30 550 XV
Jaarverslag en slotwet Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 2005

nr. 9
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

22 juni 2006

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 13 juni 2006 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de financiële verantwoording over het jaar 2005.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

De griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Nava

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Dinsdag 13 juni 2006

16.00 uur

De voorzitter: Ferrier

Aanwezig zijn 4 leden der Kamer, te weten:

Ferrier, Noorman-den Uyl, Van der Sande en Smilde,

en de heer De Geus, minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en de heer Van Hoof, staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Aan de orde is de behandeling van:

het Jaarverslag 2005 van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (30550-XV, nrs. 1, 2, 7 en 8).

De voorzitter:

Ik heet iedereen welkom en geef het woord aan de minister voor een mededeling.

MinisterDe Geus

Ik meld de commissie dat vanochtend op het laatste moment is ontdekt dat in tabel 23.9 een bedrag staat dat niet correct is. De ambtenaren hebben ontdekt dat de optelsom 1,5 mld. moet zijn in plaats van 1,1 mld. Dat heeft ook gevolgen voor de gemiddelde prijs van de reïntegratietrajecten. De staatssecretaris en ik hebben vanmorgen aan de ambtenaren gevraagd om dat schriftelijk aan de Kamer te melden. Zij streven ernaar om dat zo snel mogelijk te doen, omdat wij niet alleen vanmiddag een debat over deze materie voeren maar ook morgen. De intentie is dat de Kamer die schriftelijke mededeling deze week ontvangt. Uiteraard zou het nog beter zijn als de Kamer die tijdig voor het debat dat morgen zal plaatsvinden in haar bezit had. Ik vind het erg vervelend dat dit is gebeurd en bied daarvoor ook namens mijn ambtenaren excuses aan.

De voorzitter:

Ik dank de minister voor zijn mededeling. Wij wachten op het stuk en hopen dat het op tijd arriveert, zodat het morgen bij de beraadslagingen kan worden betrokken.

MevrouwSmilde(CDA)

Voorzitter. Wij spreken over het begrotingsjaar 2005. Dat was één van de jaren waarin de financiële speelruimte in ons land uiterst beperkt was als gevolg van onder andere de grote staatsschuld. Het kabinet was volop bezig met zijn hervormingsagenda. Het zette grote veranderingen in de samenleving op touw die nodig waren en zijn om de sociale zekerheid en de gezondheidszorg ook op langere termijn veilig te stellen. Die "ombouw" ging ook gepaard met bezuinigingen, want die waren noodzakelijk vanwege de staatsschuld. De lage gevoelstemperatuur was te wijten aan de economische recessie. In die situatie werd de begroting voor 2005 opgemaakt en door de Kamer besproken. De haperende economie was er verantwoordelijk voor dat de koopkracht steeds onder druk stond. De bestedings­mogelijkheden waren beperkt. Desondanks lezen wij tot onze vreugde in het Jaarverslag 2005 dat er positieve ontwikkelingen zijn. Wij constateren dat de werkloosheid over haar top heen is en dat die op dit moment zelfs verder daalt. Tevens nemen wij waar dat de afname van de werkgelegenheid tot staan is gebracht, dat het aantal vacatures op dit moment zelfs groeit, dat de uitkeringsafhankelijkheid dankzij de nieuwe Wwb is verminderd en dat in de afgelopen tien jaar over de gehele linie in mindere mate een beroep is gedaan op de sociale zekerheid. Met de instroomcijfers ten aanzien van de WAO wordt dat bevestigd.

Van de beoogde besparing op de administratieve lasten was eind 2005 ongeveer 15% gerealiseerd. Dat constateren wij met genoegen, maar de vraag is of wij ook tevreden zijn.

Wij nemen waar dat er in mindere mate een beroep is gedaan op de bijstand en dat er daarom sprake is van een besparing van 280 mln. Is dat een meevaller, of moeten wij gemeenten aansporen om meer te doen met de intentie de doelgroep op te sporen? In dit kader noem ik de eigen bijdrage in de thuiszorg. Is dat geld inderdaad bij de doelgroep terechtgekomen? Het is naar ons oordeel onbegrijpelijk en onverteerbaar dat er zo veel geld van de bijzondere bijstand is overgebleven in een periode waarin de doelgroep het zo moeilijk had. Hoe is dat mogelijk?

Wij zien in het jaarverslag dat er bijna 100 mln. minder is uitgegeven aan de tegemoetkoming kinderopvang. Dat heeft deels te maken met een overboeking – dat is een aspect van technische aard – maar wat zijn de andere redenen? Was bij mensen met lagere inkomens bijvoorbeeld niet bekend dat de kinderopvang voor hen juist heel betaalbaar was? Of waren domweg de complexiteit van de wet en de administratieve rompslomp er debet aan dat mensen zich achter de oren krabden voordat zij eraan begonnen? Hoe is de situatie nu?

Het is naar ons oordeel bemoedigend dat er 148 mln. minder werd uitgegeven als gevolg van de sterk verminderde instroom in de WAO. Wij constateren dat er 36 mln. meer is uitgegeven aan de stimuleringsregeling ID-banen, nadat er in voorgaande jaren sprake was van een onderbesteding. Kan de staatssecretaris meedelen wat de huidige stand van zaken is op het punt van onder andere het regulier maken van deze banen?

