30 551
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met verkorting van de adoptieprocedure en wijziging van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie in verband met adoptie door echtgenoten van gelijk geslacht tezamen

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 9 februari 2007

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel III komt als volgt te luiden:

ARTIKEL III

De Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie wordt als volgt gewijzigd:

A.

In artikel 1 wordt «echtgenoten van verschillend geslacht» telkens vervangen door: echtgenoten.

B.

Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, eerste zin komt te luiden: De beginseltoestemming geldt voor een periode van vier jaren en kan telkens voor een periode van ten hoogste vier jaren worden verlengd.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Een beginseltoestemming betreft de opneming van een buitenlands kind of in het geval van broers en zussen, dan wel van kinderen die op andere wijze zodanig aan elkaar gehecht zijn dat zij bezwaarlijk van elkaar gescheiden kunnen worden, van twee buitenlandse kinderen tegelijk. Onze Minister kan in verband met bijzondere omstandigheden toestemming verlenen tot opneming van meer kinderen tegelijk.

C.

In artikel 4, onderdeel a, wordt de tweede zin vervangen door: Is de aspirant-adoptiefouder die het verzoek alleen indient, gehuwd of heeft deze een geregistreerde partner of andere levensgezel, dan kan het verzoek slechts met instemming van diens echtgenoot, geregistreerde partner of levensgezel worden ingediend.

D.

In artikel 5, eerste lid, wordt na de zinsnede «van een buitenlands kind» toegevoegd: of, indien de aspirant-adoptiefouders hierom hebben verzocht, van twee buitenlandse kinderen tegelijk.

2.

Na artikel III wordt een artikel toegevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIa

Artikel 3, zoals dit luidde voor de inwerkingtreding van deze wet, blijft van toepassing op beginseltoestemmingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet reeds zijn verleend, maar geldt niet voor verzoeken tot verlenging van de geldigheidsduur daarvan die op of na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet zijn of worden ingediend.

Toelichting

1.

Artikel III van het wetsvoorstel wordt gewijzigd met dien verstande dat niet alleen artikel 1, maar ook de artikelen 3, 4 en 5 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie worden gewijzigd.

In het nieuwe artikel 3, eerste lid, wordt de periode waarvoor de beginseltoestemming geldt, verhoogd van drie tot vier jaren. Een beginseltoestemming is in duur beperkt, omdat de omstandigheden van het gezin gedurende de periode tot aan de adoptie zodanig kunnen veranderen dat, zouden bij het onderzoek naar de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders deze omstandigheden in aanmerking zijn genomen, de beginseltoestemming niet zou zijn verleend. Verhoging van drie tot vier jaren wordt evenwel verantwoord geacht en sluit beter aan bij de gemiddelde duur van de adoptieprocedure, die thans drie en een half jaren beloopt. De voorgestelde wijziging doet er niet aan af dat het land van herkomst van het kind soms toch een recenter gezinsrapport zal vragen. Er zijn landen (zoals de Verenigde Staten) die zelfs al na één jaar een nader onderzoek verlangen naar de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders.

In het nieuwe tweede lid van artikel 3 wordt bepaald dat de beginseltoestemming ook voor twee kinderen (broers en/of zussen of kinderen die op een andere wijze aan elkaar gehecht zijn geraakt) tegelijk kan worden gegeven. De raad voor de kinderbescherming zal op verzoek van de aspirant-adoptiefouders bij het gezinsonderzoek nagaan of de aspirant-adoptiefouder(s) geschikt zijn voor opneming van twee kinderen tegelijk. Thans dienen de aspirant-adoptiefouders voor de opneming van twee kinderen tegelijk om een aparte beginseltoestemming te verzoeken, omdat de beginseltoestemming waarover zij beschikken slechts voor opneming van één kind geldt.

Met de uitzondering in de tweede zin van het nieuwe tweede lid wordt voorzien in de mogelijkheid om, eveneens in verband met bijzondere – aan de kinderen gerelateerde – omstandigheden, meer kinderen op te nemen dan het aantal waartoe de in eerste instantie afgegeven beginseltoestemming strekt.

De formulering van het huidige artikel 4, onderdeel a, tweede zin, lijkt te impliceren dat gehuwde personen slechts tezamen een kind kunnen adopteren. Dit is niet het geval. De bepaling ziet erop dat de echtgeno(o)t(e), voor wie de opneming van een adoptiefkind ook ingrijpende consequenties zal hebben, instemt met de wens van diens echtgeno(o)t(e). Om dit beter tot uitdrukking te brengen, wordt de formulering van artikel 4, onderdeel a, tweede zin, in die zin gewijzigd. Daarbij wordt hetzelfde bepaald voor aspirant-adoptiefouders die alleen een verzoek indienen en een geregistreerde partner of andere levensgezel hebben. Ook voor deze laatste personen zal de opneming van een buitenlands adoptiefkind immers ingrijpende consequenties kunnen hebben. Bij plaatsing van een kind zal het kind zich immers aan beide volwassenen hechten. Het belang van het kind brengt met zich dat het welkom is bij beide verzorgers en dat beiden verantwoordelijkheid wensen te nemen voor het kind.

De wijziging van het eerste lid van artikel 5 houdt eveneens verband met de invoering van de mogelijkheid dat een beginseltoestemming ook de opneming van twee kinderen tegelijk kan betreffen. Wensen de aspirant-adoptiefouders twee kinderen tegelijk opnemen, dan zal de raad voor de kinderbescherming de geschiktheid van de aspirant-adoptiefouders hiervoor op hun verzoek onderzoeken.

2.

Voor de voorgestelde bepalingen over de verlenging van de geldigheidsduur van een beginseltoestemming en de geldigheid daarvan voor de opneming van twee kinderen tegelijk, wordt in artikel IIIa voorgesteld dat artikel 3 van de wet, zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van deze wijzigingswet, van toepassing blijft op beginseltoestemmingen die voor dat tijdstip reeds zijn verleend.

De Minister voor Integratie, Jeugdbescherming, Preventie en Reclassering,

M. C. F. Verdonk

Naar boven