nr. 9
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 oktober 2006
Bijgaand treft u aan de schriftelijke beantwoording van de vragen gesteld
door de leden van uw Kamer tijdens de plenaire behandeling van het Belastingplan
2007, reactie op ingediende amendementen en moties (kamerstukken 30 804,
nrs. 33 en 34) en het wijzigingsplan «Paarse Krokodil».
De Minister van Financiën,
G. Zalm
Schriftelijk reactie op gestelde vragen bij de plenaire
behandeling van het voorstel van wet houdende wijziging van enkele belastingwetten
ter vermindering van administratieve lasten (Wijzigingsplan «Paarse
krokodil»)
Ter beschikking gestelde telefoon
Mevrouw Dezentjé Hamming heeft gevraagd of de voorgestelde belastingvrijstelling
voor de vergoeding van een telefoon waarvan het zakelijke gebruik van meer
dan bijkomstig belang is, ook geldt voor een ter beschikking gestelde telefoon.
Deze vraag kan ik bevestigend beantwoorden. De regels voor de vrije vergoedingen
gelden ook voor verstrekkingen. Als de werkgever aan de werknemer een telefoon
ter beschikking stelt die voor meer dan 10% zakelijk wordt gebruikt,
is sprake van een vrije verstrekking.
Definitie telefoon
Voorts heeft mevrouw Dezentjé Hamming voorgesteld alle telefoons,
evenals computers, onder het – voor vrije vergoeding dan wel verstrekking
vereiste – zakelijkheidcriterium van meer dan 10% te brengen.
Apparatuur waarbij de «telefoonfunctie» duidelijk ondergeschikt
is aan de «computerfunctie» komt voor belastingvrije vergoeding
in aanmerking als deze voor ten minste 90% zakelijk worden gebruikt.
Om budgettaire redenen is het niet mogelijk de nieuwe telefoonregeling met
een zakelijkheidcriterium van meer dan 10% uit te breiden naar computers.
Er zou dan weer een nieuwe PC-privémarkt ontstaan, waarvan het budgettaire
beslag € 240 miljoen kan bedragen.
Voor het onderscheid tussen computers en mobiele telefoons zijn bij de
invoering van het huidige artikel 15b, eerste lid, onderdeel s, van de Wet
op de loonbelasting 1964 de volgende, naar mijn mening afdoende, richtlijnen
gegeven. Onder het begrip computer valt ook de elektronische apparatuur die
geheel of gedeeltelijk bedoeld is voor taken die ook met een computer kunnen
worden verricht, zoals digitale agenda’s, mini-notebooks en GPS-apparatuur.
Dat geldt ook voor een mobiele telefoon indien de functie van het telefoontoestel
duidelijk ondergeschikt is aan andere functies, zoals telematica of dataverwerking.
Maximumuurloon vrijwilligers
Daarnaast vraagt mevrouw Dezentjé Hamming aandacht voor het maximumuurloon
voor vrijwilligers, omdat dit in de praktijk tot een enorme verzwaring van
administratieve lasten zou leiden.
De vrijwilligersregeling is met ingang van 1 januari 2006 verruimd.
Vrijwilligers kunnen thans onbelast vergoedingen en verstrekkingen ontvangen
voor maximaal € 150 per maand en € 1500 per jaar. De regeling
is bedoeld voor vrijwilligerswerk. Bij een vergoeding die aangemerkt kan worden
als marktconforme beloning is daarvan geen sprake. Op dat punt is de vrijwilligersregeling
niet gewijzigd. Om de praktijk hierbij te helpen, heeft de Belastingdienst
een richtlijn gegeven. Van een marktconforme beloning is in ieder geval geen
sprake als een vrijwilliger van 23 jaar of ouder niet meer dan € 4,50
per uur krijgt en een vrijwilliger jonger dan 23 jaar niet meer dan € 2,50
per uur.
Dit zijn echter geen absolute grenzen. Mocht iemand van mening zijn dat
een hogere vergoeding toch niet marktconform is (en dus nog sprake is van
vrijwilligerswerk), dan kan hij proberen dat aannemelijk te maken. Het schrappen
van de genoemde richtlijn zou de praktijk niet helpen. Integendeel. Bij het
in de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2006/07, 30 577,
nr. 7, blz. 2) aangekondigde onderzoek naar een globalere benadering van het
loonbegrip zal overigens ook naar een mogelijke vereenvoudiging
bij de praktijk van de vrijwilligersregeling worden gekeken.
Bedrijfsfitness
Mevrouw Dezentjé Hamming vraagt verder de voorwaarde voor de vrijstelling
van bedrijfsfitness met betrekking tot de plaats van die fitness te laten
vervallen.
Op verzoek van de praktijk wordt de huidige regeling verruimd in die zin
dat niet meer noodzakelijk is dat de fitness tijdens werktijd plaatsvindt.
De daarvoor in de plaats gekomen voorwaarde van bedrijfsfitness op een bepaalde
plaats is bedoeld om het gezamenlijke karakter van de fitness te behouden.
Door het schrappen van bedoelde voorwaarde zou individuele fitness onbelast
kunnen worden vergoed, waardoor het karakter van bedrijfsfitness verloren
gaat. Juist dat karakter is de motivering voor een regeling bij de belastingvrije
vergoedingen en verstrekkingen. Fitness is bij uitstek een privé-kwestie
en dient afgezien van de bedrijfsfitness niet voor een belastingvrije vergoeding
in aanmerking te komen.
Voor de kleinere bedrijven of grotere bedrijven met kleine vestigingen
(per vestiging kan er een fitnesslocatie worden gekozen) zal de voorwaarde
van de fitness op een bepaalde plaats geen probleem zijn. Een fitnesscentrum
biedt voldoende capaciteit. Voor bedrijven met grote vestigingen hoeft dat
niet anders te zijn. Die vestigingen hebben overigens vaak zelf een fitnessruimte.
De Minister van Financiën,
G. Zalm