30 550 XVI
Jaarverslag en slotwet ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport 2005

nr. 7
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 6 juni 2006

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft over het rapport van de Algemene Rekenkamer over jaarverslag 2005 van het Volksgezondheid, Welzijn en Sport (kamerstuk 30 550 XVI, nr. 2) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.

De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 2 juni 2006.

De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Blok

De griffier van de commissie,

Teunissen

1

Wat is de reactie van het kabinet op de constatering van de Algemene Rekenkamer dat de financiële informatie bij de artikelen 26, 27, 33, en 34 niet voldoet aan de eisen die de comptabiliteitswet 2001 stelt?

De fouten en onzekerheden doen zich voor bij de artikelen 21, 24, 26, 27, 33, 34 en 38. In de bedrijfsvoeringparagraaf van het jaarverslag heb ik de onrechtmatigheden van de artikelen 21, 24 en 38 toegelicht. De overschrijdingen op de artikelen 26, 33 en 34 zijn overigens van minder belang dan de overschrijdingen op de artikelen 21, 24 en 38. De reden hiervoor is dat op de artikelen 26, 33 en 34 relatief een geringe omvang aan uitgaven, verplichtingen en ontvangsten is verantwoord, wat betekent dat de grens waarboven onrechtmatigheden moeten worden gerapporteerd ook klein is. Ten tweede betreffen de geconstateerde onrechtmatigheden een groot aantal kleine posten. Doordat de departementen en de Algemene Rekenkamer op verschillende wijze de overschrijdingen op artikelen bepalen, constateert de Algemene Rekenkamer bij meer artikelen overschrijdingen dan het departement. Met de Algemene Rekenkamer is afgesproken dat indien zij tot meer overschrijdingen of tot andere bedragen komt, zij in haar rapporten aangeeft op welke gronden zij hiertoe is gekomen.

2

Kan het kabinet per artikel een toelichting geven? (exclusief 21, 24, 38)

Bij de artikelen 26, 27 en 34 gaat het met name om onrechtmatigheden en onzekerheden in de verplichtingen het toekennen van subsidies en opdrachten. Daarboven is bij artikel 27 (Verpleging, verzorging en ouderen) een onrechtmatigheid in de verplichtingen van € 3,3 miljoen geconstateerd vanwege het ontbreken van de juiste wettelijke grondslag. Bij artikel 33 (Jeugdbeleid) is een onzekerheid over de volledigheid van de ontvangsten ad € 0,1 miljoen als gevolg van de complexe wijze waarop de volledigheid van deze bijdrage moet worden vastgesteld. Deze werkwijze is met het ingaan van de Wet op de jeugdzorg vervallen. De onzekerheid over de volledigheid betreft nog de afrekening van 2004.

3

De Algemene Rekenkamer had ook vorige jaren gelijksoortige kritiek. Wat is er naar aanleiding van die kritiek van de Algemene Rekenkamer gebeurd en waarom is niet voorkomen dat ook dit jaar gelijksoortige kritiek op het subsidiebesluit aan de orde is?

Naar aanleiding van de rechtmatigheidcontrole door de Algemene Rekenkamer over 2004 heb ik in 2005 een plan van aanpak voor de verbetering van het subsidiebeheer opgesteld. De uitvoering van dit plan ligt op schema. De eerste effecten zullen in 2007 zichtbaar zijn. Daarnaast is in 2005 de inkoopexpertise binnen mijn departement gebundeld in de pilot Eenheid Inkoop teneinde de inkoop en inhuur te verbeteren. Bij de start van de pilot zijn enkele belangrijke wijzigingen in het inkoopproces doorgevoerd.

4

De Algemene Rekenkamer constateert ernstige onvolkomenheden bij het subsidiebeheer en constateert dat in 2007 de eerste effecten zichtbaar zullen zijn van het plan van aanpak dat in 2005 is ingezet. Betekent deze constatering dat ook volgend jaar het subsidiebeheer NIET op orde is en NIET voldoet aan de CW2001? Wat doet het kabinet om dit te voorkomen?

De Algemene Rekenkamer heeft een ernstige onvolkomenheid geconstateerd bij het subsidiebeheer van VWS. Een onvolkomenheid is overschrijding van de kwalitatieve tolerantiegrens die de Algemene Rekenkamer hanteert bij haar beoordeling van de bedrijfsvoering van een departement. In 2005 heb ik een plan van aanpak voor de verbetering van het subsidiebeheer opgesteld. De uitvoering van het plan van aanpak voor de verbetering van het subsidiebeheer ligt op schema, maar de verbeteracties hebben, gelet op de planning, nog niet kunnen leiden tot een zichtbare vermindering van het aantal fouten in het subsidiebeheer. De aard van de verbeteracties brengt met zich mee dat er enige tijd overeen gaat voordat de effecten zichtbaar zijn. Een voorbeeld daarvan is de nieuwe subsidieregelgeving, die per 1 juli 2006 zal ingaan. De nieuwe regelgeving sluit beter aan bij het nieuwe subsidiebeleid, zorgt voor een meer doelmatige procesgang en vermindert de administratieve lasten voor de subsidieontvangers. Andere verbeteracties zijn de invoering van een Subsidie Volg Systeem (SVS) en de oprichting van een intern Expertisecentrum subsidies. SVS start medio 2006 en draagt bij aan de verbetering van de managementinformatie, biedt mogelijkheden tot termijnbewaking en draagt bij aan een grotere mate van betrouwbaarheid van de volledigheid van de subsidiedossiers. Het Expertisecentrum subsidies voorziet de budgethouders van integraal advies betreffende de subsidiepraktijk. In 2006 is eveneens gestart met het strikter toepassen van de bestaande sanctieregels. Instellingen die niet tijdig of volledig de relevante subsidiebescheiden indienen bij VWS kunnen een sanctie tegemoet zien. Ik verwacht dat deze maatregelen ervoor zorgen dat het subsidiebeheer in 2006 een opgaande lijn ten opzichte van 2005 te zien geeft, en dat het subsidiebeheer in 2007 op orde zal zijn.

5

De Algemene Rekenkamer wijst op het niet volgen van de juiste procedures bij inkoop (zoals Europees aanbesteden). Wat zijn de gevolgen hiervan?

