nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 juli 2008
Tijdens het Algemeen Overleg van 26 juni verzocht u mij om een reactie
op de artikelen over de A4 Delft–Schiedam in de «Delftse Post»
van 14, 19 en 26 maart 2008, en een artikel in «Delft op zondag»
van 30 maart 2008. U verzocht mij specifiek in te gaan op het gestelde
in deze artikelen dat Rijkswaterstaat mij, u en burgers onjuist en onvolledig
informeert.
Ik maak graag gebruik van uw verzoek om een reactie en ik heb u op het
Algemeen Overleg toegezegd u schriftelijk te informeren.
De beweringen in bovengenoemd artikelen werp ik verre van mij. Rijkswaterstaat
maakt zoals u weet onderdeel uit van mijn ministerie, voert in opdracht van
mij onderzoeken uit, onderhoudt hierover intensieve contacten in de regio én
informeert mij hier adequaat over.
In de artikelen wordt door de auteur gerefereerd aan de volgende documenten:
1. Een brief van Rijkswaterstaat aan omwonenden over de A4 Delft–Schiedam.
De inhoud van deze brief wordt in twijfel getrokken;
2. Een studie naar de A4, verricht door de ministers van Verkeer en Waterstaat
en VROM, die niet openbaar zou zijn gemaakt.
Hieronder zal ik op deze 2 documenten nader ingaan.
Ad 1: Brief aan burgers, verzonden februari 2008.
Ik hecht waarde aan een zorgvuldig en transparant besluitvormingsproces.
Daarom heb ik u in januari 2008 (Kamerstuk 30 561, nr. 8) geïnformeerd
over het besluit dat ik samen met mijn collega, minister Cramer, en in afstemming
met de IODS-adviesgroep heb genomen.
Tevens heb ik Rijkswaterstaat verzocht om de omwonenden in de regio met
een brief te informeren over dit besluit en mijn beweegredenen daarbij. De
informatie die Rijkswaterstaat in opdracht van mij aan de burgers in de regio
heeft gegeven is in lijn met de informatie die u in bovengenoemde
brief van mij hebt ontvangen. Voor de brief die Rijkswaterstaat in opdracht
van mij aan burgers heeft gestuurd heeft wil ik u verwijzen naar bijlage 1.1
De brief aan de burgers in de regio, waartegen in de genoemde artikelen
wordt geageerd, wordt door een groot deel van de burgers in de regio gewaardeerd.
Meer dan 10 000 burgers hebben naar aanleiding hiervan aangegeven het
op prijs te stellen ook in de toekomst geïnformeerd te worden over het
project.
In de krantenartikelen wordt betoogd dat de informatie die in deze brief
gegeven wordt niet juist is. In Kamerstuk 30 561 nr. 8, en in navolging
daarvan in de brief van Rijkswaterstaat aan de burgers in de regio, heb ik
mijn keuzen gemotiveerd. Bij deze motivering heb ik informatie uit de Trajectnota/MER
stap 1, betrokken. Ik heb in bovengenoemd kamerstuk aangegeven dat ik een
bestuurlijke voorkeur heb voor het A4 Alternatief.
Tevens heb ik aangegeven dat uit de Trajectnota/MER stap 1 blijkt dat
de alternatieven A4 en A13+A13/16 vooralsnog realistische alternatieven zijn,
dat de planstudie nog loopt, en dat er nog een aantal complexe vraagstukken
is dat om een oplossing vraagt.
Ik heb daarop de conclusie getrokken dat nu alleen het A4-alternatief
verder onderzoeken juridische risico’s geeft. Daarom kies ik ervoor
in de Tweede stap van de Trajectnota/MER beide alternatieven verder te onderzoeken.
Ad. 2. Een studie naar de A4, verricht door de ministers
van VenW en VROM, die niet openbaar zou zijn gemaakt.
De suggestie dat een studie naar de A4 Delft–Schiedam binnen mijn
ministerie geheim wordt gehouden verwerp ik. De notitie waaraan dit krantenartikel
refereert, is openbaar en is als bijlage bij mijn brief van 22 november
2007 aan u gestuurd (Kamerstuk 30 561, nr. 7). In dit kamerstuk
heb ik aangegeven hoe ik met de informatie uit deze notitie omga; het nieuwe
kabinet heeft er met het Programma Randstad Urgent voor gekozen niet nu alle
energie te steken in het steeds weer opnieuw studeren, maar allereerst in
te zetten op het snel oplossen van bereikbaarheidsproblemen in de Randstad.
Daarom wordt in deze kabinetsperiode over de projecten A4 Delft–Schiedam
en A13/A16/A20 besloten.
De strategische lange termijnvisie die genoemd wordt in deze notitie kan
een plaats krijgen in de MIRT-verkenning Ruit Rotterdam.
Conclusie:
Zowel u als de omwonenden van de A4 zijn begin 2008 juist en volledig
geïnformeerd op basis van de beschikbare informatie uit de Trajectnota/MER
stap 1.
Begin 2009 verwacht ik aanvullende, actuele informatie. Dan is de planstudie
(Trajectnota/MER stap 2), die momenteel wordt uitgevoerd, gereed. Conform
de huidige planning zal deze in april 2009 ter visie worden gelegd. In het
derde kwartaal van 2009 zal ik dan samen met mijn collega van VROM, een standpunt
innemen. Daarbij zal ik de inspraakreacties en de adviezen van mijn wettelijke
adviseurs (onder andere de Commissie voor de Milieueffectrapportage) betrekken.
Ik zal u dan verder informeren over de keuzen van mijn collega van VROM en
mij, en onze overwegingen hierbij.
De minister van Verkeer en Waterstaat,
C. M. P. S. Eurlings