De CDA-fractie heeft bij de begrotingsbehandeling 2005 een aantal zaken naar voren gebracht. Ik doel onder andere op het amendement-Smilde c.s. over de compensatie voor de Wsw van 20 mln. In het Jaarverslag 2005 hebben wij inderdaad gelezen dat de wachtlijsten van de sociale werkvoorziening enigszins zijn verkort. Heeft dat te maken met een scherpere indicatie, of speelt die daarbij absoluut geen rol? Onze zorg was en is gericht op arbeidsgehandicapten die langer dan een jaar op de wachtlijst van de sociale werkvoorziening staan. Wat is de stand van zaken op dat punt?

In de motie-Verburg/Bibi de Vries wordt gevraagd om maatregelen inzake de vermindering van de arbodruk. Er staat op dat punt wetgeving op stapel, dus daaraan wordt gewerkt.

Wij hebben gesproken over afstemming tussen sociale zekerheid en zorg, ofwel tussen zorg- en verzuimverzekeraars. Zijn er op dat terrein al concrete stappen gezet? Mevrouw Verburg heeft destijds ook gepleit voor afschaffing van het lifo-beginsel. Zij wilde dat vervangen door het afspiegelingsbeginsel. In de nieuwe WW is aan die wens inderdaad tegemoet gekomen.

Het langer doorwerken door ouderen is een zaak van lange adem. Wij ontvangen veel e-mailberichten en post van oudere mensen die graag aan de slag willen en die gefrustreerd zijn omdat werkgevers niet meer willen investeren in scholing van werknemers boven de vijftig jaar. Het is onbegrijpelijk dat het gevoel van urgentie bij de sociale partners niet groter is, zeker nu de economie aantrekt en de eerste zorgen over niet ingevulde vacatures alweer worden geuit. Heeft dat ook te maken met de kosten die werkgevers moeten maken om oudere werknemers in dienst te nemen of te houden? Ouderen blijven vaak aan de zijlijn staan. Heeft het kabinet inzicht in de oorzaken daarvan?

Wij zijn gelukkig met de uitwerking van de motie-Smilde/Noorman-den Uyl waardoor er in de nieuwe WW een algemene mogelijkheid is ingebouwd om onder voorwaarden van de sollicitatieplicht te worden vrijgesteld. Dat verstaan wij onder maatwerk. Hulde voor het kabinet op dit punt.

Mevrouw Verburg heeft ook indringend aandacht gevraagd voor het functioneren van het UWV. Uit cijfers maken wij op dat het CWI de smaak zo langzamerhand te pakken krijgt. De wijze waarop UWV zijn cliënten bejegent, baart echter zorgen. De minister heeft toegezegd dat in het eerste halfjaar prioriteit aan het uitvoeringsproces zal worden gegeven met de intentie de cliëntenbejegening te verbeteren. Hoe is de stand van zaken op dit moment?

Wij dienen te constateren dat de levensloopregeling haar plek in de Nederlandse samenleving nog moet vinden. Wat is de minister van plan om te doen om mensen meer enthousiast voor die regeling te maken?

Het is goed dat er tussen UWV en de Belastingdienst convenant- en serviceniveauovereenkomsten zijn gesloten. Op welke termijn zullen die afspraken concreter worden? De minister voert regelmatig overleg met UWV. Zonodig stuurt hij bij om ervoor te zorgen dat de termijn van de kritieke processen niet steeds wordt overschreden. Is er al meer bekend over de betrouwbaarheid?

Een ander deel van de keten betreft de samenwerking tussen UWV, het CWI en gemeenten in relatie tot het digitale cliëntendossier. Wat meent de minister te hebben geleerd van de polisadministratie? Waar en op welke punten kan die samenwerking verder worden verbeterd? Zullen er uit juridisch oogpunt geen problemen blijven bestaan op het punt van samenwerking en inzage in het cliëntendossier?

De Algemene Rekenkamer constateert ten aanzien van de overschrijding op de ESF III dat er onvoldoende managementinformatie beschikbaar was en dat er niet een subsidieplafond was aangebracht. Ook voor andere subsidieregelingen zou een en ander worden aangepast. Wat is de hoogte van de subsidieplafonds? Geldt voor andere subsidieregelingen ook dat er overschrijdingen zijn geweest?

De minister heeft gemeld dat hij minder op basis van activiteiten zal subsidiëren en meer op grond van prestatie. Het is juist dat subsidie een doel moet dienen en dat subsidiëring niet een doelstelling op zichzelf is, maar op welke wijze meent de minister te voorkomen dat hij te vaak op de stoel van maatschappelijke organisaties gaat zitten? De overheid kan de samenleving niet sturen en evenmin strak regisseren. Dat moet ook niet haar intentie zijn.

Is het mogelijk om een volledig overzicht te geven van de door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verstrekte subsidies, alsmede van de nagestreefde doelstellingen?

Ik ga in op de beleidsinformatie VBTB. Ten aanzien van de doelstellingen is de trend positief. Het Jaarverslag 2005 geeft meer inzicht in de doelstelling die wij willen realiseren, namelijk 50%. Ik pleit ervoor om die trend voort te zetten. Het baart mijn fractie zorgen dat de prestaties onverantwoord blijven. Ondanks de goede aanzet in de begroting, is er in vergelijking met 2004 geen verbetering te constateren. Wat wil de minister of de staatssecretaris daaraan doen?