In algemene zin kan het niet naleven van de juiste procedures bij inkoop van goederen of diensten tot gevolg hebben dat geen of onvoldoende concurrentiestelling plaatsvindt en/of opdrachten in strijd met de bestaande (Europese) wet- en regelgeving worden geplaatst of verlengd. Wanneer geen of onvoldoende concurrentie wordt gesteld, bestaat de kans dat niet de juiste leverancier wordt gecontracteerd en/of te hoge prijzen worden betaald. Het onterecht niet Europees aanbesteden van een opdracht kan tot gevolg hebben dat andere leveranciers bij de rechtbank (achteraf) bezwaar maken tegen de onderhandse gunning en (her)aanbesteding of schadevergoeding vorderen. Wanneer de rechtbank hiertoe besluit, heeft de leverancier waarmee de (onderhandse) overeenkomst is gesloten op zijn beurt de mogelijkheid schadevergoeding te vorderen. Bijkomstig probleem zou zijn dat de opdracht opnieuw moet worden aanbesteed waardoor de uitvoering vertraging oploopt.

6

Ook de informatiebeveiliging voldoet niet aan de CW 2001 gestelde eisen. Aan het voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst en de WBP wordt niet voldaan. Ook hier is sprake van een stappenplan dat is gestart in 2005. Zal VWS volgend jaar wel aan deze wetten voldoen? Zo neen, waarom niet? Wat zijn de risico’s indien VWS niet aan deze wetten voldoet?

Het groeiende belang van informatievoorziening stelt hoge kwaliteitseisen aan de betrouwbaarheid van informatiesystemen en aan het omgaan met gegevens. Persoonsgegevens nemen hier een bijzondere plaats in. Bij het bepalen van deze kwaliteitseisen zijn het Besluit Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR, 1994) en de Wet Bescherming Persoonsgegevens (Wbp) maatgevend. Bij de rechtmatigheidcontrole over 2004 heeft de Algemene Rekenkamer kritische opmerkingen gemaakt over de beveiliging van informatie binnen VWS. In reactie op dit rapport heb ik op 1 juli 2005 een stappenplan opgesteld. Het plan beschrijft globaal en pragmatisch de stappen die op de korte en middellange termijn genomen moeten worden om het verder invoeren, borgen en onderhouden van het VIR en Wbp te realiseren. Het stappenplan loopt langs drie lijnen, te weten:

• Het – langs een vastgestelde aanpak – opstellen en invoeren van de meest essentiële beveiligingsmaatregelen (risicomanagement) en van informatiebeveiliginsgplannen betreffende VIR en Wbp bij de directies van het kerndepartement (2005/2006);

• Het opzetten van een VIR- en Wbp-infrastructuur (kennis en expertise) binnen VWS evenals het actualiseren van het Beleidsdocument voor de Informatiebeveiliging en de Bescherming van persoonsgegevens (2005/2006);

• Het inventariseren van aanvullende maatregelen en het op basis van deze inventarisatie uitwerken van een streefbeeld voor een meer volledige invoering van noodzakelijke wettelijke maatregelen in de aankomende drie jaar (2005/2007).

7

De Algemene Rekenkamer vraagt speciaal de aandacht van VWS voor verbeteringen in de bedrijfsvoering. Zij maakt zich zorgen over de aandacht en signaleert een risico dat de benodigde aandacht er niet zal zijn. Is dat in de ogen van het kabinet terecht? Zo niet, hoe stelt het kabinet ons dan gerust?

De verbetering van de bedrijfsvoering heeft de voortdurende aandacht van mijn departement. Er zijn reeds vele verbeteracties in gang zijn gezet, mede dankzij de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer. Ook in 2006 heeft de verbetering van de bedrijfsvoering nadrukkelijk de aandacht van mijn departement. De verbeteractiviteiten borduren voort op de in gang gezette acties en de aandacht ligt, in navolging op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer, op het zorgvuldiger en strikter naleving van de procedures. In het Audit Committee van VWS zal hierover gerapporteerd worden door middel van de Monitor Bedrijfsvoering en de rapporten van de Auditdienst.

8

De Algemene Rekenkamer constateert dat de VBTB conformiteit in 2005 nog wel te wensen overlaat. Geconstateerd kan worden dat vorig jaar de VBTB conformiteit in 2004 onder de maat was. De minister en staatssecretaris beloofden beterschap. Waarin kunnen deze positieve beloften van de bewindslieden vorig jaar dit jaar terug worden gezien?

Op 6 maart jl. heb ik u geïnformeerd over de Begroting Nieuwe Stijl (brief d.d. 6 maart 2006, kenmerk FEZ-U-2660462) en op 24 mei jl. heeft mijn directeur FEZ u een nadere toelichting gegeven. In de begroting 2007 – die u in september ontvangt – wordt voor een nieuwe indeling gekozen en zijn voor alle algemene – en operationele doelstellingen een of meer prestatie-indicatoren gedefinieerd. Voor zover de hiervoor benodigde informatie nog niet beschikbaar is, zal bovendien worden aangegeven wanneer dat wel het geval zal zijn (comply or explain). Hiermee wordt een structurele verbetering aangebracht en de begroting wordt op termijn VBTB-conform.

Overigens zal ook de beschrijving van de rol van de bewindslieden verbeteren in de begroting 2007.

9

Wanneer kan de Kamer wetsvoorstellen verwachten die het subsidiebeheer op orde brengen?

De invoeringsdatum van de nieuwe subsidieregeling is 1 juli 2006. Dit is dan onder de huidige twee kaderwetten. Zodra de Kaderwet VWS subsidies van kracht is, zal de regeling onder deze wet komen te hangen. De Kaderwet VWS subsidies is gekoppeld aan de behandeling van het wetsvoorstel Wmo en wordt op dit moment behandeld in de Eerste Kamer.

10

Bent u tevreden over het Jaarverslag 2005, waarin de ARK over een bedrag van € 248.7 miljoen onrechtmatigheden of onvolledigheden constateert?

