30 573 Migratiebeleid

Nr. 62 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2010

In deze brief informeer ik u over de verhoging van de naturalisatie- en optieleges per 1 januari 2011. Het doel hiervan is de door de overheid gemaakte kosten ten behoeve van de behandeling van naturalisatieverzoeken en optieverklaringen meer dan voorheen door te berekenen aan de verzoeker. De verhoging van de naturalisatieleges is aangekondigd in de Rijksbegroting voor zowel 2010 als 2011. De volgende aanpassingen worden voorzien:

1. Invoering van een vergoeding ten behoeve van de ontvangende instanties voor de afdoening van een verzoek tot medeverlening of medeverkrijging van het Nederlanderschap door een minderjarige

De ontvangende instanties zijn de overheden waar de naturalisatieverzoeken en optieverklaringen worden ingediend, zoals gemeenten en de Nederlandse ambassades. Voor verzoeken van minderjarige kinderen die samen met de ouders het Nederlanderschap aanvragen (medeverkrijging in de optieprocedure en medeverlening in de naturalisatieprocedure), krijgen de ontvangende instanties momenteel geen vergoeding. De ontvangende instanties verrichten wel extra handelingen voor deze verzoeken. Zo moet bijvoorbeeld ook bij kinderen de verblijfsstatus onderzocht worden en moeten kinderen die ouder zijn dan twaalf jaar in de gelegenheid worden gesteld om hun zienswijze inzake de wijziging van hun nationaliteitsrechtelijke positie te geven. Om de ontvangende instanties voor de extra werkzaamheden te compenseren, mogen de ontvangende instanties per 1 januari 2011 € 20 behouden voor deze verzoeken. Aangezien momenteel voor een verzoek tot medeverkrijging in de optieprocedure nog geen leges worden geheven, betekent dit dat voor deze categorie verzoeken een nieuw legesfeit wordt ingevoerd.

2. Tariefverhoging

De tarieven voor de afdoening van zowel optieverklaringen als naturalisatieverzoeken gaan omhoog. Hierdoor worden de kosten die de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de ontvangende instanties maken beter doorberekend aan de burgers. Dit is in lijn met het algemene kabinetsbeleid.

De naturalisatieprocedure bij de IND is niet kostendekkend. De kostprijs bij de IND bedraagt op dit moment € 506 per naturalisatieverzoek.1 Hierin zijn de kosten die gemaakt worden voor het voeren van bezwaar- en beroepsprocedures niet meegenomen omdat de overheid deze kosten niet in rekening brengt conform de uitgangspunten voor de vaststelling van de leges zoals neergelegd in het Rapport «Maat houden, een kader voor doorberekening van toelatings- en handhavingskosten» (Kamerstuk 24 036, nr. 64). De gemiddelde opbrengst voor de IND zal € 423 per naturalisatieverzoek bedragen als de leges zijn verhoogd. Met de legesverhoging wordt een kostendekkendheid bereikt van circa 85%.

Tevens worden de ontvangende instanties meer gecompenseerd voor de toegenomen werkzaamheden sinds 2003. In overleg tussen het Rijk, gemeenten en de andere partners in het Koninkrijk is gebleken dat er sinds 2003 een aantal proceshandelingen bij de uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap is bijgekomen voor de ontvangende instanties. Het gaat hier onder andere om:

  • Onderzoek naar rechtmatig verblijf (toelating);

  • Onderzoek naar inburgering;

  • Bewijs van de identiteit en nationaliteit, in het bijzonder bij reguliere vreemdelingen die voor het verkrijgen van het verblijfsrecht zijn vrijgesteld van het overleggen van brondocumenten en een geldig buitenlands paspoort;

  • Onderzoek naar huwelijk en echtscheiding van optanten met het oog op polygamie;

  • Het afnemen van een verklaring van verbondenheid.

Daarnaast worden ontvangende instanties geconfronteerd met een grotere behoefte bij vreemdelingen aan uitleg over de naturalisatie- en optieprocedure. Het verstrekken van deze informatie komt ten laste van de begroting van de ontvangende instanties. Door de toegenomen proceshandelingen en de extra tijd die aan voorlichting moet worden besteed zijn de uitvoeringskosten van de afdoening van naturalisatieverzoeken en optieverklaringen toegenomen.

