30 577
Wijziging van enkele belastingwetten ter vermindering van administratieve lasten (Wijzigingsplan «Paarse krokodil»)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 14 september 2006

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden onderschrijven het belang van de inzet van dit wetsvoorstel, namelijk het verminderen van de administratieve lasten en de daaraan verbonden irritaties, volledig.

In dit kader vragen zij of de regering ook denkt aan een meer fundamentele aanpak van het probleem van de gedetailleerde regelgeving in de loonheffing. Deelt de regering de visie dat de formele wetgever de administratieve lasten en de bijkomende irritaties, die de loonbelasting met zich meebrengt, beter aan de wortel kunnen worden aangepakt dan de oplossing te zoeken in aanpassingen van de uitvoeringsregeling, omdat het gevaar bestaat dat we dan blijven steken in symptoombestrijding? In de vakliteratuur wordt erop gewezen dat de oplossing zou kunnen liggen in een eenvoudige «renovatie» van het loonbegrip en van de tekst van artikel 10 van de Wet op de loonbelasting.2 Graag ontvangen zij een reactie hierop.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wijziging van enkele belastingwetten met als doel de administratieve lasten te verminderen, oftewel het wijzigingsplan Paarse Krokodil.

Het wetsvoorstel roept bij deze leden gemengde gevoelens op. Zij zijn verheugd te zien dat eindelijk een begin wordt gemaakt met de uitvoering van de motie-Dezentjé Hamming (30 306, nr. 55) om loon in natura te vereenvoudigen en waar mogelijk te schrappen. Zij zijn echter van mening dat slechts een magere start wordt gemaakt met het uitruimen van de catacomben van de loonbelasting. Met het wetsvoorstel blijven namelijk nog de nodige irritatiepunten liggen.

De leden van de VVD-fractie beschouwen het als een groot gemis dat er in dit wetsvoorstel geen maatregelen zijn opgenomen om kwartaalaangifte voor kleine ondernemers mogelijk te maken. Deze leden willen graag weten wanneer de regering motie-Aptroot denkt uit te voeren, temeer daar een overgrote meerderheid in de Tweede Kamer hier voorstander van is. De leden van de VVD-fractie vinden dan ook niet dat het wetsvoorstel een weloverwogen totaalplan voor de loonbelasting behelst. Kan de regering toezeggen een allesomvattende visie op de loonbelasting te ontwikkelen? Staat de regering daarbij open voor de mogelijkheid om een taskforce op te richten bestaande uit wetenschappers, vertegenwoordigers van het Ministerie van Financiën en ervaringsdeskundigen op het gebied van de loonbelasting?

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering een reactie te geven op het commentaar van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs op het wetsvoorstel.

2. Loonbegrip en loonadministratie

2.1 Geschenkenregeling

De leden van de VVD-fractie vragen waarom bij de geschenkenregeling er niet voor is gekozen enkel het voorbehoud «in het kader van een feestdag» te schrappen en verder geen verhoogde eindheffing toe te passen. Hoe staat de regering tegenover de optie alleen het voorbehoud te schrappen en daarbij een verhoging van het eindheffingstarief achterwege te laten? Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat zodoende irritatie wordt weggenomen bij werkgevers die vaker per jaar willen schenken?

2.2 Telefoon en internet

De afschaffing van de huidige bewijslast voor de vrijstelling van een tweede telefoon zien de leden van de CDA-fractie als een welkome vereenvoudiging. Heffing over een forfaitair vastgestelde privé-besparing blijft achterwege onder andere vanwege de administratieve lasten. Waarom maakt de regering nu hierop weer het voorbehoud dat in geval werkgevers hiermee in de praktijk anders omgaan «op enig moment een andere afweging kan worden gemaakt en kan worden voorgesteld de nu voorgestelde wijziging weer geheel of gedeeltelijk terug te draaien?» Deze leden begrijpen de noodzaak van deze inbreuk op het rechtszekerheidsbeginsel niet. Graag ontvangen zij een reactie.

