30 552
Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en enige andere wetten in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid

nr. 6
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 juni 2006

Hierbij informeer ik u op hoofdlijnen over de voorgenomen wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit (Arbobesluit). De wijziging van het Arbobesluit hangt samen met de wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 (Arbowet) die thans bij uw Kamer ter behandeling voorligt1. Op verzoek van de Vaste Commissie van SZW van 29 mei jl. doe ik u bijgevoegd toekomen het ontwerpbesluit tot Wijziging van het Arbeidsomstandighedenbesluit2.

Goed arbobeleid draagt bij aan het voorkomen van ziekten en ongevallen door het werk (preventie), het terugdringen van verzuim en arbeidsongeschiktheid en een hogere arbeidsproductiviteit. De primaire verantwoordelijkheid voor het bereiken van goede arbeidsomstandigheden ligt binnen de ondernemingen. Met het wetsvoorstel herziening Arbowet en de hiervan afgeleide wijzigingen in het Arbobesluit wil ik een effectiever arbobeleid met meer draagvlak in de ondernemingen en daarmee een verbetering van de veiligheid en gezondheid op de werkvloer bereiken. De wijziging van de arboregelgeving stimuleert maatwerk in het arbobeleid in de onderneming, integratie van het arbobeleid in het totale beleid van de onderneming en vergroot de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbobeleid. De wijziging draagt ook bij aan het verminderen van regeldruk en administratieve lasten voor het bedrijfsleven. In het kader van de deregulering zijn niet alleen de wijzigingen in de Arbowet en het Arbobesluit van belang, maar ook de wijzigingen in de Arbeidsomstandighedenregeling (Arboregeling) en het intrekken van de Arbobeleidsregels. Hiermee komt ruim tweederde van de door Nederland te beïnvloeden arboregels te vervallen. In deze kabinetsperiode nemen de administratieve lasten op het terrein van de arbeidsomstandigheden af met 300 miljoen euro.

Uitgangspunt van de wijziging van de arboregelgeving is dat de overheid zich in het publieke domein (Arbowet, Arbobesluit en Arboregeling) zoveel mogelijk beperkt tot het vaststellen van doelen. In het private domein zijn sociale partners verantwoordelijk voor de invulling van de doelvoorschriften, dus de manieren waarop de doelen gerealiseerd kunnen worden. Zij doen dit door in arbocatalogi middelen op te nemen die werkgevers kunnen gebruiken om het door de wetgever gestelde arbodoel te bereiken.

Doelvoorschriften

Bij de wijziging van het Arbobesluit worden, voor zover mogelijk, concrete doelvoorschriften opgenomen voor de specifieke arbeidsrisico’s. Waar geen concrete doelvoorschriften mogelijk zijn, wordt zo nodig voorzien in het formuleren van procesnormen. Na de beoogde wijzigingen zullen in de Arboregelgeving en komende regelgeving als gevolg van de implementatie van EU-regels, één of meerdere concrete doelvoorschriften zijn opgenomen voor de volgende onderwerpen:

1. geluid

2. beeldschermwerk

3. trillingen

4. gevaarlijke stoffen

5. kankerverwekkende stoffen

6. vluchtige organische stoffen

7. ioniserende straling1

8. aanwezigheid compressiekamer bij duik- en caissonarbeid

9. werken in liftschachten

10. valgevaar

11. explosiegevaar acuut gevaarlijke stoffen

12. brandgevaar acuut gevaarlijke stoffen

13. biologische agentia

14. verstikkingsgevaar

15. vergiftiging/bedwelming acuut gevaarlijke stoffen

16. vervoer personen in werkbakken

17. elektromagnetische velden (toekomstige EG-regelgeving)

18. optische straling (toekomstige EG-regelgeving)

Daarnaast is er sprake van concrete verbodsbepalingen, bijvoorbeeld:

19. asbest

20. loodwit.

De volgende concrete doelvoorschriften vervallen:

• minimumraamoppervlakte in verband met toetreding van daglicht

• de norm «1 bedrijfshulpverlener op 50 werknemers»

• de norm met betrekking tot het aantal toiletten

Bij de doelvoorschriften ten aanzien van fysieke belasting zijn drie wijzigingen aan te geven. De eerste wijziging betreft de definitie van fysieke belasting. Uit de definitie zijn de termen «zitten en staan» verwijderd teneinde de definitie meer in overeenstemming te brengen met de Europese regelgeving. Omdat in de EU-richtlijnen geen expliciete verplichtingen zijn opgenomen ten aanzien van zitten en staan, is het huidige artikel over zitgelegenheid komen te vervallen. Hiervoor in de plaats is een nieuw artikel gekomen, dat voorschrijft dat tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd, de werkplekken worden ingericht volgens ergonomische beginselen. De derde wijziging heeft ertoe geleid dat het huidige artikel met betrekking tot de bescherming van ogen en het gezichtsvermogen van beeldschermwerkers, beter is afgestemd op de Europese regelgeving ten aanzien van beeldschermwerk. De huidige verplichting om werknemers die worden belast met arbeid aan een beeldscherm in de gelegenheid te stellen een arbeidsgezondheidskundig onderzoek te ondergaan, is beperkt tot de verplichting een passend onderzoek van de ogen en het gezichtsvermogen aan te bieden.