MevrouwNoorman-den Uyl(PvdA)

Voorzitter. De regering verantwoordt het gevoerde beleid. Eén van de doelstellingen die wij al lange tijd nastreven, is dat wij niet alleen regels maken en wetten in het leven roepen maar dat wij vooral nagaan hoe die in de praktijk werken en wat zij voor de burgers opleveren.

De regering legt in het Jaarverslag 2005 slechts ten aanzien van 50% van de zaken een prestatieverantwoording af. In 2004 deed zij dat over 95% van de zaken. Ik begrijp niet goed waarom zij dat doet. Daar spreekt in ieder geval niet de bereidheid uit om zich te verantwoorden. De regering heeft zich ten opzichte van vorig jaar ook niet beter verantwoord op het punt van de doelstelling van regelingen. Dat deed zij slechts voor 70%. Naar aanleiding van de verantwoordingsstukken hebben wij over diverse onderwerpen een aantal vragen gesteld. Ik noem de doeltreffendheid van de arbeidsparticipatie-instrumenten als voorbeeld. Dat onderwerp kan als één van de topitems van deze regering en de oppositie worden beschouwd. Ik vind het dan ook treurig dat die vraag niet wordt beantwoord. Dat zou te lastig zijn en te veel werk met zich brengen. Vervolgens werd gevraagd naar de prijs van de ontwikkeling van de kosten van de bijstand. Het zou ook te veel werk zijn om die vraag te beantwoorden. In 2004 zou het kabinet zijn opgehouden met het verzamelen van gegevens daarover. Voor de vaststelling van het macrobudget van de bijstand is de hoogte van het gemiddelde bedrag van de bijstand heel relevant. Het is dus treurig dat het kabinet die gegevens niet meer bijhoudt, zeker omdat wij weten dat de staatssecretaris bij het vaststellen van het macrobudget ook handmatig ingrepen in die prijsstelling doet. Ik kan mij voorstellen dat wij het zicht op het ontstaansfront van de vaststelling van het bedrag volledig kwijtraken als er op dat punt niet jaarlijks wordt verantwoord. Ik dring er dan ook op aan om dat de volgende keer te doen en de vragen indien mogelijk alsnog te beantwoorden.

Ik blijf een beetje kritisch. Ik moet mij immers de juiste rol aanmeten, namelijk die van lid van een oppositiepartij. De regering meet met twee maten. Naar mijn idee is dat niet de bedoeling. Vraag 11 heeft betrekking op de daling van de bijstandsuitkeringen. Ik heb die vraag uiteraard ook gesteld in het kader van het armoedebeleid. Met trots wordt gemeld dat in 2005 het aantal WW-uitkeringen, WAO-uitkeringen en bijstandsuitkeringen voor het eerst is gedaald. Over de geconstateerde vermindering van 100.000 uitkeringen in 2001 wordt echter niets gemeld. Als wij dat in ogenschouw nemen, constateren wij dat er in 2005 ten opzichte van 2001 weer sprake is geweest van een forse stijging. Ook in antwoord op vraag 69 ten aanzien van de realisatiecijfers over de bijstand in 2005 wordt geen duidelijkheid gegeven. Wat zijn de werkelijke getallen? Ten aanzien van het bijstandsbestand is het cijfer 361 vermeld in plaats van 328 waarover de regering spreekt. Als het eerstgenoemde cijfer correct is, kunnen wij daaruit opmaken dat er in 2005 ten opzichte van 2004 de facto een stijging is geweest. Er zijn twee verschillende vragen gesteld en de regering gebruikt in de antwoorden beide cijfers. Dat begrijp ik niet en ik verzoek de minister dan ook om uitleg te geven.

De instroom vanuit de WW in de bijstand is belangrijk in de discussie over de besparingsmodellen van de WW en ook voor het vaststellen van het macrobudget van de bijstand en de bewegingen daarin. Ik ben gelukkig met het feit dat mijn vragen op dat punt wel konden worden beantwoord. Uit de gegevens maak ik op dat de werkelijke instroom in 2004 slechts uit 8000 WW-gerechtigden bestond. Wij weten dat het CPB ramingen heeft gemaakt die onder andere betrekking hebben op diezelfde periode. Die ramingen hebben betrekking op de toename van de instroom vanwege maatregelen in de WW. Dat zou effecten hebben op het macrobudget van de WW. Van die door het CPB geraamde stijging is in ieder geval in dat jaar geen sprake geweest en de regering heeft gezegd dat zij nog niet in staat is om aan te geven hoe het er wat dat betreft in 2005 voor stond. Ik verzoek de regering om dat toch te doen en vraag haar tevens om een analyse te maken van de CPB-ramingen van die betrekkelijk bescheiden instroom vanuit de WW naar de bijstand en de andere CPB-ramingen, de hogere prognoses. Uit de jaarlijkse verantwoording moet blijken of de doelstellingen zijn behaald. Ik verzoek de regering om opheldering te geven. Als er zo'n gat zit tussen de CPB-ramingen en de werkelijkheid die uit twee verschillende getallen bestaat, moeten wij om de tafel gaan om te weten te komen wat de werkelijke stand van zaken is. Ik nodig de regering daartoe uit.