In het verlengde hiervan hebben deze leden nog enkele vragen over de werking van de 10%-toets. Wordt deze gemeten in gebruiksminuten?Zo ja, op welke wijze? Of wordt deze gemeten in kosten? Ook dan rijst de vraag hoe. Of kan worden volstaan met een algemene toets, bijvoorbeeld aan de hand van de functie van de werknemer of de vergoeding/verstrekking naar objectieve maatstaven een beloningsvoordeel inhoudt? Graag ontvangen deze leden een nadere toelichting op dit punt.

Het valt de leden van de CDA-fractie op dat de voorwaardelijke (10%) vrijstellingsregeling voor telefoon en internet expliciet niet geldt voor computers. Waarom niet? De computer is toch hét (internet)communicatiemiddel van de 21e eeuw?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom in de voorgestelde bepaling, waarin bestaande fiscale regelingen met betrekking tot telefoon, internet en vergelijkbare communicatiemiddelen worden teruggebracht tot één regeling, het onderscheid tussen telefoons en computers wordt gehandhaafd? Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat dit in de toekomst voor problemen kan zorgen, aangezien telefoons en computers steeds meer dezelfde functies combineren. Dat wil zeggen, telefoneren met een computer en computeren met een telefoon. Het is in de ogen van deze leden onbegrijpelijk dat de vrijstellingsregeling voor telefoon en internet expliciet niet voor computers geldt.

De leden van de VVD-fractie vragen hoe moet worden vastgesteld of er sprake is van zakelijk gebruik in meer dan 10% van de gevallen. Wordt dat gemeten in gebruiksminuten of in kosten, of kan worden volstaan met de algemene toets of de vergoeding/verstrekking naar objectieve maatstaven een beloningsvoordeel inhoudt?

2.3 Vaste reiskostenvergoedingen

De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze de werkgever geacht wordt binnen het criterium van hoofdzakelijkheid te blijven. Mogen deze leden aannemen dat de werkgever niet verplicht wordt gesteld van de werknemer bij te houden op welke dagen de werknemer op zijn vaste werkplaats is geweest? Dit om vaste lasten en irritatie van werkgevers te voorkomen.

Geldt de regeling dat de vaste onkostenvergoeding doorloopt in de maand van ziekte en de maand daaropvolgend, ook wanneer de werknemer aan het begin van het kalenderjaar ziek wordt? Is de regering het met de leden van de VVD-fractie eens dat thuiswerkers ook recht zouden moeten hebben op een vaste reiskostenvergoeding voor die dagen dat zij wél op kantoor werken?

2.4 Bewaarplicht vervoersbewijzen

Waarom is er niet voor gekozen werkgevers niet langer verplicht te stellen vervoersbewijzen te bewaren, zo vragen de leden van de VVD-fractie. In hun ogen zou dit pas echt administratieve lastenverlichting opleveren.

2.5 Loonbelastingverklaring

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de mening deelt dat met het verdwijnen van het formulier voor de loonbelastingverklaring, het voor sommige MKB’ers extra administratieve lasten oplevert een dergelijk formulier zelf te ontwikkelen en actueel te houden? Kan de regering toezeggen dat de verplichting tot het doen van een loonbelastingverklaring wél wordt afgeschaft, maar dat de Belastingdienst wel een standaardformulier blijft aanbieden dat werkgevers in hun administratie kunnen opnemen?

2.6 Bedrijfsfitness

De leden van de CDA-fractie constateren dat een DGA wordt uitgezonderd van de bedrijfsfitnessfaciliteit. Kan wel worden gesteld dat deze uitzondering niet geldt indien er meer dan één DGA werkzaam is? Zo neen, dan hebben genoemde leden behoefte aan een toelichting.

Deze leden vrezen dat het criterium «feitelijke deelname» in de praktijk tot problemen zal leiden. Want wanneer mag de DGA, die de regeling openstelt voor al zijn personeel, zelf gaan fitnessen? Pas als de eerste andere werknemer ook gaat? En moet hij dan direct weer stoppen als de andere werknemer ook niet gaat? de aan het woord zijnde leden vrezen onduidelijkheden en administratieve rompslomp als bijgehouden moet worden of de andere werknemers wel feitelijk gaan. Zou het daarom niet beter zijn om het criterium «feitelijk gebruik door andere werknemers» te vervangen door «openstaan voor andere werknemers»?