De procesnormen uit de Arbowet worden deels ingevuld met agendabepalingen, zoals voor psychosociale arbeidsrisico’s (agressie en geweld, werkdruk, seksuele intimidatie en pesten). Agendabepalingen geven aan welke elementen deel moeten uitmaken van het beleid dat de werkgever moet voeren.

Bovenstaande voorstellen zijn in lijn met de verplichte implementatie van Europese bepalingen. Middelvoorschriften die voortvloeien uit de Europese regelgeving blijven vooralsnog deel uitmaken van het publieke domein.

Nationale kop en administratieve lasten

In mijn brief van oktober vorig jaar heb ik u geïnformeerd over mijn conclusies ten aanzien van de nationale kop1. In aanvulling daarop is u in november vorig jaar tevens een overzicht van de nationale kop, inclusief de bepalingen Arbobesluit, gezonden2.

Vervallen zijn o.a. de regelgeving met betrekking tot de bedrijfshulpverlening, een aantal bepalingen met betrekking tot de winningsindustrie (zoals schriftelijke instructie van werknemers, aanvullende eisen arbeidsmiddelen), informatieverplichting over ongewilde gebeurtenissen, aanwezigheid en onderscheid van toiletten, veiligheidssignalering voor mobiele arbeidsmiddelen met eigen aandrijving, voorschriften voor benzinestations. Het meldingsregime voor bedrijven die werken met biologische agentia wordt beperkt.

Voor nationale aanvullingen op de Europese regels is bepalend:

• ernst en omvang van het risico;

• mate waarin er diversiteit is aan mogelijkheden om dat risico te beheersen;

• de mate waarin en wijze waarop de Europese regelgeving bindend is en

• de uitvoerbaarheid voor de praktijk.

In het Arbobesluit blijven een aantal wettelijke bepalingen die tot de nationale regelgeving behoren gehandhaafd. Dit geldt bijvoorbeeld voor de regeling voor preventie van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen, de regelgeving betreffende vluchtige organische stoffen, het werken in liftschachten en de voorschriften met betrekking tot arbeid met professioneel vuurwerk.

De wijziging van het Arbobesluit draagt bij aan het kabinetsbeleid dat erop gericht is om de administratieve lastendruk te verminderen en de regeldruk voor het bedrijfsleven terug te dringen. De doelstellingen in de regelgeving moeten transparant zijn en ruimte geven voor ondernemingen om snel in te spelen op veranderende omstandigheden. Dit draagt bij aan de noodzakelijke verbetering van het ondernemingsklimaat.

Werkingsfeer

Bij de wijziging van de Arbowet zijn vrijwilligers enerzijds uitgezonderd van toepassing van de wet en wordt anderzijds een basis gegeven om voor deze categorie wettelijke voorschriften uit de arboregelgeving voor ernstige risico’s toe te passen. In het het Arbobesluit is de vermindering van de arboregels ten aanzien van vrijwilligers opgenomen3. Hiermee wordt voldaan aan de motie Verburg/De Vries4 om ook de uitvoeringslasten voor organisaties die met vrijwilligers werken te beperken. De wijziging heeft tot doel om de administratieve lasten voor het vrijwilligerswerk te reduceren.

Met betrekking tot uitbreiding van het toepassingsgebeid van de arboregelgeving zelfstandigen is op 20 februari 2004 een advies uitgebracht door de Sociaal-Economische Raad1. De SER is van oordeel dat bescherming tegen bijzondere gevaren voor de veiligheid en gezondheid bij bepaalde (zeer risicovolle) arbeid dient te gelden voor allen die arbeid verrichten, dus ook voor zelfstandigen. Op 29 april 2004 heeft mijn voorganger dit advies met zijn reactie naar de Tweede Kamer gezonden2. In deze reactie is gemeld dat de arboregelgeving zal worden aangepast om uitvoering te geven aan dit SER-advies. De Arbowet 1998 is inmiddels gewijzigd bij Wet van 7 april 20053. Bij die wijziging is de bestaande bepaling voor zelfstandigen ook van toepassing verklaard op de werkgever die zelf arbeid verricht. Daarnaast werd het mogelijk gemaakt ook bepalingen van de wet zelf voor zelfstandigen en meewerkende werkgevers van toepassing te verklaren. In de komende wijziging van het Arbobesluit wordt een aantal artikelen die betrekking hebben op zeer ernstige gevaren van toepassing verklaard op zelfstandigen en meewerkende werkgevers.