Mevrouw Smilde heeft gevraagd naar de analyse van het werkdeel van de bijstand dat leidt tot een overschot. Ik heb begrepen dat de monitor van Divosa daartoe ook aanleiding geeft. Daaruit blijkt ook dat gemeenten als het om werk gaat niet verder vooruit plannen dan één tot anderhalf jaar. Het is dan ook geen wonder dat gemeenten vermoeden dat zij betrokkenen niet snel uit de uitkering zullen krijgen. Ik wil dus ook dat er een analyse wordt gemaakt.

Ik ga in op de koopkrachtplaatjes. De operationele doelstelling is het bereiken van een evenwichtige inkomensverdeling. Ik kan mij niet aan de indruk onttrekken dat de inkomensdaling van 0,5% tot 0,75%, waarvan in de realisatie 2005 melding is gemaakt, niet voorzien was. Tevens kan ik mij niet aan de indruk onttrekken dat de begroting voor 2006 waar het zoet vandaan zou komen, niet leidt tot compensatie van het inkomenstekort dat met name bij de groepen met de lage inkomens is ontstaan. Alleen twee keer modaal en AOW plus € 10.000 komen dit jaar met een inkomensverbetering van 5,5% in de plus terecht. Toch kunnen wij niet anders dan vaststellen dat in de jaren 2003, 2004 en 2005 met name de groepen met de lage inkomens er fors op achteruit zijn gegaan. Dan spreek ik over de koopkrachtplaatjes waarvoor geldt dat geen rekening is gehouden met de huursubsidie. In antwoord op de vraag over de huursubsidie heeft de regering opgemerkt dat het koopkrachteffect van de huursubsidiemaatregelen negatiever is uitgevallen dan uit haar toelichting op de begroting blijkt. Kan de minister daarop een toelichting geven?

Waarom heeft de regering de huursubsidie-effecten niet in de resultaatkoopkracht opgenomen? Ik weet dat het de hobby van de minister is om dat in de bijlagen van de begroting op te nemen in plaats van in die cijfers. Het is daarom altijd nodig om te melden dat mensen er gemiddeld helaas 0,6% meer op achteruit gaan dan de regering heeft gezegd. Het jaarverslag heeft betrekking op de realisatie. Daar horen die huursubsidies dus wel in thuis. Het gaat immers om meer dan 1 miljoen huishoudens. Ik verzoek de minister dan ook om een en ander op te nemen.

Ik ga in op de kwestie van het beperken van de armoedeval en de financiële prikkels voor mensen die aan de slag gaan. Het laatste zouden wij allemaal graag zien. De armoedeval houdt in dat men aan de slag gaat zonder dat men er beter van wordt. Het is nog sterker: mensen gaan er nu en dan fors op achteruit. Vorig jaar hebben wij een soortgelijke discussie gevoerd over de alleenstaande ouders die aan de slag gingen. De werkloosheidsval was behoorlijk en de regering had de ambitie om die te beperken. Als wij de cijfers in de begroting voor 2005 en die voor 2006 met elkaar vergelijken, constateer ik dat er sprake is van een teleurstellende verbetering. Een alleenstaande ouder krijgt veel minder geld als hij aan het werk gaat. Het is zelfs mogelijk dat een alleenstaande vrouw van iedere € 100 die zij verdient uiteindelijk slechts € 18 overhoudt. Nou, dan heb je pas echt het gevoel dat je maatschappelijk wordt gewaardeerd! Hetzelfde geldt voor de herintrederval en de marginale druk. Met name de minima, de meest kwetsbare groepen, zijn met dit kabinet niet beter af als zij werk aanvaarden. Alleen de groepen met kinderen zijn als gevolg van de kindermaatregelen wat beter af. Het blijft echter teleurstellend. Is een werkloosheidsval van 6% voor alleenstaande ouders werkelijk de ambitie van het kabinet? Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Het past bovendien niet bij de beleidsmaatregelen die het kabinet eerder had voorgesteld. Het stelt mij teleur dat er een groot verschil is tussen de begroting voor 2005 en de realisatie. Is de regering bereid om voor 2006 met name voor alleenverdieners met kinderen een maatregel te nemen met de intentie tot een beperking van de werkloosheidsval te komen?

In het jaarverslag staat dat er sprake is van een negatieve ontwikkeling voor alleenstaanden op het punt van de werkloosheidsval. Dat zou te maken hebben met te hoge ramingen van de pensioenpremie. Alleenver­dieners met kinderen en alleenstaanden waarvoor geldt dat de werkloosheidsval is teruggebracht, zouden niet met dat effect worden geconfronteerd. Hoe kan dat?

De regering had de ambitie om de marginale druk in 2005 te verlagen. Voor vier van de zes inkomenscategorieën is dat echter niet gelukt. De vraag is dus of deze doelstelling in 2006 eventueel met extra maatregelen wel kan worden gerealiseerd.

De stijging van de marginale druk is naar de mening van de regering toe te schrijven aan de berekening van de marginale druk voor de kinderopvangkosten. Het was juist de intentie om die marginale druk met de komst van de AWIR te mitigeren en ervoor te zorgen dat meer werken meer loont. Uit de prognose blijkt dat er aanleiding zou kunnen zijn om op dat terrein met aanvullende maatregelen te komen. De ontwikkelingen op het punt van de marginale druk ten aanzien van het minimum inkomen zijn naar het oordeel van de PvdA-fractie teleurstellend. Ik vraag de regering dan ook met aanvullend beleid te komen om die doelstelling in ieder geval in 2006 te realiseren. Er is immers een groot verschil tussen de begroting en de raming.