2.7 Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001

De leden van de CDA-fractie vragen de regering om een reactie op de suggestie van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs om de gelegenheid van dit wetsvoorstel aan te grijpen om nog een irritatiepunt bij werkgevers en werknemers weg te nemen inzake artikel 87 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. Op grond van dit artikel hoeft een werkgever geen loonbelasting in te houden als de werknemer voor zijn dienstbetrekking ook elders werkzaam is en verplicht is de beloning die hij daar krijgt af te staan aan de werkgever. Alhoewel de formele regels daartoe niet veranderd zijn, wordt sinds 1 januari 2006 de daartoe benodigde beschikking niet meer afgeven indien er bij die andere werkgever ook premies werknemersverzekeringen verschuldigd zijn. Natuurlijk, is het mogelijk dat de ene werkgever een ander premiepercentage voor de werknemersverzekeringen verschuldigd is dan de andere werkgever, maar dit kan zowel in het voordeel als in het nadeel van de partijen uitwerken. Wat is erop tegen om artikel 87 zo aan te passen dat deze bepaling ook van toepassing is indien de vennootschap of het lichaam premies werknemersverzekeringen verschuldigd is over de te betalen beloning, zo vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie constateren dat in het wetsvoorstel helaas geen aandacht wordt geschonken aan de problematiek rond het loon in natura in de vorm van een door de werkgever ter beschikking gestelde woning. Onder punt 5.25 in de kabinetsnotitie naar aanleiding van de motie-Dezentjé Hamming (30 306, nr. 55) wordt ingegaan op de huidige regeling met betrekking tot een door de werkgever ter beschikking gestelde woning. daarin wordt echter verzuimd aan te geven dat de regeling (artikel 33 Uitvoeringsregeling loonbeslating 2001) op gespannen voet staat met de wettelijke bepaling (artikel 13 van de Wet op de loonbelasting) waar deze uitvoering aan geeft. De wettelijke bepaling is helder: belast dient te worden het bedrag wat de werknemer zich bespaart. In de uitvoeringsregeling wordt echter een aantal voorwaarden gesteld waardoor het een werknemer in de praktijk bijzonder moeilijk wordt gemaakt om ook daadwerkelijkde besparingswaarde te laten belasten. Het percentage van 18% van het bruto inkomen in de Uitvoeringsregeling voldoet volgens de leden van de VVD-fractie in de praktijk niet omdat voor veel lager betaalde werknemers dit percentage te hoog is. Uit gegevens van het CBS blijkt namelijk dat gezinnen met een bruto inkomen van rond de € 30 000 per jaar gemiddeld slechts 12% van hun netto inkomen aan huisvesting uitgeven. Om voor het belasten van de lagere besparingswaarde in aanmerking te komen moet de werknemer uitzoeken wat de waarde in het economisch verkeer is van zijn woning en wat zijn besparingswaarde is. Deze twee waarden zijn niet eenvoudig te bepalen, waardoor er in praktijk eindeloze discussies met de Belastingdienst ontstaan. Het zou voor bepaalde sectoren die veel met deze problematiek te maken hebben (b.v. kerkgenootschappen en exploitanten van appartementencomplexen met huismeesters) een enorme lastenverlichting zijn wanneer in de Uitvoeringsregeling een heldere regeling zou komen om de besparingswaarde vast te stellen. Dat zou volgens de aan te woord zijnde leden eenvoudig kunnen door te verwijzen naar de gegevens CBS. Is de regering bereid een dergelijke heldere regeling te treffen, zo vragen zij.

3. Inkomensbelasting. Buitengewone uitgavenregeling

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering bereid is de levensloopverlofkorting uitsluitend toe te passen in de inkomstenbelasting, zodat wordt voorkomen dat werkgevers in een onmogelijke bewijspositie worden gebracht op het moment dat de werknemer zijn levenslooptegoed op wil nemen? Zo neen, waarom niet?

Is de regering bereid de verplichting voor de werkgever te schrappen om de inkomensafhankelijke bijdrage ZVW te vergoeden tijdens het levensloopverlof van de werknemer?