Circa € 196 miljoen van de onrechtmatigheden en onzekerheden heeft betrekking op de verantwoording van de betaling van de Zorgtoeslag aan het Ministerie van Financiën. De Algemene Rekenkamer beschouwt deze betaling als een voorschot en is van mening dat deze post ook in de saldibalans bij de post per 31 december openstaande voorschotten moet worden verantwoord. Ik verschil met de Rekenkamer daarover van mening (zie het antwoord op vraag 12). Daarnaast is € 14,8 miljoen onrechtmatig als gevolg van onvolledig controleren aanvragen Zorgtoeslag (tijdigheid betaling boven nauwkeurigheid). Hierover bent u van te voren geïnformeerd. Teveel betaalde Zorgtoeslag wordt teruggevorderd. De overige fouten en onzekerheden hebben betrekking op de bedrijfsvoering. Volgens de Algemene Rekenkamer worden de subsidievoorwaarden onvoldoende nageleefd. Een belangrijk deel van de problematiek wordt veroorzaakt doordat VWS en de instellingen die een subsidie ontvangen, niet voldoen aan de wettelijke termijnen. Andere onvolkomenheden zijn het niet naleven van de regelgeving, onvoldoende aansluiting tussen begroting en activiteitenplan en het tolereren van onvoldoende onderbouwing en/of onvoldoende verantwoording. Ook is de dossiervorming bij bepaalde subsidies onvoldoende en wordt er soms een onjuiste wettelijke grondslag toegepast. Voor de verbetering van het subsidiebeheer heb ik plan van aanpak opgesteld (zie het antwoord op vraag 4).

11

Wat is het oordeel van de minister over de bevinding van de ARK dat veel van de onrechtmatigheden en onzekerheden over de rechtmatigheid hun oorzaak vinden in de bedrijfsvoering van het ministerie? Welke oorzaken cq verklaringen kunnen hiervoor worden gegeven? Hoe kan de bedrijfsvoering verbeterd worden en welke concrete stappen worden daartoe gezet?

Zie de antwoorden op de vragen 4 en 10.

12

Waarom is de verwerking van de voorschotten voor de zorgtoeslag niet in de saldibalans verantwoord?

De betaling van de zorgtoeslag aan het Ministerie van Financiën is verantwoord als uitgave ten laste van de VWS-begroting en is tevens op de saldibalans verantwoord in de post «rekening-courant Rijkshoofdboekhouding». Ik ben van mening dat de wijze waarop ik de zorgtoeslag verantwoord, het beste past bij de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de Minister van Financiën en de Minister van VWS en dat er geen sprake is van strijdigheid met de CW 2001.

Het Ministerie van Financiën is wettelijk verantwoordelijk voor de betaling van voorschotten aan burgers met betrekking tot de zorgtoeslag. Daarom staan bij het Ministerie van Financiën de voorschotbetalingen op de saldibalans onder de post «openstaande voorschotten» en niet bij het Ministerie van VWS. Omdat VWS geen voorschotbetalingen uit hoofde van de zorgtoeslag aan derden verstrekt (zie de definitie van het begrip voorschot in de regeling verlening voorschotten uit 2004) en daarover dus geen beheeradministratie voert, heeft het ook geen toegevoegde waarde om over de per einde begrotingsjaar openstaande bedragen verantwoording af te leggen. Een dergelijke verantwoording van nog openstaande bedragen zou immers impliceren dat VWS beheershandelingen openstaande voorschotten heeft verricht en dat is niet het geval. Het Ministerie van VWS heeft wel de beleidsverantwoordelijkheid voor de zorgtoeslag en daarom vindt er een verrekening plaats tussen Financiën en VWS. De betaling van VWS aan Financiën is verwerkt in de saldibalanspost «Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding».

13

Waarom was het gezien de verwachting dat de invoering van de Zorgverzekeringswet en de daarbij behorende uitbetaling van zorgtoeslagen een omvangrijke operatie zou zijn niet mogelijk om voor tijdige uitbetaling te zorgen en daarbij tevens controle op rechtmatigheid uit te voeren?

De grondslagen voor het recht op zorgtoeslag zien op de situatie in 2006. Eind 2005 moet daarom in de aanvraag uitgegaan worden van veronderstellingen over die grondslagen. Controle op veronderstellingen is niet of nauwelijks mogelijk. Daar komt bij dat het om zeer grote aantallen aanvragen gaat die in korte tijd tot betaling van het voorschot moeten leiden. Het onderbreken van dit proces voor controles die in de overgrote meerderheid van de gevallen niet tot een andere beslissing zou leiden, zou er toe leiden dat veel aanvragers ten onrechte van betalingen verstoken zouden blijven.

Voor aanvragen die nog niet regulier afgehandeld konden worden, heeft in het scenario «Betalen in december» een voorlopige vaststelling plaatsgevonden. Voor de zorgtoeslag is de voorlopige betaling in de meeste gevallen berekend op basis van een bekend inkomen uit de aanvraag. In gevallen dat dit inkomen niet bekend was, is een voorschot verstrekt dat gebaseerd is op de maximale zorgtoeslag.

In totaal zijn ca. 5,7 miljoen betalingen huur- en zorgtoeslag tijdig gedaan. Ruim 900 000 van deze betalingen (waarvan ongeveer 2/3 betrekking had op zorgtoeslag) waren gebaseerd op een voorlopige vaststelling via het alternatieve scenario «Betalen in december». Inmiddels is het grootste deel van deze voorlopige vaststellingen omgezet in een definitief voorschot. Dit houdt in dat het voorschot aansluit op de gegevens uit de aanvraag.

Bij het definitief vaststellen van het voorschot is ongeveer 60% van de aanvragen zorgtoeslag ongewijzigd gebleven (bedrag is gelijk aan de voorlopige vaststelling). Ongeveer 25% ontvangt een lagere en ongeveer 15% een hogere zorgtoeslag.