De heerVan der Sande(VVD)

Voorzitter. Voordat ik met mijn betoog begin, zal ik mijn jasje uitdoen. Ook zal ik de mouwen van mijn overhemd opstropen. Dan kunnen wij aan de slag.

MinisterDe Geus

Dat is gevaarlijk!

De heerVan der Sande(VVD)

Ja, is dat gevaarlijk? Laten wij daarover zo meteen onder het genot van een pilsje op een terras van gedachten wisselen.

MevrouwNoorman-den Uyl(PvdA)

Een kleine correctie: Het is gevaarlijk in de grote zaal. In deze zaal gaan wij daarmee iets soepeler om, minister.

De heerVan der Sande(VVD)

Dit was eigenlijk niet mijn bedoeling. Ik wilde gewoon met mijn betoog beginnen. Ik weet niet wat mij nu allemaal overkomt.

Wij hebben geconstateerd dat 2005 niet het meest gemakkelijke jaar was. Uiteraard is er een groot aantal doelstellingen gerealiseerd, maar dat werd in de samenleving niet direct als zodanig ervaren. Niet iedereen heeft ervaren dat wij met elkaar op de goede weg zijn. Het is duidelijk dat er in 2005 op een aantal terreinen is gezaaid. In de komende jaren dient er dan ook te worden geoogst. Het is weliswaar een open deur, maar het is grotendeels de realiteit. Wij constateren duidelijk dat er sprake is van economische groei, een vacaturegroei, betere economische verwachtingen, meer investeringen en een groeiend ondernemersvertrouwen. Het schort alleen nog aan consumentenvertrouwen. Het is belangrijk om ervoor te zorgen dat consumenten daadwerkelijk voelen dat de verrichtingen van het kabinet goed zijn. Ik complimenteer het kabinet met het feit dat het door die zure appel heeft gebeten en dat het op de ingeslagen weg is verdergegaan. Dat wil niet zeggen dat wij er zijn. Mijn fractie is van mening dat er op drie punten meer aandacht en energie nodig is.

Het eerste punt betreft het armoedebeleid. Het beeld en het gevoel van de Nederlandse bevolking komt niet overeen met de cijfers in het Jaarverslag 2005. Uit de realisatie maak ik op dat het beter gaat en dat er minder sprake is van armoede. Nu ik die woorden uitspreek, vrees ik dat mevrouw Noorman-den Uyl het niet zal nalaten om mij te interrumperen. Toch neem ik dat risico. Over het gevoel in de samenleving en het feit dat het beeld van het kabinet en dat van de burgers niet overeenstemt, hebben wij vaker gediscussieerd maar desalniettemin ben ik van mening dat wij het moeten benomen nu het Jaarverslag 2005 voorligt. Wat heeft het kabinet daarvan geleerd? Ik ben ervan overtuigd dat het kabinet het erover eens is dat zomaar meer geld in de samenleving pompen niet de oplossing is.

MevrouwNoorman-den Uyl(PvdA)

De heer Van der Sande verwacht toch niet dat hij zomaar van mij af komt?

De heerVan der Sande(VVD)

Nee, dat had ik niet verwacht.

MevrouwNoorman-den Uyl(PvdA)

Uit de cijfers blijkt dat bijvoorbeeld een alleenstaande ouder die het wettelijk minimumloon ontvangt er in de jaren 2003, 2004 en 2005 in totaliteit 3,9% op achteruit gaat. En dan ben ik nog zo vriendelijk om het plusjaar 2003 erbij op te tellen. Een alleenstaande met een sociaal minimum gaat er in totaal 4,8% op achteruit. Daaruit kan ik concluderen dat het betoog van de heer Van der Sande waaruit blijkt dat het behoorlijk wat beter gaat, niet op waarheid berust. De mensen ervaren het niet alleen als niet juist, het is niet juist. Als de heer Van der Sande zich werkelijk kon verplaatsen in de ervaringswereld van die bevolkingsgroepen, hoe zou hij dan kunnen volhouden dat betrokkenen worden geconfronteerd met een positief inkomenseffect? De meest kwetsbare mensen blijven in deze regeringsperiode vet in de min staan, ook al is er een jaar flink uitgedeeld.

De heerVan der Sande(VVD)

Mevrouw Noorman-den Uyl begon haar interruptie met een vriendelijke en aardige opsomming. Het eind van haar interruptie maakt mij echter een beetje giftig. Dat meen ik serieus. Ik stel het namelijk niet op prijs dat op welke wijze dan ook de indruk wordt gewekt dat de VVD-fractie zich niet in die doelgroep inleeft. Dat is een uitlating die ik verre van mij werp. Ik vind het een goedkope opmerking. Wij kunnen met elkaar over de cijfers discussiëren totdat wij een ons wegen. Daartoe ben ik overigens best bereid, maar dan zal ik ook met cijfers van een onafhankelijke bron aantonen dat het percentage personen dat onder de armoedegrens leeft in de afgelopen jaren is gedaald. Mevrouw Noorman-den Uyl kan geen oordeel geven over het inlevingsvermogen van mijn fractie. Als zij dat zou willen, moest zij onderdeel uitmaken van mijn fractie. De vraag is of zij zou willen.