Bouwproces

De bepalingen met betrekking tot het bouwproces zijn om een effectieve toepassing in de praktijk te bevorderen geherformuleerd, zodat ze begrijpelijker en toegankelijker zijn. Met de herformulering van de bepalingen wordt de keten van verantwordelijkheden van alle betrokkenen op een bouwplaats meer zichtbaar en worden de mogelijkheden voor handhaving verbeterd.

Gevaarlijke stoffen en biologische agentia

In hoofdstuk 4 van het Arbobesluit zijn veel wijzigingen doorgevoerd vanuit het oogpunt om de «nationale kop» in de regelgeving zoveel mogelijk terug te dringen, een nauwere aansluiting bij de formuleringen van EG-richtlijnen te bewerkstelligen, de bestaande begrippen te uniformeren, de verantwoordelijkheden van werkgevers en overheid te verduidelijken, en voorts de toegankelijkheid van de regelgeving te verbeteren.

Recent heeft de Subcommissie MAC-waarden van de SER op mijn verzoek commentaar geleverd op een onderzoeksrapport naar stoffen waarvoor een publieke grenswaarde gesteld zal kunnen worden. Ik bereid een reactie hierop voor die ik u zal doen toekomen.

Handhaving

Bij het wetsvoorstel herziening Arbowet 1998 is in de memorie van toelichting ingegaan op het handhavingsbeleid. Uitgangspunten van het handhavingsbeleid is dat de overheid een eigen verantwoordelijkheid heeft om daar waar zich misstanden voordoen adequaat handhavend op te treden, onder andere door bestuurlijke boetes op te leggen (lik-op-stuk) en bepalingen aan te wijzen waarbij de Arbeidsinspectie bevoegd is om bestuursdwang toe te passen. De hoogte van de bestuurlijke boete die ten hoogste voor een beboetbaar feit kan worden opgelegd, wordt verhoogd van € 11 345 naar € 22 500. Bij de handhaving zal in sterke mate rekening worden gehouden met de zelfwerkzaamheid van werkgevers en werknemers in de wijze waarop aan wettelijke doelvoorschriften invulling wordt gegeven.

Financieel economische gevolgen

De wijzigingen in het Arbobesluit leiden tot een vermindering van de administratieve lasten van € 35,6 miljoen. Het Adviescollegetoetsingadministratieve lasten (Actal) heeft op 2 juni 2006 positief geadviseerd over het besluit.

Overgangsregeling

De (onderdelen van) artikelen die rechtstreeks voortvloeien uit de wijziging van de Arbowet treden gelijktijdig met die wijziging in werking.

De onderdelen of elementen uit bepalingen van het Arbobesluit die vervallen en middelvoorschriften inhouden treden niet direct in werking. Werkgevers en werknemers moeten actie ondernemen om in arbocatalogi afspraken te maken over de middelen die zij gaan gebruiken om aan de doelvoorschriften te voldoen. Zij zullen daarvoor enige tijd nodig hebben en krijgen. Voor deze bepalingen zal een overgangstermijn van 6 maanden gelden. Nieuwe (concrete) doelvoorschriften die vanuit de beleidsregels worden opgenomen in het Arbobesluit krijgen formeel een andere basis, maar materieel verandert er niets, werkgevers en werknemers zijn al bekend met de voorschriften. Deze voorschriften kunnen dus gelijktijdig met de Arbowet in werking treden, een overgangsregeling is niet nodig.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof


XNoot
1

Kamerstukken II, 2005/06, 30 552, nrs. 1 tot en met 4.

XNoot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

De Kernenergiewet legt concrete doelvoorschriften op voor ioniserende straling.

XNoot
1

Zie blz. 132 van de Nota van toelichting op het Arbeidsomstandighedenbesluit, Stb. 1997, 60.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2006/06, 25 883, nr. 55.

XNoot
3

Ministeriële regeling, Staatscourant 13 maart 2006, nr. 51 / pag. 20.

XNoot
4

Kamerstukken II, 2004/05, 29 800 XV, nr. 55.

XNoot
1

SER-Advies Uitbreiding toepassingsgebied arboregelgeving op zelfstandigen, publicatienr. 2004/04, Den Haag.

XNoot
2

Kamerstukken II, 2003/04, 25 883, nr. 24.

XNoot
3

Wet tot wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 in verband met een gewijzigde organisatie van de deskundige bijstand bij het arbeidsomstandighedenbeleid en de daarmee samenhangende bepalingen (Stb. 202).

Naar boven