30 573 Migratiebeleid

Nr. 173 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 april 2019

Tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 26 maart jl. (Handelingen II 2018/19, nr. 66, Regeling van Werkzaamheden) heeft uw Kamer gevraagd om een brief naar aanleiding van berichtgeving over een document van de Europese Commissie waarin zou worden gesteld dat het VN Global Compact voor Veilige, Geordende en Reguliere Migratie juridische werking zou hebben. Met deze brief kom ik, mede namens de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, aan dit verzoek tegemoet.

Zoals ik op 25 maart jl. uw Kamer heb geïnformeerd,1 heeft de Commissie naar aanleiding van hogergenoemde berichtgeving gemeld dat dit een niet officieel document betreft. Het gaat om een document dat weliswaar door een individuele medewerker van de Commissie is opgesteld, maar niet breder wordt gedragen binnen de Commissie. Het verandert niets aan de zienswijze van de Commissie ten aanzien van het juridisch niet-bindende karakter van het Compact. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken heeft Commissaris Hahn dit ook desgevraagd bevestigd. De Juridische Dienst van de Raad beaamde deze lezing.

Dit niet-officiële document doet evenmin af aan de zorgvuldige juridische analyse die, mede op verzoek van uw Kamer, is uitgevoerd en waarover uitgebreid met uw Kamer is gedebatteerd. Feit blijft dat het Compact een juridisch niet-bindend document is en geen afdwingbare rechten genereert.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 2053

Naar boven