 AantalGelijk bedragHoger bedragLager bedrag
Zorgtoeslag540 000310 00080 000150 000

Het verrekenen van te hoge voorschotten gebeurt waar mogelijk met de resterende betalingen voor 2006. Mensen die voor de definitieve vaststelling reeds meer geld hebben ontvangen, dan waarop ze in 2006 recht hebben, ontvangen een verzoek om het verschuldigde bedrag binnen twee maanden terug te betalen. Als het voor betrokkene niet mogelijk is om voor de uiterste betaaldatum te betalen, kan uitstel van betaling worden verkregen voor een periode van 4 maanden, gerekend vanaf de uiterste betaaldatum. Indien de betrokkene het bedrag ook niet binnen die 4 maanden kan terugbetalen, dan kan een betalingsregeling worden getroffen over een periode van maximaal 24 maanden, waarbij tenminste € 40 per maand dient te worden betaald. Kan de belanghebbende ook daaraan niet voldoen, dan kan de Belastingdienst/Toeslagen uitstel van betaling «op maat» verlenen, gebaseerd op de betalingscapaciteit. De verwachting is dat het grootste deel van de terugbetalingen geen problemen zal opleveren.

14

Is er enig inzicht in het aantal zorgtoeslagen die bij controle achteraf onrechtmatig bleken te zijn en teruggevorderd moeten worden? Hoe en wanneer gaat deze eventuele terugvordering plaatsvinden?

Zie het antwoord op vraag 13.

15

De Algemene Rekenkamer constateert een resterende onzekerheid over de rechtmatigheid van de uitbetaalde voorschotten zorgtoeslag. Kan de minister dit toelichten? Het kabinet heeft voorrang gegeven aan tijdige uitbetaling boven rechtmatigheid. Is er enig zicht op de omvang van de toeslagen die uiteindelijk moeten worden teruggevorderd? Is er enig zicht op hoeveel mensen dit betreft?

U stelt zich op het standpunt dat de door het management van de Belastingdienst/toeslagen gemaakte afweging tussen tijdigheid en nauwkeurigheid van de voorschotverlening ertoe leidt, dat de resterende onzekerheid over de rechtmatigheid van de zorgtoeslag in het VWS-jaarverslag toegelicht had moeten worden. Argument voor dat standpunt is dat als gevolg van de gemaakte keuze vermoedelijk een materieel deel van de toeslagen zal moeten worden teruggevorderd en dat die onzekerheid niet is toegelicht.

Ik meen in mijn bedrijfsvoeringparagraaf, in het onderdeel dat specifiek bedoeld is om rechtmatigheidfouten toe te lichten, duidelijk en gekwantificeerd aangegeven te hebben welk deel van de uitgaven voor zorgtoeslag in december 2005 te hoog is bevoorschot. Ongeacht of dit bedrag wordt verrekend met latere voorschotten of wellicht zelfs zal moeten worden teruggevorderd. In mijn ogen resteert er dus geen onzekerheid over de rechtmatigheid.

16

Wat is de reactie van de minister ten aanzien van de bevinding van de ARK dat bij 92% van de operationele beleidsdoelstellingen concrete informatie ontbreekt over het bereiken van de beoogde maatschappelijke effecten?

Het onderzoek van de Rekenkamer geeft een gemengd beeld. Enerzijds een verlaging van de scores voor de eerste en tweede VBTB-vraag voor het jaarverslag 2005, anderzijds echter ook een verbetering van de score van de Rekenkamer voor de begroting 2006 (die ook in 2005 gemaakt is) bij de tweede VBTB-vraag «Wat gaan we daarvoor doen?»

De lagere score van de Rekenkamer voor het jaarverslag 2005 lijkt vooral veroorzaakt te worden doordat het jaarverslag meer een uitzonderingsrapportage is geworden. De effectgegevens en de prestaties zijn per artikel zoveel mogelijk in een tabel samengevat. Deze samenvatting geeft – conform de rijksbegrotingvoorschriften – weer of een voorgenomen beleidsprestatie gerealiseerd is, deels gerealiseerd is, of niet gerealiseerd is. Voor deze opzet is gekozen om het jaarverslag korter en leesbaarder te maken. Daarnaast was een deel van de effecten en prestaties in andere bewoordingen opgenomen dan in de begroting.

De samenvattende tabellen en de – soms – andere bewoordingen hebben tot de lage score van de Rekenkamer voor het jaarverslag 2005 geleid.

Zoals gezegd heeft de Rekenkamer ook een verbetering van het VBTB-gehalte van de begroting 2006 gerapporteerd. Dat zal – naar verwachting – ook voor het jaarverslag 2006 het geval zijn. Voor het jaarverslag 2006 zal ik verder:

• gegevens over effecten en beleidsprestaties, zoals opgenomen in de begroting 2006, conform de aanbeveling van de Rekenkamer – waar mogelijk – in kwantitatieve termen weergeven;

• scherper letten op de aansluiting tussen begroting en jaarverslag; en

• in overleg met mijn collega van Financiën bezien of het mogelijk is om de mate van het realiseren van de operationele doelstellingen duidelijker te presenteren.

Op 6 maart jl. heb ik u bovendien geïnformeerd over de Begroting Nieuwe Stijl (brief d.d. 6 maart 2006, kenmerk FEZ-U-2660462) en op 24 mei jl. heeft mijn directeur FEZ u een nadere toelichting gegeven. In de begroting 2007 – die u in september ontvangt – wordt voor een nieuwe indeling gekozen en zijn voor alle algemene – en operationele doelstellingen een of meer prestatie-indicatoren gedefinieerd. Voor zover de hiervoor benodigde informatie nog niet beschikbaar is, zal bovendien worden aangegeven wanneer dat wel het geval zal zijn (comply or explain). Hiermee wordt een structurele verbetering aangebracht. In principe zou dat op termijn tot een score van 100% moeten leiden.

17

Waarom is voor slechts vijftien van de 66 operationele doelstellingen aangegeven of dat wat beoogd werd daadwerkelijk is uitgevoerd? Kan alsnog aangegeven worden wat daadwerkelijk is uitgevoerd voor de overige 51 doelstellingen?

Zie het antwoord op vraag 16.

18

«Hebben we gedaan wat we van plan waren te doen»? is voor 23% van de doelstellingen in het Jaarverslag 2005 beantwoord, terwijl bij 48% van de doelstellingen in de begroting 2005 concrete informatie over de beoogde prestaties is opgenomen. Wel/niet/deels zijn geen kwantitatieve termen. Daarmee vult het kabinet de toch al uiterst magere 48% van de begroting voor minder dan de helft in. Hoe komt dat? Kan het kabinet alsnog meer concrete prestaties melden? waarom niet?