4. Budgettaire aspecten

De leden van de CDA-fractie merken op dat het voorstel budgettair neutraal is vormgegeven, terwijl naar het oordeel van de Raad van State de voorgestelde maatregelen ook hadden kunnen worden gerekend tot het reguliere onderhoud van de desbetreffende belastingwetten. De leden van de CDA-fractie constateren dat regering tegen de achtergrond van het feit dat de voorgestelde maatregelen primair tot doel hebben het verminderen van de administratieve lasten, heeft besloten deze te financieren met aanvullende dekkingsmaatregelen. Genoemde leden zien vooralsnog niet in waarom het één met het ander te maken moet hebben. Graag ontvangen zij een nadere toelichting.

5. Concept voor de wijzigingen in de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 naar aanleiding van het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten ter vermindering van administratieve lasten (Wijzigingsplan «Paarse krokodil»)

Artikel 29

De leden van de CDA-fractie vragen of de regering kennis heeft genomen van de kritiek van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs dat het eerste lid van dit artikel moeilijk leesbaar is. Hoe beoordeelt de regering de suggestie van de Orde om onderdeel a aan te passen en onderdelen a en b om te draaien?

Artikel 37

De leden van de CDA-fractie menen dat het gebruik van «in ieder geval» in de tekst van dit artikel tot verwarring leidt als de regering zich inderdaad op het standpunt stelt dat een hogere vergoeding niet mogelijk is. Indien het daadwerkelijk de bedoeling is dat er geen hogere onbelaste vergoeding wordt betaald, ook al kan worden aangetoond dat de werkelijke kosten het forfait te boven gaan, dan zou de tekst van dit artikel moeten worden aangepast.

ARTIKELSGEWIJS

Artikel X

De leden van de VVD-fractie vragen of de regering de mening deelt dat vertegenwoordig zonder volmacht nuttig kan zijn in het geval van vermiste personen, comapatiënten of mensen die ernstig in de war zijn maar (nog) niet onder curatele zijn gesteld en die geen vertegenwoordiger hebben aangewezen? De toelichting zegt dat de huidige wettelijke regeling hierover in artikel 41 Algemene wet inzake rijksbelastingen kan vervallen, omdat de mogelijkheid bestaat van analoge toepassing van het leerstuk van zaakwaarneming uit het civiele recht. Het is volgens de leden van de VVD-fractie echter maar zeer de vraag of dat leerstuk wel naar analogie kan worden toegepast in het bestuursrecht. De Centrale Raad van Beroep heeft in ieder geval beslist dat dit niet mogelijk is (CRvB 20 augustus 1996, Gemeentestem 1997, 7049, nr. 5). Hoe verhoudt de opmerking in de memorie van toelichting dat het leerstuk van zaakwaarneming uit het civiele recht hier naar analogie kan worden toegepast tot deze uitspraak van de Centrale Raad van Beroep? Kan de regering andere rechterlijke uitspraken noemen waarbij zaakwaarneming in het bestuursrecht wel werd aanvaard? Kan de regering verzekeren dat de belastingrechter deze analogie zal aanvaarden? Indien dit niet volstrekt zeker is, is het dan wel aanvaardbaar om de bestaande regeling over vertegenwoordiging met toestemming van de inspecteur te schrappen? Ontstaat er door schrapping niet het risico dat de betrokken belastingplichtigen tussen de wal en het schip zullen vallen?

De voorzitter van de commissie,

Tichelaar

De waarnemend griffier van de commissie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Halsema (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Ondervoorzitter, Smits (PvdA), Herben (LPF), Tichelaar (PvdA), Voorzitter, Koopmans (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), De Nerée tot Babberich (CDA), Fierens (PvdA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Heemskerk (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Van Egerschot (VVD), Irrgang (SP) en Willemse-van der Ploeg (CDA).

Plv. leden: Rouvoet (CU), Koenders (PvdA), Dittrich (D66), Balemans (VVD), Kortenhorst (CDA), vacature PvdA, Duyvendak (GL), Van Gent (GL), vacature algemeen, De Krom (VVD), Atsma (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Eerdmans (LPF), Noorman-den Uyl (PvdA), Mosterd (CDA), De Vries (CDA), Hermans (LPF), Mastwijk (CDA), Stuurman (PvdA), Schippers (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), De Vries (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van Beek (VVD), Gerkens (SP) en Rambocus (CDA).

XNoot
2

Th.J.M. van Schendel, Het onbegrepen loonbegrip, WFR 2006/16.

Naar boven