30 552
Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet 1998 en enige andere wetten in verband met het vergroten van de verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers voor het arbeidsomstandighedenbeleid

nr. 12
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 11 september 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel F, komt te luiden:

F

Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

2. In de risico-inventarisatie en -evaluatie wordt aandacht besteed aan de toegang van werknemers tot een deskundige werknemer of persoon, bedoeld in de artikelen 13 en 14, of de arbodienst.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Een plan van aanpak, waarin is aangegeven welke maatregelen zullen worden genomen in verband met de bedoelde risico’s en de samenhang daartussen, een en ander overeenkomstig artikel 3, maakt deel uit van de risico-inventarisatie en -evaluatie. In het plan van aanpak wordt tevens aangegeven binnen welke termijn deze maatregelen zullen worden genomen.

3. Het vijfde lid vervalt, onder vernummering van het zesde lid tot vijfde lid.

B

Artikel I, onderdeel M, komt te luiden:

M

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

1. Bij de uitvoering van het arbeidsomstandighedenbeleid werken de werkgever en de werknemers samen.

2. De werkgever voert overleg met de ondernemingsraad of de personeelsvertegenwoordiging over aangelegenheden die het arbeidsomstandighedenbeleid betreffen alsmede over de uitvoering van dit beleid, waarbij actief informatie wordt gewisseld.

2. Het derde tot en met vijfde lid worden vernummerd tot vierde tot en met zesde lid.

3. Na het tweede lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

3. De werkgever voert in ondernemingen waarin in de regel minder dan 10 personen werkzaam zijn, bij het ontbreken van een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging, overleg met de belanghebbende werknemers over de risico-inventarisatie enevaluatie, de organisatie van de deskundige bijstand, bedoeld in artikel 13, eerste tot en met derde lid, de arbodienst en de deskundige bijstand, bedoeld in artikel 15.

4. In het vierde lid, onderdeel a, wordt «ambtenaren, bedoeld in artikel 24, tijdens hun» vervangen door: toezichthouder tijdens zijn».

5. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «ambtenaren, bedoeld in artikel 24, tijdens hun» vervangen door «toezichthouder tijdens zijn» en wordt «te kennen geven» vervangen door «te kennen geeft».

C

Aan artikel I, onderdeel W, wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

5. In het zevende lid wordt «zevende lid» vervangen door: zesde lid.

D

Artikel I, onderdeel BB, subonderdeel 1, komt te luiden:

1. In het eerste lid wordt «3a, 4, 5, met uitzondering van de derde en vierde zin van het derde lid» vervangen door: 3a, 5.

Toelichting

Algemeen

Nader overleg met de Stichting van de Arbeid heeft ertoe geleid dat twee wijzigingsvoorstellen in deze Nota van wijziging zijn opgenomen. Deze wijzigingsvoorstellen betreffen een bepaling die de toegang van de werknemers tot een arbodeskundige regelt en een bepaling die regelt dat er overleg gevoerd moet worden over de aangelegenheden die het arbeidsomstandighedenbeleid van de onderneming betreffen, waarbij actief informatie wordt gewisseld.

Artikelsgewijs

A (artikel I onderdeel F)