Zie het antwoord op vraag 16.

19

Waarom is in 2005 een achteruitgang te zien in de hoeveelheid concrete informatie over het beleid in begroting en jaarverslag ten opzichte van 2004?

Zie het antwoord op vraag 16.

20

Opvallend is de achteruitgang in het aangeven van concrete doelstellingen in het jaarverslag 2005. Er is sprake van een dramatisch dieptepunt. Wat is de verklaring hiervoor? In alle opzichten (doelstellingen, prestaties en middelen) is er een achteruitgang te constateren. Dat terwijl de VVD fractie vorig jaar al uiterst kritisch was op de prestaties van het kabinet op dit vlak. Hoe verklaart het kabinet de achteruitgang van de VBTB-verantwoording 2005 ten opzichte van voorgaande jaren over de hele linie?

Zie het antwoord op vraag 16.

21

In hoeverre komt het kabinet in de begroting 2007 tegemoet aan de VBTB-eisen? Aansluiting effectgegevens op doelstellingen, de relatie tussen in te zetten instrumenten en beoogde prestaties en aandacht voor de kosten van die instrumenten? Zal ook de beschrijving van de rol van de bewindslieden VWS bij het bereiken van de beoogde prestaties verbeteren?

Zie het antwoord op vraag 8.

22

Kan het kabinet alsnog inzichtelijke kengetallen verschaffen over de knelpunten op de arbeidsmarkt uit de begroting 2005 die eigenlijk in het Jaarverslag 2005 zouden moeten staan, mede gelet op de schets die in de begroting 2005 van de actuele arbeidsmarktsituatie is gegeven? Zo neen, waarom niet?

In onderstaande tabel zijn de actuele waarden opgenomen van de kengetallen uit de begroting 2005.

Tabel Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn (kengetallen)

Zorg en Welzijn20002001200220032004*2005*
Werkzame personen967 000994 0001 051 0001 105 0001 126 0001 150 393
Fte’s675 300712 900757 800796 100811 000828 569
Aantal banen1 046 0001 060 0001 124 0001 181 0001 203 0001 229 062
Ziekteverzuim (% excl. zwangerschap)7,8%7,5%7,0%6,2%5,7%5,4%
Lopende WAO-uitkeringen103 266109 427113 738110 819108 07799 417
Instroomkans WAO1,8%1,9%1,7%1,1%0,93%0,2%
Uitstroomkans WAO8,3%9,1%10,2%11,1%10,5%10,3%
Vacatures (% banen van werknemers)2,0%2,2%2,0%1,5%1,3%1,4%
Vacatures (moeilijk vervulbaar)0,9%1,2%0,5%0,3%0,2%nnb
index CAO-lonen per uur (1998=100)**107,9113,8118,9122,6123,1123,9
Nederland20002001200220032004*2005*
Werkzame personen8 124 0008 282 0008 324 0008 274 0008 157 0008 1 69 109
Fte’s6 423 2006 636 4006 619 5006 562 5006 454 3006 463 881
Aantal banen8 583 0008 811 0008 851 0008 801 0008 680 0008 692 885
Ziekteverzuim (% excl. zwangerschap)5,5%5,4%5,4%4,8%4,6%nnb
Lopende WAO-uitkeringen768 779792 116802 468786 111765 846703 149
Instroomkans WAO1,5%1,5%1,3%1,0%0,86%0,3%
Uitstroomkans WAO9,0%9,3%9,3%9,5%9,3%10,5%
Vacatures (% banen van werknemers)2,8%2,6%2,0%1,4%1,6%2,0%
Vacatures (moeilijk vervulbaar)1,3%1,1%0,4%0,2%0,3%nnb
index CAO-lonen per uur (1990=100)**106,7111,8116,0119,2120,7121,6

Bron: CBS, UWV

* de jaren 2004 en 2005 zijn voorlopige cijfers

** inclusief bijzondere beloningen

23

Kan het kabinet inhoudelijk ingaan op artikel 29 – begroting 2005, waarin staat welk operationeel doel en welke 3 evaluatie-onderzoeken op welk moment uitgevoerd worden?

Wat operationele doelstelling 1 (verhogen van de arbeidsproductiviteit in zorg en welzijn) betreft, zijn in 2004 en in 2005 diverse onderzoeken gedaan om te bepalen hoe arbeidsproductiviteit in zorg en welzijn is te meten en welke kanttekeningen daarbij te plaatsen zijn. Het in kaart brengen van de arbeidsproductiviteit is een complexe zaak en is nog niet afgerond.

Wat operationele doelstelling 2 (regulier maken gesubsidieerde banen) betreft, is voor 2006 een evaluatie voorgenomen van het convenant gesubsidieerde arbeid en de stimuleringsregeling.

Wat operationele doelstelling 3 (monitoring arbeidsmarkt zorg en welzijn) betreft, heeft een heroriëntatie plaatsgevonden, waarbij de uitvoering is verplaatst van de OSA (Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek) naar Prismant.

24

Zijn de prestaties van het Ministerie van VWS op het terrein van het subsidiebeheer te wijten aan endogene of exogene oorzaken? Zijn er speciale omstandigheden (het beleidsveld, de systeemverantwoordelijkheid) die de prestaties van VWS op het terrein van het subsidiebeheer verklaren?

Een belangrijk deel van de fouten en onzekerheden wordt veroorzaakt doordat VWS en de instellingen die een subsidie ontvangen, niet voldoen aan de wettelijke termijnen. Andere onvolkomenheden zijn het niet naleven van de regelgeving, onvoldoende aansluiting tussen begroting en activiteitenplan en het tolereren van onvoldoende onderbouwing en/of onvoldoende verantwoording. Ook is de dossiervorming bij bepaalde subsidies onvoldoende en wordt er soms een onjuiste wettelijke grondslag toegepast. Er is dus sprake van endogene en exogene oorzaken. In het verleden werden de subsidievoorwaarden bij VWS niet altijd strikt nageleefd. De inhoudelijke doelstellingen van het subsidiebeleid en de belangen van de subsidieontvangers kregen in de uitvoering vaak meer gewicht dan de formele toepassing van de regels, zoals termijnen en verantwoordingseisen. Er is bij VWS een cultuuromslag gaande om hier verbetering in te brengen. Een voorbeeld hiervan is het opleggen van sancties als instellingen de subsidiebescheiden niet tijdig of volledig bij VWS aanleveren.