In 2005 hebben wij niet voldoende voortgang geboekt op het terrein van het ontslagrecht. Flexibilisering is op dat punt van belang. Het lijkt erop dat de warmte die Nederland de afgelopen dagen is overvallen al veel langer boven dit onderwerp hangt. Misschien verloopt alles daardoor op dat punt stroperiger dan op andere terreinen. Wij betreuren het dat er op dat terrein geen actie wordt ondernomen. Ik weet wat de stand van zaken is en het is het kabinet bekend wat onze gedachte is over de SER. Ook is bekend wat onze mening is over de manier waarop met het vragen van adviezen op dat punt wordt omgegaan. Het duurt maar voort en zodoende raken wij behoorlijk achter ten opzichte van de andere Europese lidstaten. Als wij niet oppassen, zijn de regels op het terrein van het ontslagrecht in Frankrijk nog beter dan die in Nederland. Dan zouden wij toch wel ver van huis zijn.

De Algemene Rekenkamer heeft onderzoek gedaan en heeft vier onvolkomenheden en drie aandachtspunten genoemd. In het verslag van de Algemene Rekenkamer staat dat het kabinet, met name de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, dat erkent. De minister heeft toegezegd dat hij wat dat betreft een aantal acties zal ondernemen. Uit het verslag blijkt dat de Algemene Rekenkamer zich afvraagt wat de minister van plan is om te doen. Het lijkt nu op een aantal goedbedoelde woorden. Er is vooralsnog onduidelijkheid over de daden van de minister. Is de minister het daarmee eens, of is hij wel degelijk op actieve wijze bezig om iets te doen aan die vier onvolkomenheden en die drie aandachtspunten? Is hij bereid om de Kamer daarover te informeren, zodat zij te weten komt hoe goed het daarmee gaat?

Bij mijn fractie leven enkele vragen ten aanzien van het activerend arbeidsmarktbeleid. De hoofddoelstelling is het zorgdragen voor verbetering en dus toename van de arbeidsparticipatie. Die onderschrijven wij. In hoeverre is die doelstelling gerealiseerd? In het jaarverslag wordt op die vraag geen eenduidig en duidelijk antwoord gegeven. Misschien lezen wij het niet goed. Als het kabinet van mening is dat die doelstelling in 2005 is gerealiseerd, vragen wij ons af waarop het die mening baseert.

Ik kom op de vier operationele doelstellingen. De eerste doelstelling heeft betrekking op de beheerste ontwikkeling van de arbeidskosten. Wij dienen daarmee in de pas te blijven lopen en moeten voorkomen dat het effect waarvan in het verleden sprake was, wederom zichtbaar wordt. Het is een goede operationele doelstelling. In de loonkosten wordt gemeten per eenheid product. Het commentaar bij die cijfers is dat het kabinet er net niet in is geslaagd om die doelstelling te realiseren. De realisatie is immers 0,3% hoger dan vorig jaar. Het kabinet brengt het alsof er sprake is van een kleine afwijking die binnen een grens valt die acceptabel is. Wij constateren echter ook dat de begroting voor 2005 op min 2% staat. De loonkosten per eenheid product zouden gemiddeld dus 2% moeten dalen, maar die stijgen met 0,3%. Als wij ons daarvan bewust zijn, beseffen wij dat het er minder goed uitziet. Waarom heeft het kabinet een en ander niet afgezet tegen die min 2%? Het CPB geeft aan dat het beter gaat. In plaats van min 2% in 2005 wordt het min 3,5% in 2006. Deelt het kabinet die mening? Zo ja, hoe weet het zeker dat het nu wel gaat lukken?

De tweede operationele doelstelling heeft betrekking op de stijging van het aandeel werkenden in de beroepsbevolking. Wat dat betreft gaat het heel goed. Het enige nadeel is dat het zo goed gaat dat het kabinet zich moet afvragen in hoeverre het ambitieus is. Dat is zeker het geval als wij de initiatieven onder de loep nemen die op dit terrein zijn ontplooid. De ambitie is 80% en het cijfer in de realisatie wijkt daar niet veel van af.

De derde operationele doelstelling is het wegnemen van belemmeringen om de arbeidsparticipatie te vergroten. Morgen zullen wij met elkaar van gedachten wisselen over de jeugdwerkloosheid. Wij vragen ons af wat op het punt van de jeugdwerkloosheid waar is. De staatssecretaris kan zich dus al op het antwoord voorbereiden.

De ouderenparticipatie stijgt van 39,2% naar 39,7%. Op zichzelf is dat goed. Op bladzijde 18 van het Jaarverslag 2005 wordt een groot aantal maatregelen genoemd. Dragen die maatregelen daadwerkelijk bij aan verbetering en dus vergroting van de ouderenparticipatie? Als het kabinet meent dat dit het geval is, is dat dan een gevoel of is een en ander gebaseerd op gegevens? Het invoeren van de sollicitatieplicht is daarbij niet genoemd. Heeft dat geen effect gehad?

