nr. 9
NOTA VAN WIJZIGING
Ontvangen 12 september 2006
Het wetsvoorstel wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel I, onderdeel D, wordt gewijzigd als volgt:
a. artikel 21, eerste lid, aanhef, komt te luiden:
1. Ter uitvoering van artikel 8, tweede lid, van de richtlijn nr.
2003/109/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende
de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2004,
L16) kan de aanvraag tot het verlenen of wijzigen van een verblijfsvergunning
voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 20 slechts worden afgewezen, indien
de vreemdeling:;
b. onderdeel d komt te luiden:
d. al of niet tezamen met het gezinslid bij wie hij verblijft, niet
zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan;.
2. Artikel I, onderdeel E, wordt gewijzigd als volgt:
a. artikel 21a, eerste lid, aanhef, komt te luiden:
1. Ter uitvoering van artikel 13 van de richtlijn nr. 2003/109/EG
van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003 betreffende de
status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen (PbEU 2004, L16)
wordt de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde
tijd als bedoeld in artikel 20 niet afgewezen op de grond, bedoeld in artikel
21, eerste lid, onder d, indien:;
b. de komma aan het slot van onderdeel a wordt vervangen door: ,
of;
c. in onderdeel b wordt «, of» vervangen door een punt;
d. onderdeel c vervalt.
Toelichting
Systematiek
Ter verduidelijking van de systematiek wordt zowel het voorgestelde artikel
21, eerste lid, aanhef, als het voorgestelde artikel 21a, eerste lid, aanhef,
vervangen.
Artikel 21 regelt op hoofdlijnen de afgifte van de verblijfsvergunning
regulier voor onbepaalde tijd volgens de voorwaarden voor toekenning van de
Europese status van langdurig ingezetene, inclusief die betreffende de personele
werkingssfeer, ter uitvoering van artikel 8, tweede lid, van de richtlijn.
Artikel 21a regelt op hoofdlijnen de afgifte dan wel verlening van de
verblijfsvergunning regulier voor onbepaalde tijd in afwijking van artikel
21, op grond van gunstiger Nederlandse criteria, ter uitvoering van artikel
13 van de richtlijn.
Beschikken over middelen
Artikel 5 van de richtlijn vereist niet dat de onderdaan van het derde
land uit eigen hoofde over voldoende middelen
van bestaan moet beschikken. Vereist is dat hij daarover beschikt. Het inkomen van het gezinslid bij wie hij verblijft, veelal
de echtgenoot of partner, kan daarbij ook in aanmerking worden genomen. Dat
is bij nader inzien in overeenstemming met het huidige artikel 21, eerste
lid, onder a, Vreemdelingenwet 2000. Daarom wordt voorgesteld om de tekst
van het huidige artikel 21, eerste lid, onder a, te handhaven door het op
te nemen in het voorgestelde artikel 21, eerste lid, onder d, onder handhaving
ook van het daarin voorkomende woord «zelfstandig».
Zelfstandigheid
In artikel 3.73 Vreemdelingenbesluit 2000 wordt aangegeven dat onder zelfstandig
in ieder geval wordt verstaan: verworven uit wettelijk toegestane arbeid in
loondienst of als zelfstandige, voor zover de vereiste premies en belastingen
zijn afgedragen, uit inkomensvervangende uitkeringen krachtens een sociale
verzekeringswet waarvoor premies zijn afgedragen, of uit eigen vermogen, voor
zover de bron van de inkomsten niet wordt aangetast en de vereiste premies
en belastingen zijn afgedragen.
Deze omschrijving komt overeen met de betekenis van het in artikel 5 van
de richtlijn voorkomende woord «regelmatig». Het woord «regelmatig»
in artikel 5 van de richtlijn betekent immers, gelet ook op de Franse, Engelse
en Spaanse taalversies ervan, die respectievelijk melding maken van «des
ressources régulières», «regular resources»
en «recursos regulares»: regulier.
Ik geef er de voorkeur aan om de term «zelfstandig» te handhaven,
omdat de noodzaak tot vervanging door de term «regelmatig» niet
vast staat en ook om wetstechnische redenen. Zodanige vervanging in het voorgestelde
artikel 21, eerste lid, onder d, zou immers tot terminologische aanpassingen
in de artikelen 16 en 18 leiden en bovendien tot gevolg hebben dat de noodzaak
tot vervanging ook op tal van plaatsen in het Vreemdelingenbesluit 2000 zou
moeten worden onderzocht.
Bij vorenstaande is ook betrokken het arrest van het Hof van Justitie
van 23 maart 2006 (C-408/03) Commissie/België dat verband houdt
met de uitleg van artikel 1 van de inmiddels vervallen richtlijn 90/364/EEG
betreffende economisch niet-actieven en ook artikel 7, eerste lid, onder b, van richtlijn 2004/38/EG: iedere burger van de Unie heeft het recht
gedurende meer dan drie maanden op het grondgebied van een andere lidstaat
te verblijven indien hij voor zichzelf en voor zijn familieleden over voldoende
bestaansmiddelen beschikt om te voorkomen dat zij tijdens hun verblijf ten
laste komen van het sociale bijstandsstelsel van het gastland, en over een
verzekering beschikt die de ziektekosten in het gastland volledig dekt.
Deze richtlijnen hebben evenwel betrekking op onderdanen van de Europese
Unie en hun familieleden, ongeacht hun nationaliteit. Voorts komt in bedoelde
artikelen het woord «regelmatig» niet voor, noch ook een equivalent
daarvan.
In verband met het vorenstaande kan tenslotte onderdeel c van het voorgestelde
artikel 21a, eerste lid, vervallen.
De Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
M. C. F. Verdonk