25

Hoe is het mogelijk dat ondanks uw inspanningen geen wezenlijke vooruitgang is geboekt ten aanzien van de kwaliteit van het subsidiebeheer in 2005 in vergelijking met 2004?Als de ARK constateert dat dezelfde actiepunten nog steeds dienen te worden uitgevoerd en dat nog steeds sprake is van ernstige onvolkomenheid, wat betekent dat dan voor de effectiviteit van de werkzaamheden van het ministerie in 2005, op dit gebied?

Zie het antwoord op vraag 4.

26

Een eenvoudige verbetering van het subsidiebeheer is het voldoen aan wettelijke termijnen door het ministerie en/of de subsidiënten. Het verbaast dat ook ten aanzien van deze eenvoudige verbetering geen voortgang is geboekt in 2005 ten opzichte van 2004. Hoe komt dat?

Ik heb ervoor gekozen het subsidiebeheer bij VWS grondig aan te pakken en mij te richten op aanpassingen die leiden tot een structurele verbetering van het subsidiebeheer. Een belangrijk aspect hierin is de vereenvoudiging van de subsidieregelgeving. Quick wins onder de oude regelgeving zijn niet eenvoudig te realiseren en ik acht een structurele oplossing wenselijker. De nieuwe subsidieregelgeving, die per 1 juli 2006 zal ingaan, sluit beter aan bij het nieuwe subsidiebeleid, zorgt voor een meer doelmatige procesgang en vermindert de administratieve lasten voor de subsidieontvangers. De nieuwe regelgeving is duidelijker en laat daardoor minder ruimte voor verschillende interpretaties. Een andere verbeteractie die erop gericht is structureel een oplossing te bieden voor het voldoen aan wettelijke termijnen is de invoering van een Subsidie Volg Systeem (SVS). Het SVS levert managementinformatie over doorlooptijden, productieaantallen en werkvoorraden en het systeem biedt mogelijkheden tot termijnbewaking. Daarnaast draagt SVS bij aan een grotere mate van betrouwbaarheid van de volledigheid van de subsidiedossiers.

27

Ook naleven van regelgeving vergt geen nieuwe trajecten of procedures. Waarom is hier in 2005 geen vooruitgang geboekt ten opzichte van 2004?

Zie het antwoord op vraag 26.

28

Kan de vorige vraag worden beantwoord voor het tolereren van onvoldoende onderbouwing en/of verantwoording en archivering? Dit betreft allemaal werkwijze. Waarom is het niet gelukt de werkwijze meer consciëntieus aan te pakken?

Zie het antwoord op vraag 26.

29

Wijken de prestaties van het ministerie van VWS op het terrein van de administraties af van de andere ministeries? Waardoor wordt deze afwijking in de ogen van de Rekenkamer veroorzaakt?

Het is voor mij moeilijk om vast te stellen of de prestaties van VWS op het terrein van administraties afwijken van andere ministeries. Daar heb ik geen zicht op. Wel blijkt uit het rapport Rijk Verantwoord van de Algemene Rekenkamer dat er bij andere departementen ook onvolkomenheden worden geconstateerd in bijvoorbeeld het verplichtingenbeheer en het contractbeheer.

30

Betalingen worden sneller gedaan maar in 2005 is bijna € 27 000 aan rente betaald wegens te laat betalen. Wat doet het kabinet om dit enorme bedrag weggegooid geld terug te dringen?

In 2005 zijn circa 21 000 facturen door VWS betaald. De gemiddelde betaaltermijn bedroeg 24,8 dagen en meer dan 80% van de facturen is binnen 30 dagen betaald (in 2004 bedroeg dit percentage 77%). Hiermee wordt voldaan aan de norm die VWS zichzelf heeft opgelegd. Bij overschrijding van de betaaltermijn van 30 dagen wordt, indien de oorzaak aan VWS is toe te schrijven, ongevraagd wettelijke rente aan de leverancier betaald (in overeenstemming met de verplichting die voortvloeit uit BW 6:119a). Deze prikkel, tezamen met het beschikbaar stellen van managementinformatie, moet leiden tot het tijdig betalen van facturen.

31

Kan precies worden aangegeven wat het kabinet doet om de € 23,3 miljoen terug te halen, waarvoor het ministerie door de bank is aangesproken?

Zoals ik op een vraag van het Kamerlid Azough op 24 mei 2006 heb geantwoord, heeft het ministerie van VWS in overleg met het OM en gehoord het advies van de Landsadvocaat alle denkbare stappen genomen om te kunnen komen tot verhaal. Of en zo ja in welke mate dit succes heeft, is op dit moment niet te zeggen.

32

Het kabinet heeft niet voldaan aan de toezegging aan de Algemene Rekenkamer dat voor het einde 2005 een geactualiseerd beleidsdocument Informatiebeveiliging en Bescherming Persoonsgegevens wordt vastgesteld. Waarom niet? Het concept-beleidsdocument voldoet niet volgens de Algemene Rekenkamer. Waarom niet? Wat zijn de gevolgen van deze vertraging? Wat zijn de risico’s? Wat is nu de streefdatum voor vaststelling van dit document?

De risico’s zijn gering aangezien het Ministerie van VWS reeds beschikt over een beleidsdocument Informatiebeveiliging en Bescherming Persoonsgegevens (IB&BP). In 2005 is gestart met de actualisering van het beleidsdocument. In januari 2006 is de geactualiseerde versie van het document besproken met de Algemene Rekenkamer. De aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer zijn, waar mogelijk, overgenomen. Het document zal medio 2006 worden vastgesteld.

33

Hoever zijn het CIBG en het RIVM concreet met de invoering en toepassing van een beveiligingsbeleid? Voldoen deze agentschappen al aan de VIR en WBP?

Zo niet, wanneer is dat wel voorzien?

