30 573 Migratiebeleid

Nr. 176 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 oktober 2019

Bijgaand doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van de leden Wilders, Fritsma en Emiel van Dijk (allen PVV) over de kosten van Nederlanders met een (westerse of niet-westerse) migratieachtergrond op verschillende beleidsterreinen (ontvangen op 19 juli 2019) (Aanhangsel Handelingen II 2019/20, nrs. 462 en 464 t/m 472).

De beantwoording wordt mede namens de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor Basis- en Voortgezet onderwijs en Media, van Economische Zaken en Klimaat, van Justitie en Veiligheid, voor Rechtsbescherming, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, voor Medische Zorg en Sport, van Defensie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Infrastructuur en Waterstaat en van Financiën en de staatsecretarissen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Justitie en Veiligheid, van Defensie, van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Financiën en van Infrastructuur en Waterstaat verstuurd.

Ter inleiding op de departementale antwoorden merken wij het volgende op.

Migratie is van alle tijden. Al eeuwenlang vestigen zich nieuwkomers in Nederland. Daarmee is diversiteit, waaronder verscheidenheid in herkomst, in Nederland een feit. Het is voor de regering prioriteit dat iedereen in Nederland de kans krijgt om mee te doen in de maatschappij en die kans ook pakt. Dit komt ten goede aan ons allemaal.

Het uitsplitsen van kosten en opbrengsten voor specifieke groepen binnen de samenleving is, gezien de wijze waarop de rijksoverheid beleid ontwikkelt, veelal niet mogelijk en ook niet wenselijk.

Ten eerste is herkomst een persoonsgegeven dat, ingevolge de beginselen van onder andere rechtsgelijkheid in de democratische rechtsstaat, voor de meeste beleidsterreinen niet relevant is. De rijksoverheid ontwikkelt beleid voor de samenleving als geheel, dat, waar relevant aansluit bij gedrag, ongeacht persoonskenmerken. Sinds 2018 gelden er daarbij aanvullend restricties op de verwerking van persoonsgegevens, vanuit de AVG. Onderscheid naar herkomst en/of afkomst wordt alleen gemaakt als dat noodzakelijk is met het oog op het monitoren van de achterstandspositie van bepaalde groepen. Nationaliteit wordt uitsluitend vastgelegd als dat noodzakelijk is voor de toepassing van het recht (bijvoorbeeld vanwege bepalingen in specifieke verdragen).

Ten tweede is uitsplitsen van kosten en opbrengsten naar individuen of groepen doorgaans niet mogelijk, omdat de overheid beleid maakt en evalueert met het oog op de effecten voor de samenleving als geheel. Burgers zijn geen optel- en aftreksom langs de meetlat van de euro en er bestaat geen boekhouding van kosten van individuele burgers of groepen burgers (voor de bijdragen die door Nederlanders met of zonder migratieachtergrond worden geleverd aan de samenleving, geldt overigens hetzelfde).

Om zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de beantwoording van deze vragen, richten de antwoorden zich dan ook, net als in het geval van de Kamervragen van het lid Fritsma uit 2009, niet op de kosten van burgers, maar op de kosten en opbrengsten van relevant beleid.

In de beantwoording is voornamelijk gebruik gemaakt van data van het CBS. Voor statistische doeleinden onderscheidt het CBS «personen zonder migratieachtergrond» en «personen met migratieachtergrond»1. Een persoon met migratieachtergrond is ofwel zelf geboren in een land buiten Nederland, ofwel heeft minstens één ouder die buiten Nederland geboren is. Bij personen die geboren zijn in Nederland en wiens ouders ook geboren zijn in Nederland, is geen sprake van een migratieachtergrond.

Hierbij moet overigens worden opgemerkt dat de verstrekte data niet zonder meer te vergelijken vallen met data uit het verleden, bijvoorbeeld de beantwoording van eerdergenoemde vragen van lid Fritsma uit 2009. Dit vanwege mogelijk tussentijds opgetreden wijzigingen in bronnen en methodes en/of verschuivingen in de inhoud van gebruikte categorieën. Het CBS heeft naar aanleiding van de beantwoording van de Kamervragen gericht aan de Minister en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in verband hiermee zelf een update gedaan van door hen eerder geleverde cijfers aan de hand van de inmiddels gehanteerde categorieën/definities/methoden.

Indien data niet voorhanden zijn, maken noch het CBS, noch de bevraagde departementen gebruik van schattingen op de wijze als in uw vraagstelling bedoeld. Dergelijke schattingen vormen geen bruikbare basis voor beleid.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees


X Noot
1

In deze beantwoording is afwisselend verwezen naar «personen», «burgers», «mensen» en «Nederlanders» met of zonder migratieachtergrond. Tenzij anders vermeld is de definitie daarvan steeds die van het CBS: het betreft alle personen die zijn ingeschreven in de Basisregistratie Personen (BRP) op de voor de beantwoording gevraagde peildatum. De peildatum kan per departement verschillen.

Naar boven