nr. 31
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 september 2006
Door de staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is mij verzocht
om uw Kamer te informeren over de motie-Koopmans c.s. (Kamerstuk 30 552,
nr. 28) die tijdens de behandeling van het wetsvoorstel wijzing van de
Arbeidsomstandighedenwet op 21 september jl. is ingediend. In deze motie
verzoekt uw Kamer de regering om in de beleidsregel «niet-industriële
(hulp)arbeid van lichte aard» vast te leggen dat het inzetten van 14-
en 15-jarigen wordt toegestaan bij werkzaamheden in met gewasbescherming behandelde
gewassen, mits de bij het desbetreffende middel door het CTB verstrekte gebruiksvoorschriften
worden gevolgd en mits onder toezicht van of namens de werkgever.
In reactie op de motie kan ik u het volgende antwoorden.
Bij brief van 21 maart 2005 (reactie op de motie-Mastwijk c.s.; (TK,
2005, 29 800 XIV, nr. 39) heb ik uw Kamer reeds gemeld, dat de regels
over toegestane werkzaamheden voor jongeren zullen worden betrokken bij het
reeds ingezette traject van vereenvoudiging van de wet- en regelgeving in
het kader van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en de Arbeidstijdenwet. Dit
geldt ook voor de regels betreffende de re-entry termijn van 14 dagen voor
13- , 14- en 15-jarigen welke wordt genoemd in de Beleidsregel «niet
industriële (hulp)arbeid van lichte aard» (Arbeidstijdenwet). De
planning is dat de gewijzigde Beleidsregel «niet industriële (hulp)arbeid
van lichte aard» na overleg met alle betrokken partijen per 1 april
2007 in werking zal treden.
Ik verzoek Uw Kamer deze motie aan te houden totdat duidelijk is of de
genoemde beleidsregel na overleg met partijen kan worden aangepast. Zodra
hieromtrent duidelijkheid bestaat (uiterlijk één maart 2007)
zal ik Uw Kamer hieromtrent informeren.
Vooruitlopend op deze heroverweging wil ik er wel op wijzen, dat rekening
moet worden gehouden met de strenge internationale voorschriften die voor
arbeid door jongeren van kracht zijn. De re-entry termijn van 14 dagen
betreft een invulling van het ter zake bepaalde in Richtlijn nr. 94/33/EG
(met name art.7, lid 2, tweede alinea).
Tot slot laat ik weten dat ook nu al bij de handhaving van de re-entry
termijn van 14 dagen afgeweken kan worden indien van een bepaald bestrijdingsmiddel
bekend is dat de herbetredingstijd voor kinderen en jeugdigen minder kan bedragen
dan 14 dagen. In dat geval kan een kortere termijn worden aangehouden.
Ik vertrouw erop dat ik Uw Kamer hiermee voldoende heb geïnformeerd.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. J. de Geus