Het agentschap CIBG voldoet aan het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR). Er zijn actuele informatiebeveiligingsplannen beschikbaar waarin opgenomen een beschrijving van de bedrijfsprocessen, de informatiesystemen die deze processen ondersteunen, een afhankelijkheidsanalyse en de betrouwbaarheidseisen die het CIBG stelt aan haar producten. Ook zijn in de informatiebeveiligingsplannen de relevante bedreigingen geïdentificeerd en geanalyseerd door middel van een kwetsbaarheidanalyse. Tot slot zijn de maatregelen uitgewerkt welke benodigd zijn om de gesignaleerde kwetsbaarheden het hoofd te bieden en het gewenste beveiligingsniveau te bereiken.

De informatiebeveiligingsplannen zijn een integraal onderdeel van de planning en control cyclus van het CIBG. Dit betekent dat periodiek wordt geëvalueerd of het benodigde beveiligingsniveau, de kwetsbaarheden en de maatregelen nog passend zijn. Daarnaast vindt een continue registratie van voorkomende beveiligingsincidenten en genomen maatregelen plaats. Ook deze worden periodiek geëvalueerd, waarna eventuele bijstelling plaats vindt.

Informatiebeveiliging bij het CIBG wordt daarnaast ook nog periodiek getoetst door onafhankelijke externe organisaties in het kader van ETSI en ISO certificering.

Het CIBG voldoet tevens aan de privacyvereisten uit de Wet bescherming persoonsgegevens. In dit kader vindt bijvoorbeeld melding van de verwerkingen van persoonsgegevens plaats, zijn er huisregels opgesteld en wordt toegezien op naleving daarvan. Het RIVM voert een fysiek beveiligingsplan door. De eerste fase daarvan die met name de realisering van zones op het RIVM-terrein en in de RIVM-gebouwen omvat, is afgerond. Wat informatiebeveiliging betreft, heeft het RIVM afhankelijkheidsen kwetsbaarheidanalyses op haar geautomatiseerde systemen uitgevoerd en informatiebeveiligingsplannen opgesteld. Het RIVM voldoet hiermee aan het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst. Het RIVM voldoet ook aan de vereisten van de Wet bescherming persoonsgegevens.

34

Welke drie nieuwe specifieke uitkeringen staan er de komende jaren op stapel bij het ministerie van VWS? Waarom is de Algemene rekenkamer daar niet gelukkig over?

In het kader van de voortgang van de uitvoering van het kabinetsstandpunt Commissie Brinkman is aangegeven dat bij VWS de volgende «nieuwe» specifieke uitkeringen van kracht zijn of onlangs zijn geworden:

– Experimenten jeugdzorg (ontwikkeling nieuw gesloten zorgaanbod)

– Bestuurskosten jeugdzorg

– Experimenten WMO

– Advies- en steunpunten huiselijk geweld

– Lokale opvoedings- en gezinsondersteuning

De Algemene Rekenkamer vraagt zorgvuldigheid te betrachten bij de herschikking, bundeling en afloop van specifieke regelingen. De activiteiten die hiermee zijn gemoeid, lopen bij VWS volgens planning, meer informatie hierover treft u aan in de voortgangsrapportage uitvoering kabinetsstandpunt Cie. Brinkman die op korte termijn aan de Tweede Kamer wordt gezonden. Daarnaast vraagt de Algemene Rekenkamer zorgvuldigheid bij het aangaan van nieuwe specifieke uitkeringen. VWS zal, conform de afspraken in het Kabinet, terughoudend zijn bij het aangaan van nieuwe specifieke uitkeringen en eventueel noodzakelijke nieuwe specifieke uitkeringen toetsen aan het opgestelde beoordelingskader.

Zie verder ook het antwoord op de vragen 36 en 37.

35

Waarom heeft VWS gekozen voor de Kaderwet Volksgezondheidssubsidies om tot besteding van de € 50 per kind te komen? Welke rechtsgrond had in de ogen van de Algemene Rekenkamer uit oogpunt van de rechtmatige besteding van middelen meer voor de hand gelegen?

In de motie van het lid Verhagen wordt gesproken over het afleggen van bezoeken thuis door verpleegkundigen van consultatiebureaus of informatiepakketten over opvoeding aan jonge ouders. Consultatiebureaus hebben een belangrijke functie voor onder andere het verstrekken van informatie over opvoeding aan jonge kinderen. Om deze reden heeft VWS gekozen voor uitkering van € 50,– per kind door middel van de Tijdelijke regeling specifieke uitkering jeugdgezondheidszorg (Rsu-jgz). De tweede reden waarom gekozen is voor de Rsu-jgz is een snelle uitkering door VWS en besteding van dit bedrag in 2006 mogelijk te maken, met minimale administratieve lasten. Gemeenten zijn in december 2005 zijn geïnformeerd over deze middelen. De Rsu-jgz is gebaseerd op de Kaderwet Volksgezondheidssubsidies. Voor de goede orde: preventief jeugdbeleid kan onder de brede strekking van artikel 3 van de Kaderwet gezondheidssubsidies worden geschaard. De jeugdgezondheidszorg is immers preventief jeugdbeleid pur sang.

De rechtsgrond voor de rechtmatige besteding van de middelen had volgens de Algemene Rekenkamer de Welzijnswet 1994 moeten zijn.

36

Kan het kabinet reageren op de praktische problemen die de Algemene Rekenkamer signaleert bij het realiseren van «single information» en «single audit»?

U wordt hier binnenkort over geïnformeerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties die u de 2e voortgangsrapportage Brinkman zal doen toekomen. Hierin wordt nader ingegaan op de afspraken die met de AR over het realiseren van «single information» en «single audit» zijn gemaakt.

37

Kan het kabinet een reactie geven op het pleidooi van de Algemene Rekenkamer om controleprotocollen toch in stand te houden?

Het betreft controleprotocollen die (zijn) komen te vervallen door het uitvoeren van het kabinetsstandpunt dat naar aanleiding van de eindrapportage van de stuurgroep-Brinkman «Anders gestuurd, beter bestuurd» op 1 april 2005 door minister Pechtold aan de Tweede Kamer is verzonden. Ook over dit punt wordt u binnenkort nader geïnformeerd door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties middels de 2e voortgangsrapportage Brinkman.