Voor de vrouwenparticipatie geldt dat wij op 54,1% zitten. In antwoord op één van de vragen schrijft het kabinet dat wij ons geen zorgen moeten maken omdat de doelstelling in de toekomst zal worden gerealiseerd. De regering heeft wat extra geld aan kinderopvang gegeven en heeft een aantal maatregelen genomen op het punt van de sociale zekerheid. Zij verwacht dan ook dat het goed komt. Verderop staat echter dat de doelstelling voor 2010, namelijk 65%, behoorlijk ambitieus is. Hoe kunnen wij ervoor zorgen dat die ambitieuze doelstelling daadwerkelijk zal worden gerealiseerd? Ik kan mij overigens in die doelstelling vinden. Ik hoef het kabinet er niet van te overtuigen dat het belangrijk is dat iedereen die kan werken dat daadwerkelijk doet. Wij moeten ervoor zorgen dat wij de aantrekkende economie daadwerkelijk voeden met werknemers.

De vierde operationele doelstelling betreft het vermeerderen van het aantal mensen dat zich inschrijft bij het CWI en wordt bemiddeld naar werk. Wij nemen waar dat die doelstelling in mindere mate is gerealiseerd. De quote die betrekking heeft op het vervullen van vacatures ligt zelfs onder het niveau van 2004. In dat jaar was het 35,5%. Nu is het 31,1%, terwijl het streven was om 38% te behalen. Wat is de reden daarvan? In het jaarverslag staat immers ook dat het CWI veel goed voorwerk heeft gedaan. Moet goed voorwerk niet leiden tot een goed eindresultaat?

MinisterDe Geus

Voorzitter. In reactie op de woorden van de heer Van der Sande zeg ik dat ik bereid ben om mij te schikken naar de orde van de Kamer. Ik doel dan op de kledingvoorschriften. Er werd mij gevraagd wat ik van dit alles heb geleerd. Die vraag had weliswaar betrekking op de bijstand, maar ik heb ook op het punt van de kleding veel van de Kamer geleerd. Ik ben opgegroeid met het idee dat het dragen van een stropdas het toppunt van netheid is en niet zozeer een jasje. What ever that may be. Op een gegeven moment was ik in de plenaire zaal en kreeg ik het tijdens een debat geweldig warm. Ik dacht dat ik beter kon functioneren zonder jas en deed die dan ook uit. Mevrouw Terpstra was het daarmee echter niet eens. Ik dacht toen dat het beter was om ook mijn stropdas aan te houden, maar het viel mij op dat anderen die juist uitdeden. Dat vind ik minder netjes, maar ik schik mij naar de orde van de vergadering. Ik stel vast dat de liberaliteit van de heer Van der Sande bijna libertijns is geworden. Op het ogenblik is het immers jas, noch das. Wel draagt hij een mooie oranje sjerp. De opgestroopte mouwen passen naar mijn idee goed bij het onderwerp van vandaag.

Wij spreken vandaag, in het jaar van de uitvoering, over de vraag hoe het in 2005 is gegaan. Naar het oordeel van het kabinet is er een duidelijke rode draad. In 2005 hebben wij al een aantal zaken in gang gezet dat in 2006 verder doorwerkt. Niets gaat echter vanzelf. Wij moeten er in politieke bewoordingen bovenop blijven zitten en doen dat graag in dialoog met de Tweede Kamer.

De eerste vraag van mevrouw Smilde aan mij had betrekking op de projecten van zorg- en verzuimverzekeraars. In de begroting voor 2005 die is opgesteld in het najaar van 2004, is inderdaad melding gemaakt van de samenwerking tussen zorg- en verzuimverzekeraars en met name van de ontschotting van het werk van beide partijen. Vooral in 2002 en 2003 konden wij dat in gang zetten. Ook in de jaren 2004 en 2005 is dat verder voortgezet. Die projecten zijn inmiddels afgerond. Op het punt van de ontschotting hebben wij inderdaad een paar belangrijke doelstellingen gerealiseerd. Ik doel onder andere op het punt van de uitwisseling van gegevens tussen bedrijfsartsen en de behandelende sector. Ook het ontwerpen van protocollen voor de WIA, waarvan verschillende disciplines gebruik kunnen maken, moet in dat verband worden gezien. Een en ander is in gang gezet. In de laatste conferentie hebben wij vastgesteld dat er op het punt van de wet- en regelgeving geen belemmeringen meer zijn om tot een optimale samenwerking te komen tussen zorg- en verzuimverzekeraars. Het profijt van die samenwerking kan zich vooral vertalen naar premiestelling in de verzuimverzekering. Zoals bekend, is de zorgverzekering een basisverzekering met een genormeerde premie­stelling.

MevrouwSmilde(CDA)

Dit was de theorie; hebt u ook zicht op hoe het in de praktijk gaat?

MinisterDe Geus

Daar hebben wij wel enig zicht op. Na de aanvankelijke enthousiaste reacties heeft men in 2005 en 2006 de handen vol gehad aan het realiseren van de omschakeling, met name op zorgverzekeringsgebied. De voortgang uit voorgaande jaren en de ruimte die in de regelgeving is gecreëerd, zijn wat ons betreft nog niet optimaal benut. Ik hoop dat wij in de loop van dit jaar verdergaande ontwikkelingen zullen zien. In 2007, als verzuimverzekeraars meer mogelijkheden krijgen het WGA-risico te nemen, ontstaan er nieuwe mogelijkheden. Een duidelijke praktische lijn is de ontwikkeling van collectiviteiten, en soms van niet-werkenden via gemeenten of ouderenbonden, welke zaken ten gunste van de verzekeringnemers samenkomen.

MevrouwSmilde(CDA)

Kunt u ons daarvan in het najaar nader op de hoogte stellen?