Bij dit onderdeel wordt een nieuw tweede lid in artikel 5 ingevoegd. Op grond van het tweede lid moet in de risico-inventarisatie en -evaluatie (ri&e) aandacht worden besteed aan de toegang van werknemers tot een deskundige werknemer of persoon of de arbodienst, bedoeld in de artikelen 13 tot en met 14a. De toegang wordt in overleg tussen werkgever en het bij de ri&e betrokken medezeggenschapsorgaan, of bij het ontbreken hiervan de belanghebbende werknemers, bepaald op basis van het advies van ingeschakelde deskundige personen of de arbodienst die moeten adviseren over de voorgenomen ri&e. De toegang tot een deskundige wordt ingegeven door de aard van de arbeidsrisico’s die in een bepaalde arbeidsorganisatie aan de orde zijn. De vraag tot welke deskundige de werknemers toegang zouden moeten hebben, wordt dan ook binnen de ri&e-procedure beantwoord. Wat in de ri&e inzake de toegang tot een deskundige is bepaald, zal uiteraard ook door de werkgever moeten worden gerealiseerd. Hierbij kan het gaan om een deskundige die binnen de arbodienstverlening verplicht aanwezig moet zijn (bedrijfsarts, arbeidshygiënist, hogere veiligheidskundige, arbeids- en organisatiekundige) of een deskundige werknemer (preventiemedewerker). Uiteraard staat het de werkgever vrij om de werknemers ook toegang te verlenen tot andere deskundige werknemers, zoals een bedrijfsverpleegkundige, bedrijfspsycholoog of bedrijfsfysiotherapeut, of externe deskundigen op het terrein van arbeidsomstandigheden die worden ingeschakeld.

De verwerking hiervan in risico-inventarisatie en -evaluatie-documenten kan geleidelijk gerealiseerd worden. Waar in branches of bedrijven afspraken bestaan rond de wettelijke plicht tot arbeidsomstandighedenspreekuur, zijn die te beschouwen als bijlage bij een bestaande risico-inventarisatie en -evaluatie. Integratie daarvan in het document, respectievelijk afspraken in andere situaties, zijn te maken in samenhang met het periodieke bezien of herzien van de ri&e zoals gebruikelijk in branches en bedrijven.

Deze bepaling komt in de plaats van het vervallen artikel 14, eerste lid, onderdeel d, op grond waarvan verplicht een arbeidsomstandighedenspreekuur moest worden ingesteld. De voorgestelde bepaling geeft ruimte voor maatwerk. Het impliceert dat werkgevers en werknemers moeten overwegen, gelet op de aard van de arbeidsrisico’s en adviezen van deskundigen, of en hoe werknemers toegang moeten hebben tot ingeschakelde deskundigen.

B (artikel I onderdeel M)

Bij dit onderdeel wordt een nieuw tweede lid in artikel 12 ingevoegd waarbij is bepaald dat er overleg moet zijn over het arbeidsomstandighedenbeleid en de uitvoering van dit beleid tussen de werkgever en de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging. Bij dit overleg dient actief informatie te worden gewisseld over aangelegenheden die het arbeidsomstandighedenbeleid van de onderneming betreffen en over de uitvoering van dit beleid. Hierbij kan worden volstaan met mondelinge informatie uitwisseling.

Voor ondernemingen met minder dan 10 werknemers waarin een ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging ontbreekt, geldt een soortgelijke overlegverplichting met dien verstande dat voor die kleinere ondernemingen is voorgeschreven dat er met de belanghebbende werknemers overleg moet plaatsvinden over de risico-inventarisatie en -evaluatie, de organisatie van de deskundige bijstand op het gebied van bescherming en preventie en de deskundige bijstand op het gebied van de bedrijfshulpverlening. Het plan van aanpak maakt deel uit van de risico-inventarisatie en -evaluatie, zodat het overleg in de kleine ondernemingen ook betrekking dient te hebben op de in verband met de geconstateerde risico’s te nemen maatregelen en de termijn waarop die maat- regelen zullen worden genomen. Ook de vraag of de risico-inventarisatie en -evaluatie nog voldoende actueel is en of deze aangepast zou moeten worden kan aan de orde komen. De regeling van het overleg in kleine ondernemingen is vernummerd tot artikel 12, derde lid, maar is ten opzichte van het wetsvoorstel niet inhoudelijk gewijzigd.

C (onderdeel W)

De vernummering van het zevende lid van artikel 28 tot zesde lid was abusievelijk niet doorvertaald naar het tot zevende vernummerde lid.

D (onderdeel BB)

De verwijzingen in artikel 33, eerste lid, zijn in overeenstemming gebracht met de wijziging van artikel 5.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

Naar boven