? In tegenstelling tot het toepassingsgebied van de Douanewet (DW) (beperkt tot de rechten bij in- en uitvoer), strekt de Algemene douanewet zich uit tot de gehele douanewetgeving. Douane en opdrachtgevers kunnen een groot belang hechten aan een bescherming met betrekking tot de afgedragen rechten bij invoer en andere daarmee samenhangende bedragen, maar het zou toch niet de bedoeling moeten zijn de factuurverplichting op te rekken tot alle bedragen die in het kader van deze wet door de expediteur worden betaald? Deelt de regering de opvatting dat dit onnodig tot meer administratieve lasten zou leiden? Oprekking van de verplichting zou volgens de leden van de VVD-fractie bovendien verstrekkende gevolgen kunnen hebben, gezien het feit dat het niet voldoen aan deze verplichting ingevolge artikel 10:6 Algemene douanwet een strafbaar feit is. Onderschrijft de regering dit? Voorts wordt in de Algemene douanewet de factuurverplichting beperkt tot «[...] voor zover aan zijn opdrachtgever te wijten [...]». Zoals al eerder opgemerkt verricht de douane-expediteur slechts een dienst en heeft hij geen financieel belang bij de goederen. Hij verricht de aangifte ten invoer immers ten behoeve van zijn opdrachtgever en hieruit vloeit een douaneschuld voort. Deelt de regering de opvatting dat deze toevoeging met betrekking tot de factuurverplichting aldus voorbij gaat aan de civielrechtelijke rechtsverhouding tussen de partijen en de toevoeging dus onjuist en overbodig is? Hoe denkt de regering over het voorstel de toevoeging betreffende de verwijtbaarheid te schrappen in zowel artikel 1:11 als 1:12 lid 1 Algemene douanewet?

Artikel 1:12

Douane-expediteur – wettelijk voorrecht

Ten opzichte van de DW wordt in artikel 1:12 lid 1 Algemene douanewet (wettelijk voorrecht douane-expediteur) de zinsnede toegevoegd «[...] voor zover aan zijn opdrachtgever te wijten [...]». Volgens de leden van de VVD-fractie doet dit afbreuk aan de rechten van de douane-expediteur. Deelt de regering de opvatting dat de douane-expediteur van cruciaal belang is voor logistiek Nederland en in het bijzonder voor het functioneren van de douane? De douane hoeft door de expediteurs immers geen zaken te doen met allerlei kleine onervaren partijen, maar kan dit doen met professionals die de douanetaal spreken. Deelt de regering de opvatting dat de douane-expediteur geen enkel financieel belang heeft bij de goederen zelf, maar slechts een dienst verleent? Hij doet aangifte voor goederen en schiet rechten, heffingen e.d. voor ten behoeve van zijn opdrachtgever. Indien de opdrachtgever zelf aangifte zou doen, dan moet hij deze bedragen ook zelf aan de fiscus afdragen. Waarom loopt hij met de wijziging dan wel het risico aansprakelijk te worden gesteld? Hoe zal de douane-expediteur moet aantonen dat gemaakte fouten aan zijn opdrachtgever te wijten zijn? Wat gebeurt er als de douane-expediteur dit niet kan aantonen of er geen verwijtbaarheid is van de zijde van zijn opdrachtgever? Is de douane-expediteur in zo’n geval bij faillissement van zijn opdrachtgever opeens «onbeperkt aansprakelijk»? Acht de regering dit een rechtvaardige gang van zaken? Wat dient er te gebeuren als noch de douane-expediteur noch diens opdrachtgever verwijtbaar hebben gehandeld (bijvoorbeeld vals certificaat van oorsprong)? Wat betekent de beperking voor een afwikkeling van een faillissement? Moet voordat het faillissement kan worden afgewikkeld eerst de vraag worden beantwoord of er sprake is van verwijtbaarheid aan de kant van de opdrachtgever? Het kan niet zo zijn dat de curator deze vraag beantwoordt, dus zal deze vraag eerst door de civiele rechter/arbiters moeten worden beoordeeld, alvorens tot een afwikkeling van het faillissement kan worden gekomen. Hoeveel langer zal hierdoor de afwikkeling van een faillissement gaan duren?

Deelt de regering de mening dat het wettelijk voorrecht van de douane-expediteur op alle vermogensbestanddelen van de opdrachtgever voor wie hij rechten, belastingen of boetes etc. bij invoer heeft betaald, aldus niet ingeperkt moet worden?

Artikel 4:1

Vrije zone/vrij entrepot

Rondom de bepalingen in de het voorliggende wetsvoorstel over de vrije zone/entrepot van het type II (administratief gecontroleerd) bestaat de vraag bij de leden van de VVD-fractie of deze bepalingen erop zijn gericht dit type zone/entrepot te handhaven ook na de invoering van het nieuwe CDW? De Minimum Common Core (MCC) noemt dit type zone/entrepot namelijk niet expliciet.

Artikel 10:1

Summiere aangifte

In Artikel 10:1 wordt verwezen naar de artikelen 43 en 44 van het CDW, met betrekking tot de summiere aangifte. De leden van de fractie van de ChristenUnie wijzen op het vervallen van de artikelen 43 t/m 45 in het CDW (Verordening 648/2005).

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De adjunct-griffier van de commissie,

Vente


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Vendrik (GL), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), J. Kortenhorst (CDA), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dam (PvdA), Halsema (GL), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Van Gerven (SP), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Vacature (CDA), Anker (CU), Mastwijk (CDA), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Smeets (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA) en Spekman (PvdA).

XNoot
1

Kamerstuknummer 30 800, nr. 10.

XNoot
1

VGEM: Veiligheid, gezondheid, economie en milieu.

XNoot
1

Brief d.d. 6 november 2006, Fin07005.

Naar boven