30 573 Migratiebeleid

Nr. 171 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 februari 2019

Hierbij bied ik u, mede namens de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, het door Regioplan, in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC), uitgevoerde onderzoek naar de aantrekkelijkheid van Nederland voor kennismigranten aan1. Deze brief bevat ook een reactie op de bevindingen.

1. Aanleiding en doel van het onderzoek

Het kabinet streeft ernaar om Nederland zo aantrekkelijk mogelijk te maken als vestigingsland voor kennismigranten. Van deze migranten wordt verwacht dat zij door hun hoge opleidingsniveau en/of specialistische kennis een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de economische ontwikkeling en concurrentiekracht van Nederland. Een helder en transparant toelatingsbeleid is onderdeel van de maatregelen om het vestigingsklimaat in Nederland aantrekkelijk te houden voor kennismigranten.

Doel van het onderzoek is inzicht te krijgen in wat het vreemdelingenbeleid kan doen om Nederland aantrekkelijk(er) te maken voor kennismigranten en meer in het bijzonder wat de IND en andere betrokken partijen kunnen doen om de dienstverlening richting kennismigranten te optimaliseren. Het onderzoek geeft inzicht in de redenen van kennismigranten om voor Nederland te kiezen en hun ervaringen met het Nederlandse toelatingsbeleid en de dienstverlening. Onder kennismigranten verstaan we alle hooggekwalificeerde arbeidsmigranten van buiten de EU/EER die in Nederland aan de slag zijn als kennismigrant. Dit zijn bijvoorbeeld hoogopgeleide managers of ICT-specialisten, maar ook wetenschappelijk personeel zoals aio’s, onderzoekers of docenten rekenen we tot deze groep.

Naast inzicht in de keuzes en ervaringen van kennismigranten zijn in dit onderzoek concrete aanknopingspunten geformuleerd voor het verbeteren van de dienstverlening aan kennismigranten, wat uiteindelijk de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigings- en carrièreland ten goede kan komen.

2. Conclusie en aanbevelingen

Het onderzoek bestaat uit drie onderdelen: (1) een verkenning van het veld; (2) onderzoek onder kennismigranten en (3) een beknopte vergelijking van het beleid en de uitvoeringspraktijk in twee andere Europese landen. De onderzoekvragen hebben betrekking op de vragen hoe kennismigranten tegen Nederland als vestigingsland aankijken, wat de redenen zijn waarom zij voor Nederland hebben gekozen en hoe zij het toelatingsbeleid en de dienstverlening van de IND en andere partijen ervaren.

De resultaten van dit onderzoek maken duidelijk dat het beleid en de uitvoering van de procedure met betrekking tot toelating- en verblijf van kennismigranten over het algemeen positief wordt gewaardeerd en soepel verloopt. Ook de vergelijking met Duitsland en Zwitserland laat zien dat het Nederlandse toelatingsbeleid voor kennismigranten (en hun familieleden) gunstig afsteekt: de procedure is eenvoudig georganiseerd en kent vaak korte doorlooptijden, mede dankzij de inzet van de erkend referent. Wat uit dit onderzoek ook naar voren komt is dat kennismigranten Nederland als vestigings- en carrièreland aantrekkelijk vinden en dat velen overwegen om zich voor langere tijd in Nederland te vestigen.

Desondanks zijn er op basis van dit onderzoek een aantal verbetersuggesties voor het beleid en de uitvoeringspraktijk te formuleren. Deze suggesties hebben niet alleen betrekking op de dienstverlening aan kennismigranten, maar ook op het migratie- en integratiebeleid en procedures in meer algemene zin. Hierbij valt onder andere te denken aan het optimaliseren van de transities tussen de verschillende migratieregelingen, het verbeteren van de sociale landing van kennismigranten in Nederland, en het actiever inzetten op het «branden» van Nederland als kennismigratieland buiten de Europese Unie.

3. Reactie

Alles overziend ben ik verheugd te constateren dat uit het onderzoek blijkt dat de kennismigrantenregeling en de dienstverlening positief worden gewaardeerd door kennismigranten. Er doen zich in het toelatingsproces weliswaar knelpunten voor die zeker aandacht behoeven, maar het algemene beeld is dat de kennismigrantenregeling voorziet in een heldere en soepele procedure en Nederland als een aantrekkelijk vestigings- en carrièreland wordt gezien. Het onderzoek bevestigt bovendien dat de dienstverlening via de expatcentra goed verloopt. Ik waardeer de goede samenwerking met de gemeenten hierin.

Ook de komende tijd zal ik mij, samen met mijn ambtsgenoten van Economische Zaken en Klimaat, Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Buitenlandse Zaken, alsook met de IND en gemeenten, inzetten om de positie van Nederland als kennismigratieland verder te versterken. De verbetersuggesties in het onderzoeksrapport bieden hiervoor alvast nuttige aanknopingspunten.

Allereerst zal ik de aanbeveling uit het rapport opvolgen die vraagt om een verkenning naar het verruimen van de regeling voor buitenlandse startups en kleine ondernemingen in Nederland. Hierbij zal ik de mogelijkheid betrekken voor sleutelpersoneel van buitenlandse startups om mee te komen met de oprichter van de startup. Daarnaast ga ik met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de slag om te voorzien in de mogelijkheid dat ook gezinsleden van zelfstandigen vrije toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt krijgen. Dit in navolging van gezinsleden van kennismigranten en wetenschappelijk onderzoekers.

Voorts neem ik de aanbevelingen over het versterken van de dienstverlening en informatievoorziening aan erkend referenten en kennismigranten ter harte. Dit in nauwe samenwerking met de IND en de expatcentra. Aandachtspunten hierbij zijn onder meer het vergroten van de kennis over al bestaande mogelijkheden voor kennismigranten om een onderneming te starten en het vergroten van de bekendheid onder werkgevers over het verlaagde salariscriterium voor recent afgestudeerden.

Tot slot zal ik in reactie op de overige genoemde verbetersuggesties in het rapport in ieder geval de mogelijkheden en wenselijkheid verkennen om:

  • kennismigranten die hun baan verliezen een langere zoekperiode te gunnen dan de huidige drie maanden;

  • het eerder mogelijk te maken voor kennismigranten om een permanente verblijfsvergunning aan te vragen, zonder overigens de voorwaarden voor een dergelijke vergunning (zoals het inburgeringsvereiste) te wijzigen;

  • de informatievoorziening aan kennismigranten over Nederland als aantrekkelijk vestigings- en carrièreland te verbeteren, inclusief de daarbij behorende sociale landing.

Ik zal uw Kamer in de tweede helft van 2019 informeren over de voortgang en resultaten van bovengenoemde acties en de te nemen vervolgstappen.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, M.G.J. Harbers


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven