30 553
Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de verbetering van de mogelijkheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten om onderzoek te doen naar en maatregelen te nemen tegen terroristische en andere gevaren met betrekking tot de nationale veiligheid alsmede enkele andere wijzigingen

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 28 juni 2006

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

ALGEMEEN DEEL2
1. Aanleiding tot wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 20022
2. Algemene toelichting op de wijzigingsvoorstellen3
3. Inhoud van het wetsvoorstel: bespreking van een aantal hoofdonderdelen van het wetsvoorstel5
3.1. Verplichte gegevensverstrekking door bestuursorganen alsmede door personen en instanties die beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam zijn in de financiële sector of in de sector vervoer5
3.1.1. Algemeen5
3.1.3 Verplichte verstrekking van gegevens door aan te wijzen categorieën van personen en instanties in de sectoren financiële dienstverlening en vervoer (artikel 29a (nieuw) en 29b (nieuw))5
3.1.4. De beschikbaarstelling van geautomatiseerde gegevensbestanden (artikel 29b (nieuw)) door bestuursorganen en de op grond van artikel 29a, eerste lid, aangewezen categorieën van personen en instanties6
3.2. Wijziging van de artikelen 28 en 29 in verband met de uitbreiding van de reikwijdte tot aanbieders van communicatiediensten7
3.3. Overige bijzondere bevoegdheden van de diensten (nieuw hoofdstuk 3a)7
3.3.1 Inleiding7
3.3.2 De oprichting en inzet van rechtspersonen7
3.3.3 Het bevorderen of treffen van maatregelen8
4. Artikel 8 EVRM en artikel 10 Grondwet8
5. Administratieve lasten8
ARTIKELEN9

ALGEMEEN DEEL

1. Aanleiding tot wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002

Met belangstelling hebben de leden van de CDA-fractie kennisgenomen van dit wetsvoorstel. De aanleiding voor deze wijzigingen is voor het merendeel terug te voeren tot de praktijkervaring die inmiddels met de wet is opgedaan, alsmede de aanbevelingen van de Commissie bestuurlijke evaluatie AIVD. De mogelijkheden voor en de noodzaak tot aanpassing zijn voor een deel ook al onderwerp van overleg met de Kamer geweest. De leden van de CDA-fractie hebben bij de concrete voorstellen tot wijziging nog enkele vragen.

De leden van de PvdA-fractie met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wiv 2002. Zij hebben daarover de navolgende vragen en opmerkingen.

Op een aantal punten stelt de regering in de memorie van toelichting dat gebleken is dat de Wiv 2002 in een aantal situaties niet voldoet. Dit wordt echter summier of niet toegelicht. De leden van de PvdA-fractie hebben wel behoefte aan die toelichting teneinde te kunnen bepalen of het oordeel van de regering terzake kan worden gedeeld.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 in verband met de verbetering van de mogelijkheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten om onderzoek te doen naar en maatregelen te nemen tegen terroristische en andere gevaren met betrekking tot de nationale veiligheid alsmede enkele andere wijzigingen.

Deze leden onderschrijven het belang van een optimaal functionerende inlichtingen- en veiligheidsdienst om zo de nationale veiligheid te waarborgen. Inderdaad gaat het hierbij, hoe belangrijk ook, niet alleen om de nodige maatregelen en bevoegdheden in de strijd tegen terrorisme, maar ook verbeterde maatregelen met betrekking tot andere gevaren tegen de nationale veiligheid. Met de regering zijn de leden van de VVD-fractie van mening dat het voor het optimaal functioneren van de diensten van groot belang is dat de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 wordt gewijzigd. Op deze wijze kan gevolg worden gegeven aan de ontwikkelingen en de ervaringen vanuit de praktijk.

De leden van de VVD-fractie kunnen zich dan ook in grote lijnen vinden in de motivering bij de voorstellen die de regering doet ter uitbreiding van de bevoegdheden en mogelijkheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Deze leden zijn echter wel kritisch wat betreft de inhoudelijke uitwerking van de voorstellen. Ondanks de uitgebreide toelichting van de regering bestaat er nog veel onduidelijkheid en onzekerheid bij de leden van de VVD-fractie met betrekking tot de, mogelijk zeer ver strekkende, gevolgen van deze wetswijziging. De aan het woord zijnde leden zijn, met de Raad van State, van mening dat sommige aspecten nadere toelichting behoeven, wil de Kamer een oordeel over dit wetsvoorstel kunnen vormen.

Kan de regering ingaan op de vraag hoe informatie die bij de AIVD ter beschikking is, wordt beveiligd, vragen de leden van de VVD-fractie. Deze leden hechten aan een goede beveiliging.

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van dit wetsvoorstel en willen daarover de volgende opmerkingen maken.

Allereerst willen deze leden van de opmerken dat juist de primaire taak van de inlichtingendiensten, het verwerven en verwerken van gegevens, wordt aangetast door slordigheden in de beveiliging van de informatie. Zij constateren met zorg dat de de AIVD allerlei onderzoeken doet, zoals naar journalisten van de Telegraaf, die mogelijk contacten hebben met lekken binnen de inlichtingendienst, door hen af te luisteren. Maar het probleem wordt daarmee niet verholpen.

Om deze reden zijn de leden van de SP-fractie sceptisch om te komen tot een verdere uitbreiding van de gegevensverwerking door de inlichtingendiensten. De gegevens kunnen immers dan nog gemakkelijker in de handen van onbevoegden vallen. Voorts maakt de verdere gegevensverstrekking aan de AIVD het verlies ervan door veiligheidsproblemen nog schadelijker. De leden van de SP-fractie stellen voor om eerst een integrale oplossing te zoeken voor de beveiligingsproblemen die door journalisten aan het licht gebracht zijn, alvorens voort te gaan met het uitbreiden van bevoegdheden. Graag horen zij van de regering de plannen, de voortgang van de uitvoering en de voltooiing van de evaluatie van de beveiliging. De leden van de SP-fractie vinden het, voor alle duidelijkheid, niet verantwoordelijk om op de huidige wijze van incident naar incident te gaan en hebben alleen al om deze reden grote moeite met de voorstellen om de informatie van de AIVD breder beschikbaar te stellen.

Een tweede punt waaraan de leden van de SP-fractie willen refereren, is het rapport van de Commissie bestuurlijke evaluatie AIVD. Deze commissie heeft gesteld dat de waarde van de informatie wisselend kan zijn omdat er onvoldoende waarborgen zijn voor de kwaliteit van de informatie. Ook dit probleem moet niet alleen in de planningsfase zijn behandeld, maar de leden van de SP-fractie willen nu zeker weten of de waarborgen voor de kwaliteit van informatie zijn verbeterd en of de kwaliteit van de informatie dienovereenkomstig hoger is. Zij verzoeken de regering eerst aan te tonen dat een en ander is uitgevoerd en verbeterd alvorens toestemming te vragen voor een verdere uitbreiding van de taken van de diensten.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben kennisgenomen van het wetsvoorstel hetgeen beoogt de invoering van een verplichting tot gegevensverstrekking door bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen bestuursorganen en categorieën personen en instanties in de sectoren financiële dienstverlening en vervoer, de beschikbaarstelling van geautomatiseerde gegevensbestanden door de desbetreffende bestuursorganen en aangewezen instanties ten behoeve van data-analyse en het bevorderen of treffen van maatregelen ter bescherming van door een dienst te behartigen belangen. Zij hebben op dit moment behoefte aan het stellen van enkele vragen.

2. Algemene toelichting op de wijzigingsvoorstellen

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de regering op bladzijde 3 van de memorie van toelichting stelt dat in een aantal situaties is gebleken dat de WIV óf onnodig beperkend is óf onvoldoende expliciet bij de toepassing van de in de wet geregelde bijzonder bevoegdheden. Zij vragen aan welke situaties moet worden gedacht?

Op bladzijde 4 van de memorie van toelichting staat dat in een aantal gevallen de afhankelijkheid van louter vrijwillige medewerking niet meer wenselijk is. Aan welk soort gevallen moet worden gedacht? Overigens vragen de leden van de PvdA-fractie op dit punt ook of het in een AMvB regelen welke bestuursorganen en categorieën van personen en instanties verplicht kunnen worden tot het verstrekken van informatie niet strijdig is met een uitgangspunt van goede wetgeving namelijk dat de reikwijdte van de wet in de wet zelf bepaald moet worden.

Het wetsvoorstel stelt dat het in het kader van de nationale veiligheid «niet aanvaardbaar» is (bladzijde 4) dat veiligheidsdiensten op basis van slechts vrijwillige medewerking van bestuursorganen, personen of instanties gegevens kunnen krijgen. Het is de leden van de PvdA-fractie niet duidelijk welke problemen er zich tot nu toe hebben voorgedaan bij de vrijwillige gegevensverstrekking. Kan de regering hierop nader ingaan? Is er bijvoorbeeld in de praktijk (regelmatig) sprake van weigerachtige bestuursorganen, andere instanties of personen?

De leden van de PvdA-fractie stellen met enige verbazing vast dat nog steeds wordt gestudeerd op de vraag of het mogelijk moet worden dat de AIVD onderzoek doet naar te benoemen ministers en nieuwe leden van het Koninklijk huis. Kan worden toegelicht waarom dit zo lang duurt? Het is toch in ieder geval in het dedat over Prinses Mabel in politieke zin helder geworden dat voor een dergelijke bevoegdheid veel parlementaire steun bestaat?

Ingevolge de voorgestelde artikelen 17a en 29a wordt de medewerking die thans – enkele uitzonderingen daargelaten – vrijwillig is, omgezet in een verplichting, aldus de leden van de VVD-fractie. Het betreft hier de medewerking van bestuur en bestuursorganen, respectievelijk categorieën personen en instanties in de sectoren financiële dienstverlening en vervoer (nader te bepalen bij AMvB) die op verzoek van een dienst (de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst of de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst) verplicht zijn gegevens te verstrekken.

Op de vraag van de Raad van State waarom deze verplichting in het leven is geroepen, nu niet is gebleken dat de bestaande vrijwillige convenanten niet voldoen, geeft de regering aan dat deze verplichting nodig is omdat de vrijwillige arrangementen in hun totaliteit geen dekkend informatiestelsel opleveren. De leden van de VVD-fractie staan echter zeer kritisch tegenover deze motivering.

De leden van de VVD-fractie erkennen dat een dergelijk dekkend stelsel van verplichte gegevensverstrekking (zoals nu slechts bestaat in de particuliere sector uitsluitend met betrekking tot de «klassieke» aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en -diensten) gewenst is door de diensten. Evenwel heeft de regering niet overtuigend aangetoond dat dit ook noodzakelijk en proportioneel is voor de goede taakuitvoering van de diensten.

Kan de regering een toelichting geven op dit punt? De leden van de VVD-fractie vragen namelijk of, en in welke mate, er sprake is van een belemmering van de goede taakuitvoering. Kan immers niet worden volstaan met een verzoek tot (vrijwillig) verstrekken van gegevens die vallen binnen de «gaten» in de dekking die op dit moment (zonder verplichting) bestaan? Kan de regering meedelen in hoeveel gevallen niet aan dergelijk verzoek tegemoet wordt gekomen en in hoeverre dit de goede taakuitvoering schaadt?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering toe te lichten dat het feit dat vrijwillige arrangementen elk individueel voldoend, niet betekent dat zij als geheel voorzien in de informatie waaraan de diensten behoefte hebben in het kader van hun goede taakuitvoering. Is het gebrek aan overzicht niet vooral op te lossen door de uitbreiding naar financiële dienstverlening en vervoer, zoals dit wetsvoorstel ook voorstelt? Waarom moet daarnaast het vrijwillige karakter worden vervangen door een verplichtende bepaling, zo vragen deze leden.

3. Inhoud van het wetsvoorstel: bespreking van een aantal hoofdonderdelen van het wetsvoorstel

3.1. Verplichte gegevensverstrekking door bestuursorganen alsmede door personen en instanties die beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam zijn in de financiële sector of in de sector vervoer

3.1.1. Algemeen

Is het voorbeeld dat de regering in de memorie van toelichting op bladzijde 7 noemt dat veiligheidsdiensten «geen of slechts na onderhandeling, toegang [...] kunnen krijgen» tot bepaalde gegevens een voorbeeld dat in de praktijk zich voor heeft gedaan, vragen de leden van de PvdA-fractie.

Staat er voor deze bestuursorganen, andere instanties en personen een rechtsmiddel open om tegen een verzoek tot verplichte gegevensverstrekking op te komen? Zo ja, welk rechtsmiddel? Zo, nee, waarom niet?

Voorts vragen de leden van de PvdA-fractie hoe de verplichting om gegevens te verstrekken zich verhoudt tot de Europese richtlijn met betrekking tot dataretentie?

Op bladzijde 6 van de memorie van toelichting staat dat er met diverse instanties convenanten zijn gesloten over het vrijwillig verstrekken van informatie. Welke instanties zijn dat?

De verplichte verstrekking van gegevens aan de inlichtingen en veiligheidsdiensten is volgens de leden van de SP-fractie een begrijpelijke maatregel maar deze leden missen hier een toetsingskader om te bezien of de verstrekking wel proportioneel is. Zij verzoeken de regering om een dergelijk kader voor te stellen en bij nota van wijziging in de wet vast te leggen.

3.1.3 Verplichte verstrekking van gegevens door aan te wijzen categorieën van personen en instanties in de sectoren financiële dienstverlening en vervoer (artikel 29a (nieuw) en 29b (nieuw))

Nu onder de werking van de wet ook organisaties uit de sfeer van de financiële dienstverlening kunnen worden gebracht in verband met gegevensverstrekking, vragen de leden van de CDA-fractie de regering waarom niet wordt aangesloten bij het begrip financiële dienstverlener zoals dat recent is tot stand gekomen bij de Wet financiële dienstverlening. Zijn er criteria te noemen waarom niet voor dezelfde begripsbenadering kan worden gekozen?

Op bladzijde 11 van de memorie van toelichting wordt ingegaan op de te leveren gegevens door vervoerders. Onduidelijk is welke type gegevens nu bedoeld wordt. Graag ontvangen de leden van de PvdA-fractie daarop een toelichting.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering helderheid over de aanwijzing van die bestuursorganen, en die categorieën van personen en instanties die beroeps- of bedrijfsmatig werkzaam zijn in de sfeer van financiële dienstverlening en vervoer, die voor een goede taakuitvoering van de diensten essentiële gegevens kunnen aanleveren. De regering licht toe dat in het kader van «financiële dienstverlening» in het bijzonder gedacht moet worden aan banken, kredietinstellingen (met inbegrip van creditcardmaatschappijen), verzekeringsinstellingen, beleggingsinstellingen, trustkantoren, effecteninstellingen en wisselkantoren. De leden van de VVD-fractie menen dat dit een aanzienlijke uitbreiding is van de categorieën van personen en instanties en zouden graag, per instelling, een afweging van noodzakelijkheid en proportionaliteit van de regering verkrijgen.

Zeker nu in de toekomst – zie in dit verband ook het voorgestelde nieuwe artikel 29b – in toenemende mate geautomatiseerde gegevensbestanden van zowel bestuursorganen als van derden zullen (kunnen) worden gevraagd, is het wenselijk, waar het gaat om de persoonsgegevens die in dat verband verwerkt kunnen worden, geen ruimte voor twijfel over de geoorloofdheid daarvan te laten bestaan. Dit mede gelet op de door de ontwikkelingen in de techniek technisch geavanceerdere vormen van data-analyse die zullen worden toegepast.

Daartoe wordt in onderhavig wetsvoorstel voorgesteld om aan artikel 13 een nieuw vijfde lid toe te voegen, waarbij wordt bepaald dat in het kader van de toepassing van de bevoegdheid van artikel 12a en 29b de verwerking van persoonsgegevens ook betrekking kan hebben op andere personen dan bedoeld in het eerste en tweede lid van artikel 13. Bij data-analyse kunnen immers gegevensbestanden van derden worden gebruikt, waarin ook gegevens van personen zitten die eerder niet op enigerlei wijze reeds in beeld zijn gekomen bij de dienst, maar waarvan de verwerking van gegevens – omdat deze nu eenmaal een integraal deel uitmaken van een dergelijk gegevensbestand – niettemin noodzakelijk moet worden geacht ter ondersteuning van een goede taakuitvoering van een dienst.

De leden van de VVD-fractie vragen de regering of het artikel zo moet worden uitgelegd dat de inlichtingendienst banken kan verplichten het gehele klantenbestand, met de door hen verrichte betalingen, te verstrekken om bijvoorbeeld inzicht te krijgen in het betalingsverkeer tussen personen / instellingen uit Nederland met een specifiek derde land (bijvoorbeeld Afghanistan). Geldt voor de AIVD, net als voor bepaalde politiegegevens, dat in sommige gevallen aan derden, particuliere organisaties zoals beveiligingsbedrijven, gegevens mogen worden verstrekt? Zo ja, is dit niet gevaarlijk? Zo nee, komt dit de terreurbestrijding in sommige gevallen niet ten goede?

3.1.4. De beschikbaarstelling van geautomatiseerde gegevensbestanden (artikel 29b (nieuw) door bestuursorganen en de op grond van artikel 29a, eerste lid, aangewezen categorieën van personen en instanties

In het wetsvoorstel wordt de mogelijkheid geopend om derden te verplichten hele bestanden aan de AIVD of de MIVD over te dragen. Dit maakt het mogelijk om in die bestanden te zoeken zonder dat er een concrete aanwijzing is. Datamining of profiling wordt daarmee volgens de leden van de PvdA-fractie mogelijk. Wordt met «het doorzoeken van aan de hand van profielen of het vergelijken van gegevens met het oog op patronen» (bladzijde 13 memorie van toelichting) datamining of profiling bedoeld? Indien dit inderdaad het geval is, dan zouden deze leden graag de argumentatie ten principale vernemen waarom de regering het noodzakelijk acht dat gegevens van derden daarvoor ter beschikking moeten worden gesteld. Daarbij zien zij ook graag nadrukkelijk de risico’s van een dergelijke werkwijze in kaart gebracht. Immers, indien bepaalde verbanden worden gevonden en de AIVD op grond daarvan besluit in te grijpen (te verstoren), bestaat de kans dat ook onschuldige burgers daarvan de dupe worden.

Indien datamining en profiling niet mogelijk gemaakt zou worden, hoe is dat dan in dit wetsvoorstel afgesloten? Wat verandert de wet dan wel op het gebied van data-analyse?

In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel wordt opmerkelijk weinig aandacht geschonken aan de beveiliging van gegevens die de AIVD en MIVD nu kunnen verwerven. Daarbij moet bedacht worden dat het vaak zal gaan om grote gegevensbestanden die ook nog op elektronische wijze getransporteerd zullen worden. Graag ontvangen zij daarop meer toelichting, evenals op het aspect van de koppeling van diverse bestanden. Deze leden zouden het zeer waarderen indien deze toelichting zo concreet mogelijk zou worden gemaakt.

3.2. Wijziging van de artikelen 28 en 29 in verband met de uitbreiding van de reikwijdte tot aanbieders van communicatiediensten

Op bladzijde 15 van de memorie van toelichting wordt geschreven over besloten netwerken en diensten. Wat zijn daar voorbeelden van, vragen de leden van de PvdA-fractie.

Ook het argument dat een wettelijke verplichting helderheid verschaft over de vorm en inhoud van de verstrekking, en bijdraagt aan de kenbaarheid en voorzienbaarheid voor de burger, vraagt om nadere toelichting. De leden van de VVD-fractie erkennen deze toegevoegde waarde van een wettelijke verplichting, maar menen dat de helderheid, kenbaarheid en voorzienbaarheid niet gediend zijn met een bepaling die verwijst naar een nader te bepalen AMvB. Een AMvB die vervolgens, al naargelang de actuele ontwikkelingen, kan worden aangepast en uitgebreid. De leden van de VVD-fractie zijn met de regering van mening dat wetgeving in de pas moet lopen met (technische) ontwikkelingen, en dat de diensten voldoende bevoegdheden moeten hebben. Maar een dergelijke carte blanche achten zij onwenselijk. De leden van de VVD-fractie dringen aan op een nadere toelichting. Daarnaast vragen zij de regering wanneer deze nauwkeurig uitgewerkte en omschreven AMvB, waarop dan later eventueel wijzigingen of uitbreidingen kunnen worden aangebracht, te verwachten is. Is de regering bovendien bereid om de AMvB aan een voorhangprocedure voor de Kamer te onderwerpen?

Ook met betrekking tot de soorten gegevens en ten aanzien van de categorie van aanbieders van communicatiediensten, niet zijnde aanbieders van openbare telecommunicatienetwerken en openbare telecommunicatiediensten, vragen de leden van de VVD-fractie de regering om opheldering. De regering geeft aan dat bij AMvB deze gegevens voortaan kunnen worden aangewezen. Betekent dit dat ook gegevens die niet in de AMvB zijn genoemd, verstrekt dienen te worden?

De leden van de ChristenUnie-fractie vragen in navolging van de Raad van State naar het feit dat de inhoud van het besluit ex artikel 28 Wiv 2002 nog niet volledig bekend is en naar de eisen van voorzienbaarheid en kenbaarheid. Binnen welke termijn zal de regering duidelijkheid geven over de mogelijke aanpassing van het besluit ex artikel 28 Wiv 2002?

3.3. Overige bijzondere bevoegdheden van de diensten (nieuw hoofdstuk 3a)

3.3.1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie merken op dat op bladzijde 17 van de memorie van toelichting de regering stelt dat het bij nader inzien wenselijk wordt geacht om een onderscheid te maken tussen bijzondere bevoegdheden die wel en die geenbetrekking hebben op het verzamelen van gegevens. Kan dit inzicht worden toegelicht?

3.3.2. De oprichting en inzet van rechtspersonen

Nieuw in het voorstel is het bepaalde in artikel 44b, tweede lid, dat de toestemming voor de inzet van een rechtspersoon wordt verleend voor de duur van het onderzoek met inbegrip van de periode die nodig is om tot een verantwoorde afbouw van het onderzoek te komen, aldus de leden van de CDA-fractie. Daarnaast wordt in artikel 21 de duur van de toestemming voor de inzet van een natuurlijk persoon gesteld op ten hoogste een jaar. Kan uitgelegd worden waarom in het eerste geval de duur van het onderzoek maatgevend is voor de toestemming en in het tweede geval een periode gekozen wordt die niet gerelateerd is aan de duur van het onderzoek?

De leden van de SP-fractie constateren dat de diensten plannen hebben om rechtspersonen op te richten om geloofwaardige stichtingen te kunnen zijn. Begrijpen deze leden het goed dat deze rechtspersonen als een soort neporganisaties moeten fungeren om te kunnen infiltreren, bijvoorbeeld in de radicale moslimwereld? Graag vernemen zij in algemene zin de reden voor deze bevoegdheid.

3.3.3. Het bevorderen of treffen van maatregelen

Dit wetsvoorstel beoogt ook een andere wettelijke grondslag te geven aan het verstoren door AIVD en MIVD, zo stellen de leden van de PvdA-fractie vast. Deze basis bestaat echter uit niet meer dan een afwegingskader en een procedure. Welke maatregelen getroffen of bevorderd mogen worden, blijft geheel onduidelijk. De leden van PvdA-fractie achten een toelichting hier cruciaal.

4. Artikel 8 EVRM en artikel 10 Grondwet

Is aan het College Bescherming Persoonsgegevens om advies gevraagd ten aanzien het gebruik van persoonsgegevens op grond van deze wet of heeft dit college ongevraagd advies uitgebracht, vragen de leden van de PvdA-fractie. Zo ja, hoe luidde dat advies? Zo nee, bent u bereid alsnog advies te vragen?

Ook de leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering wat zich er tegen verzet om, hoewel het wettelijk niet nodig is, toch een advies te vragen aan het College Bescherming Persoonsgegevens.

5. Administratieve lasten

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat de Raad van State op één onderdeel voorstelt ten aanzien van de vergoeding van de kosten aan niet-bestuursorganen die gegevens verstrekken, het begrip «volledige kostenvergoeding» te garanderen. De regering neemt deze suggestie niet over en houdt vast aan de omschrijving in het voorstel waarbij sprake is vergoeding van werkelijk gemaakte kosten. Kan zij toelichten waar de verschillen gezocht moeten worden tussen de begrippen «volledige kosten» en «werkelijk gemaakte kosten» ?

De Raad van State bepleit een ander systeem van kostenvergoeding dan waartoe de regering heeft besloten. Wat is precies het verschil is tussen het één en ander, vragen de leden van de PvdA-fractie. Kan tevens worden uitgelegd wat dat in financiële zin betekent?

De leden van de VVD-fractie hebben nog een aantal algemene bedenkingen waar zij opheldering over wensen.

Het wetsvoorstel creëert de mogelijkheid verstrekking van de gegevens door de desbetreffende instantie tevens te laten plaatsvinden op rechtstreekse geautomatiseerde wijze. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat dit vanuit het oogpunt van gemak en efficiëntie wenselijk is, en vertrouwen erop dat met betrekking tot de gegevens door partijen ook nadere beveiligingsmaatregelen zullen worden getroffen. Kan de regering echter meedelen of de desbetreffende diensten beschikken over de technische beveiligingsmaatregelen en kennis om dit proces van verstrekking van de gegevens op rechtstreekse geautomatiseerde wijze veilig te laten verlopen? In het recente verleden is gevoelige AIVD-informatie herhaaldelijk onbedoeld naar buiten gekomen. Gezien het confidentiële karakter behoeft dit soort informatie de uiterste beveiliging en dienen dus de grootste voorzorgsmaatregelen getroffen te worden om deze niet in de verkeerde handen te laten vallen. De aan het woord zijnde leden vragen de regering daarom in te gaan op de wijze waarop informatie die bij de AIVD ter beschikking is, zal worden beveiligd.

Met betrekking tot de administratieve lasten stelt de regering dat de nieuwe artikelen als zodanig nog geen administratieve lasten voor het bedrijfsleven voortbrengen. Pas bij de vereiste uitvoeringsmaatregelen en – meer in concreto – de toepassing van de bevoegdheid in de praktijk is daarvan sprake. De leden van de VVD-fractie vragen de regering of er onderzoek is verricht naar deze administratieve lasten, en wat deze voor gevolgen zullen hebben voor de desbetreffende instellingen en het bedrijfsleven in het algemeen.

In dit kader vragen de leden van de VVD-fractie ook een toelichting op de voorziene kosten voor het bedrijfsleven. Is er duidelijkheid over de hoogte van werkelijk gemaakte kosten (en dus de vergoeding hiervan)? En in hoeverre zullen de gemaakte kosten verschillen van de volledige vergoeding van de kosten?

Wat zijn de gevolgen van de extra lasten die bijvoorbeeld de Nederlandse luchtvaartmaatschappijen zullen worden opgelegd voor hun concurrentiepositie binnen de Europese markt?

ARTIKELEN

ARTIKEL I

B

De leden van de VVD-fractie erkennen het belang van een goede zorg voor de veiligheid van het betrokken personeel van de diensten. In artikel 10a, eerste lid, is neergelegd dat het opereren onder een aangenomen identiteit en hoedanigheid door ambtenaren werkzaam bij of ten behoeve van de diensten overigens alleen is toegestaan, indien het hoofd van de dienst daarvoor toestemming heeft verleend. Indien deze ambtenaren werkzaamheden verrichten voor de AIVD, doen zij dat onder verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en overeenkomstig de aanwijzingen van het hoofd van de AIVD. De aan het woord zijnde leden vragen echter welke vorm van controle bestaat op de toestemmingsverlening door het hoofd van de dienst. Kan de regering meedelen of van dergelijke toestemmingsverleningen bijvoorbeeld een afschrift ter kennisneming wordt gestuurd aan de verantwoordelijke minister?

C, D en E

In het voorgestelde artikel 12a, tweede lid is bepaald welke vormen van data-analyse in ieder geval onder de in het eerste lid geëxpliciteerde bevoegdheid kunnen worden begrepen. Hieronder vallen het doorzoeken, vergelijken en ook de enkelvoudige en meervoudige naslag van gegevens(bestanden). Kan de regering de leden van de VVD-fractie informeren of, in die gevallen dat vrijwillig data (of geautomatiseerde bestanden) worden verstrekt, er een verslag- of protocolplicht bestaat? Graag zouden de aan het woord zijnde leden toegelicht krijgen hoe het proces van verantwoording verloopt voor het gebruik van deze gegevens.

F

In artikel 17 wordt een nieuw lid ingevoegd, dat betrekking heeft op het verlenen van «rechtstreekse geautomatiseerde toegang»; een «on line- en real time» verbinding tussen de dienst en de verstrekkende persoon of instantie, waarbij zonder menselijke tussenkomst aan de kant van de verstrekkende persoon of instantie, de desbetreffende dienst de gegevens die deze nodig heeft voor een goede taakuitvoering kan opvragen en – indien voorhanden – verstrekt krijgt.

Blijkens de toelichting, vinden nadere praktische en beveiligingsafspraken (veelal) hun neerslag in een schriftelijke overeenkomst tussen partijen (convenant). Kan de regering de leden van de VVD-fractie antwoorden of vooraf, en op welke wijze, vastgesteld wordt wie binnen de desbetreffende dienst toegang heeft tot deze geautomatiseerde gegevensbestanden?

De regering licht toe dat het in het algemeen een eenmalige verstrekking van gegevens(bestanden) betreft, waarbij eventueel tussen partijen kan worden afgesproken dat er met regelmaat actuele bestanden worden aangeleverd. De leden van de VVD-fractie vragen echter of er geen sprake zal zijn van structurele inzage, verwerking en analyse van gegevens. In ieder geval in die gevallen waar er rechtstreekse geautomatiseerde toegang is tot de gegevensbestanden. In hoeverre meent de regering dat deze constante data-analyse noodzakelijk is voor een goede taakuitvoering en dit voor de burger wiens gegevens het betreft het ook duidelijk kenbaar en voorzienbaar is? Wellicht belangrijker is de beperkte kenbaarheid en voorzienbaarheid voor derden wier gegevens ook kunnen worden verwerkt en bewaard.

In hoeverre heeft de regering geanticipeerd op de Europese wetgeving die in voorbereiding is, onder andere met betrekking tot de bescherming van gegevens en het «beschikbaarheidsprincipe»?

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie een toelichting op de wijze van controle op de juiste uitoefening van bevoegdheden en de noodzakelijkheid van maatregelen in het kader van goede taakuitvoering. Oefent de CTIVD toezicht uit door middel van periodieke steekproefcontroles, of zal zij slechts in geval van aanwijzingen van onregelmatigheden toezicht uitoefenen?

H, J, K, L en M (onderdeel 1)

De leden van de VVD-fractie menen dat het onwenselijk is dat de AIVD zelf kan bepalen (niet alleen beoordelen of en in hoeverre, maar met gebruikmaking van de instemmingseis) of er interferentie met lopende onderzoeken van de AIVD is door MIVD onderzoeken. Zij onderkennen dat deze beoordeling in de praktijk al wel altijd door het hoofd van de AIVD namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geschiedt. Toch vragen de aan het woord zijnde leden de regering op welke wijze de betrokken minister met de interferentie bekend wordt gemaakt en of hij er nog controle (instemmingsvereiste) op uit kan oefenen. Zij geven de voorkeur aan de gebruikmaking van de rechterlijke toets en vragen daarom de regering dit aspect te heroverwegen.