38

De Algemene Rekenkamer stelt dat voor de subsidiëring van de Stichting Koppeling de wettelijke basis ontbreekt? Wat is hierop de reactie van het kabinet? Wat zijn hiervan de gevolgen? Gaat dit alsnog gebeuren? De Algemene Rekenkamer stelt dat er daarnaast met de Stichting nieuwe afspraken moeten worden gemaakt over de verantwoording aan en het toezicht en de controle op de kosten. Wat betekent dit? Komt er alsnog een wettelijke basis en hoe verhoudt dit zich dan met de evaluatie van de Stichting naar aanleiding van de invoering van het nieuwe zorgstelsel?

Voor de subsidiëring van de Stichting Koppeling door het ministerie van VWS is er geen sprake van het ontbreken van een wettelijke basis. De subsidie wordt verstrekt op grond van de Kaderwet volksgezondheidssubsidies 1998. Artikel 2 van deze wet bepaalt dat de minister van VWS subsidies kan verstrekken voor activiteiten op het terrein van de gezondheidsbevordering, de gezondheidsbescherming en de gezondheidszorg. De activiteiten van de Stichting zijn activiteiten die binnen deze categorieën vallen. In de subsidiebeschikking aan de Stichting staat ook vermeld dat de Kaderwet alsmede het Besluit Volksgezondheidssubsidies en de Subsidieregeling volksgezondheid van toepassing zijn op de subsidie.

Op dit moment wordt de juridische positie van de Stichting Koppeling opnieuw bezien, mede in het licht van de evaluatie van de Stichting. Het streven is de positie van de Stichting Koppeling per 1 januari 2007 aan te passen.

De rechter heeft de Stichting Koppeling recentelijk als zelfstandig bestuursorgaan aangemerkt. De uitgaven die ten grondslag liggen aan de compensatie door het Koppelingsfonds zijn dus achteraf onrechtmatig geworden. Tegen deze uitspraak is beroep aangetekend.

39

In hoeverre zijn de verstrekte gegevens van deze stichting betrouwbaar, gezien de tekortschietende verantwoording, controle en toezicht? Kan de minister dit uitgebreid toelichten?

De controle en toezicht van de middelen die de stichting Koppeling verstrekt aan zorgverleners vindt plaats onder verantwoordelijkheid van de Stichting zelf. De Stichting werkt in deze nauw samen met regionale platforms. Vaak bestaan deze uit GGD-en, districtshuisartsenverenigingen, apothekers, verenigingen van verloskundigen, tandartsenkringen en zorgverzekeraars.

Jaarlijks stelt het regionale platform een onderbouwde begroting op van kosten die de zorgverleners binnen de desbetreffende regio verwachten te zullen gaan maken. Namens het regionale platform is vaak de lokale GGD verantwoordelijk voor het indienen van de aanvraag, het beheer van de bijdrage en voor het vergoeden van de kosten. De regeling biedt alleen compensatie voor inkomstenderving van enige omvang als gevolg van het onbetaald verlenen van medisch noodzakelijke zorg aan vreemdelingen zonder verblijfsvergunning. De zorgverlener bepaalt zelf of er sprake is van een dergelijke inkomensschade. De regionale platforms beoordelen de ingediende declaraties.

De controle op de subsidiëring van de stichting Koppeling door het ministerie van VWS wordt uitgevoerd door de accountantsdienst van het ministerie. Deze controle heeft uitgewezen dat er verbeteringen noodzakelijk zijn. Aanbevelingen uit de controle nemen we ter harte.

Gezien het feit dat de vergoeding patiënten betreft zonder verblijfplaats is 100% eenduidige administratie op persoonsidentificerende factoren niet mogelijk. Het gaat juist nu om personen zonder papieren over identiteit en/of verblijfsstatus. Gezien het totale bedrag dat hierbij jaarlijks omgaat enerzijds en de eerdere besluiten om noodzakelijke zorg aan personen zonder legale verblijfsstatus/geen ingezetene van Nederland te leveren is het onmogelijk om een 100% waterdichte verantwoording op rechtmatigheid/doelmatigheid te krijgen. Wel bezien we of het huidige systeem op een kosteneffectieve manier verbeterd kan worden.

40

Op welke wijze zal er concreet voor gezorgd worden dat er geen sprake zal zijn van het verslappen van de aandacht voor de bedrijfsvoering in het algemeen en het subsidiebeheer in het bijzonder?

Zie het antwoord op vraag 7.

41

Hoe groot zijn de risico’s van materiële terugbetaling en/of verrekening van voorschotten zorgtoeslag? Kan dit worden toegelicht?

Zie het antwoord op vraag 13.

42

Om de zorgtoeslag tijdig uit te betalen zijn er volgens de Rekenkamer ook aanvragen gehonoreerd die kunnen leiden tot materiële terugbetaling of verrekening. Welke gevolgen kan dit hebben voor mensen?

Zie het antwoord op vraag 13.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Kalsbeek (PvdA), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Vendrik (GL), Kant (SP), Blok (VVD), voorzitter, Smits (PvdA), Örgü (VVD), Verbeet (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), ondervoorzitter, Vergeer (SP), Vietsch (CDA), Joldersma (CDA), Varela (LPF), Van Heteren (PvdA), Smilde (CDA), Nawijn (Groep Nawijn), Van Dijken (PvdA), Timmer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Azough (GL), Koşer Kaya (D66) en Van der Sande (VVD). Plv. leden: Rouvoet (CU), Verdaas (PvdA), Ferrier (CDA), Çörüz (CDA), Blom (PvdA), Halsema (GL), Gerkens (SP), Veenendaal (VVD), Hamer (PvdA), Weekers (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Vacature (algemeen), Ormel (CDA), Vacature (algemeen), Van As (LPF), Waalkens (PvdA), Mosterd (CDA), Bussemaker (PvdA), Heemskerk (PvdA), Oplaat (VVD), Hermans (LPF), Vacature (algemeen), Eski (CDA), Van Gent (GL), Bakker (D66) en Nijs (VVD).

Naar boven