Derhalve is besloten om de naturalisatie- en optieleges te verhogen. De tarieven in de naturalisatieprocedure worden verhoogd naar € 789 voor enkelvoudige verzoeken (heden € 567) en € 1 008 voor meervoudige verzoeken van echtparen of geregistreerde partners (heden € 719). Bij meervoudige verzoeken van echtparen of geregistreerde partners wordt dus € 504 afgedragen per persoon. Voor de medeverlening aan een minderjarige wordt € 116 in rekening gebracht (heden € 85). Houders van een verblijfsvergunning asiel en staatlozen krijgen een korting op de tarieven voor enkelvoudige naturalisatie en meervoudige naturalisatie van € 202 (deze korting bedraagt momenteel € 50). De achtergrond hiervan is dat artikel 34 Vluchtelingenverdrag (Verdrag betreffende de Status van Vluchtelingen, Genève, 28 juli 1951, Trb. 1954, 88) en artikel 32 Staatlozenverdrag (Verdrag betreffende de status van staatlozen, New York, 28-09-1954, Trb. 1964, 17) een inspanningsverplichting kennen om de kosten van de procedure tot verkrijging van de Nederlandse nationaliteit voor vluchtelingen en staatlozen zoveel mogelijk te verminderen.

De tarieven in de optieprocedure worden verhoogd naar € 168 voor een enkelvoudige verklaring van optie (heden € 148) en € 286 voor een meervoudige verklaring van optie voor echtparen en geregistreerde partners (heden € 253). Zoals aangegeven wordt een tarief van € 20 ingevoerd voor de medeverkrijging in de optieprocedure. De tarieven in de optieprocedure zijn lager dan bij naturalisatie omdat het hier om een vereenvoudigde en minder kostbare procedure gaat. De proceshandelingen worden alleen door de ontvangende instanties uitgevoerd. De legesopbrengsten komen geheel ten goede aan de ontvangende instanties.

Legesverhoging en motie-Spekman en Anker

In de motie van de leden Spekman en Anker van 11 februari 2010 (Kamerstuk 32 052, nr. 25) wordt de regering opgeroepen om (mede) een scenario op te stellen waarin de leges met 10% worden verlaagd. Een verlaging van de naturalisatieleges met 10% zou voor de IND betekenen dat de inkomsten uit naturalisatieleges € 7,3 miljoen bedragen terwijl de totale kosten binnen het naturalisatieproces € 13,2 miljoen bedragen. Hierbij zijn de kosten die gemaakt worden voor bezwaar- en beroepsprocedures niet meegerekend. Een verlaging van de leges zou in het licht van het streven naar een hogere graad van kostendekkendheid van het naturalisatieproces contraproductief zijn.

De motie verzoekt de regering tevens om de legestarieven expliciet te toetsen aan de redelijkheid ervan voor de desbetreffende groep vreemdelingen. Artikel 13 van het Europees Verdrag inzake Nationaliteit verplicht reeds tot een stelsel van redelijke tarieven. Blijkens de toelichting dient dit te worden bepaald aan de hand van alle relevante omstandigheden, waaronder de administratieve kosten. Het streven naar een betere kostendekkendheid is in het licht van dit artikel aanvaardbaar, en valt binnen de grenzen van het redelijke.

Het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit levert belangrijke voordelen op voor de betreffende persoon. Het verkrijgen van het Nederlanderschap is voornamelijk in zijn belang. Het is daarom niet onredelijk om de administratieve kosten die dit met zich meebrengt voor de Nederlandse staat, voor een belangrijk deel door de belanghebbende zelf te laten dragen. Bovendien gaat het om een eenmalige betaling die personen gedurende geruime tijd kunnen zien aankomen.

In de motie wordt de regering ook verzocht de legestarieven te toetsen aan de redelijkheid voor de desbetreffende groep vreemdelingen. De nieuwe legestarieven houden rekening met verschillende categorieën verzoekers. Voor (gehuwde) partners die samen een verzoek indienen en voor minderjarigen die een verzoek om medeverlening doen, gelden aangepaste tarieven. Zodoende blijft de procedure ook voor gezinnen met kinderen betaalbaar. Tevens worden houders van een verblijfsvergunning asiel en staatlozen ontzien. Zoals reeds aangegeven, wordt de korting die gegeven wordt bij de naturalisatieaanvraag voor deze groepen aanzienlijk verhoogd. De stijging van de naturalisatieleges wordt daarmee enigszins beperkt.

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. P. H. Donner


XNoot
1

De voor de leges relevante kostprijzen bij de IND zijn vastgesteld op € 506 per naturalisatieverzoek. In de Rijksbegroting voor 2011 wordt echter een kostprijs genoemd van € 358. De achtergrond van het verschil is dat bij de voor leges relevante kostprijzen naar de kosten per verzoek wordt gekeken, terwijl de kostprijs in de begroting de kostprijs per IND-product betreft. Daarbij kan één verzoek leiden tot meerdere IND-producten. De kostprijs per verzoek is dan ook hoger dan de kostprijs die in de begroting is vermeld.

Naar boven