L

Nu de ontwikkelingen in de telecommunicatie zo snel gaan dat met het bestaande instrument van gegevensverstrekking door de telecommunicatieaanbieder, in veel gevallen toch geen nummergegevens achterhaald kunnen worden, wordt voorgesteld gebruik te maken van actieve scanapparatuur, stellen de leden van de CDA-fractie vast. Kan in de toekomst een dergelijk hulpmiddel ook worden ingezet, als een nummer ook via de aanbieder van een telecommunicatienetwerk verkregen zou kunnen worden?

M

De huidige bewaartermijn (in artikel 27, negende lid) van één jaar wordt in de praktijk als een groot knelpunt ervaren. De onderhavige wijziging voorziet in een verlenging van de termijn van één jaar tot drie jaren. De leden van de VVD-fractie menen dat inderdaad rekening dient te worden gehouden met de knelpunten die vanuit de praktijk kenbaar worden gemaakt. Wel vragen zij wat hiervan de praktische consequenties zullen zijn. Voorziet de regering praktische problemen bij de uitvoering hiervan? Zijn hier extra kosten aan verbonden en zo ja, hoeveel? Gaan de gegevens na een jaar «achter een schot» om de privacy beter te beschermen? Dit is wel het geval met bij de politie beschikbare gegevens. Als dit niet zo is, waar blijkt dan de minder grote behoefte aan privacy uit bij AIVD ten opzichte van politie?

Is er enig inzicht of in deze enorme hoeveelheden gegevens nog wel de juiste/benodigde gegevens kunnen worden teruggevonden? Kunnen deze «oudere» gegevens ook worden gekoppeld aan de «nieuwe» rechtstreeks toegankelijke geautomatiseerde databestanden voor data-analyse? Hoe worden gegevens uit elkaar gehouden (gelet op het verloop van de termijn voor bewaring) als zij alle in eenzelfde systeem worden bewaard?

S, T en U

Wijziging artikel 62

In het nieuwe artikel 62, eerste lid worden de ambtenaren van de Immigratie- en Naturalisatiedienst toegevoegd aan de categorie van ambtenaren op wie een verplichting rust om mededeling te doen van de te hunner kennis gekomen gegevens die voor een dienst van belang kunnen zijn aan de in artikel 60, eerste lid, bedoelde ambtenaar aan wie zij ondergeschikt zijn – in casu de hoofddirecteur van de IND – die deze gegevens vervolgens dient door te zenden aan de desbetreffende dienst (AIVD of MIVD), aldus de leden van de VVD-fractie.

De regering zegt dat de hier bedoelde ambtenaren zich immers bevinden in een zodanige positie dat zij bij de uitoefening van hun functie kennis kunnen krijgen van feiten en omstandigheden die voor de AIVD of MIVD van belang (kunnen) zijn in verband met de goede uitoefening van de aan die diensten opgedragen taken.

Deze leden vragen de regering aan welke informatie hierbij wordt gedacht.

W

Door artikel 87, eerste lid van de Wiv 2002 komt de discretionaire bevoegdheid die de rechter op grond van artikel 8:29, derde lid, Awb toekomt, te vervallen, stellen de leden van de VVD-fractie vast. De reden hiervoor is dat de wetgever heeft geoordeeld dat, indien het gaat om inlichtingen of stukken waarbij naar het oordeel van de betrokken minister de veiligheid van de staat in het geding is, een onverkorte toepassing van artikel 8:29, derde lid Awb enkele ongewenste consequenties kan hebben.

De leden van de VVD-fractie achten dit echter een onwenselijke situatie en hechten grote waarde aan de rechterlijke toetsing van de gewichtige redenen van een van de partijen (in bestuursrechtelijke procedures) om niet te voldoen aan een verplichting inlichtingen te geven dan wel stukken te overleggen.

De voorzitter van de commissie,

Noorman-den Uyl

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Kalsbeek (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GL), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Nijs (VVD), Van Schijndel (VVD), Irrgang (SP), Meijer (PvdA), Özütok (GL), Wagner (PvdA), Vacature (algemeen), Vacature (SP) en Vacature (VVD).

Plv. leden: de Vries (PvdA), Fierens (PvdA), Weekers (VVD), Slob (CU), Szabó (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GL), Çörüz (CDA), Van As (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koşer Kaya (D66), Eski (CDA), Knops (CDA), van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Hamer (PvdA), Hermans (LPF), Leerdam (PvdA), Wolfsen (PvdA), Van der Sande (VVD), Kant (SP), Balemans (VVD), Halsema (GL), Dijsselbloem (PvdA), De Vries (VVD) en De Wit (SP).

Naar boven