MinisterDe Geus

Het lijkt mij goed om tijdens de behandeling van de begroting 2007 hierop terug te komen.

Mevrouw Smilde heeft mij gevraagd, mij nader uit te spreken over de UWV-cliëntbejegening, de betrouwbaarheid van de gegevens en de kritieke processen. Dat zijn twee zaken die niet alleen over 2005 gaan, maar ook over de eerste helft van 2006. Ik stel voor om dit op 29 juni, dus over zo'n twee weken, hier te bespreken, waarop ik mij zal prepareren.

Mevrouw Smilde heeft een vraag gesteld over de levensloopregeling. De inschatting was 5 tot 10%, maar wij zitten nu op 5%, wat nog 10% kan worden. Veel mensen vinden dat wat weinig, maar wij hebben het wel over het eerste jaar. Wij gaan er onverminderd vanuit dat het een blijvertje is, en dat doen velen met ons. Desalniettemin heb ik besloten om in het voorjaar een extra campagne van start te laten gaan op dit punt. Bepaalde zaken blijven in de beleving van de burgers namelijk onderbelicht, zoals de premie die kan oplopen tot € 1900 per ouder per kind per verlofperiode. Als je drie kinderen hebt en er zijn twee ouders, kan dat dus zes keer die € 1900 zijn, een vet bedrag dus. Ik denk dat vooral jonge ouders nog veel meer zouden kunnen profiteren. De campagne die nu wordt gevoerd, bestaat uit radiospotjes, artikelen in tijdschriften, internet, websites, banners en advertenties. Wij gaan de campagne voorzover die nu loopt, in het najaar nog eens doen, omdat dat een logisch moment is. Wij zitten daar dus achteraan.

Mevrouw Smilde heeft een vraag gesteld over UWV, de ARK en de SNO's, welke laatste afkorting staat voor serviceniveauovereenkomsten. Deze SNO's met de Belastingdienst zijn voorzover ik weet alle geconcretiseerd. Dit punt kwam aan de orde tijdens de samenwerking UWV en Belastingdienst (SUB). Deze operatie is inmiddels afgerond, maar op andere terreinen gaat die samenwerking door. Ik zeg toe dat ik op haar vraag over kritiekpunten van de Rekenkamer nog schriftelijk zal ingaan.

Mevrouw Smilde heeft gevraagd om meer outputcriteria. Hoewel de staatssecretaris daarop zal ingaan, word ik aangesproken op het algemene principe hoe de overheid dient om te gaan met subsidies. De vraag of hier niet te veel maatschappelijke organisaties bij betrokken zijn, neem ik voor mijn rekening. Juist het subsidiëren op outputcriteria en projecten houdt in dat de overheid maatschappelijke organisaties tot hun recht laat komen. Wij zouden op hun stoel gaan zitten als wij ze instellingssubsidies zouden geven. Wij zeggen: u doet uw eigen ding, en waar dat overlap heeft met een maatschappelijk belang, kan dat voor subsidie in aanmerking komen. Dit is een vrij principiële benadering van de kant van het kabinet.

Mevrouw Smilde constateert op het gebied van VBTB geen verbetering ten opzichte van 2004. Voor 2006 is voor 50% van de doelstellingen aangegeven welke prestaties daarvoor worden gerealiseerd. Daarenboven wordt voor 18% van de doelstellingen toegelicht waarom de prestaties niet extra kunnen worden geduid, bijvoorbeeld omdat het beleid feitelijk door de sociale partners wordt bepaald en mijn ministerie daarbij slechts voorwaardenscheppend is. De VBTB-score komt uit op 68%. Vergeleken met het jaar 2005 is dat een achteruitgang, want toen bedroeg die score 87%. Deze daling is het gevolg van de geringere ruimte die de nieuwe begrotingformats bieden voor de toelichting op het beleid. Een kleiner deel van de prestaties kan dus één op één aan die toelichting worden toegerekend. Dit is een uitvloeisel van de wens om te komen tot een zelfstandig leesbare, maar ook een in omvang beperkte begroting en jaarverslag. De daling van de VBTB-score is ook bij andere departementen zichtbaar.

MevrouwSmilde(CDA)

Door de gekozen vorm krijgen wij dus minder zicht op bepaalde doelstellingen. Er is dus niet letterlijk sprake van een daling.

MinisterDe Geus

Dat klopt. De doelstellingen zijn op zichzelf alle even helder in beeld, evenals de relaties met de prestaties. Maar gemeten aan de VBTB-score, die heel exact is, is de nauwkeurigheid hier opgeofferd aan de wens van de Kamer om te komen tot zelfstandig leesbare en in omvang beperktere begrotingen en jaarverslagen. Dat is rijksbreed.

MevrouwNoorman-den Uyl(PvdA)

Ik heb hier een probleem mee. U zegt dat omwille van de vorm wordt ingeleverd op de inhoud. Maar de bedoeling is dat de regering zich verantwoordt. Met deze wijziging bent u eigenlijk van plan zich veel minder te verantwoorden. Ik koop niets voor uw uitspraak dat u het doel voor ogen houdt. Wij zitten hier niet om trajecten of doelen te formuleren, wij zitten hier uiteindelijk om de regering te controleren. U zet hiermee de wereld op haar kop. Daarom nodig ik u uit om, als het niet past in dit format, een bijlage te maken. Maar op essentiële zaken moet verantwoording plaatsvinden. Ik wil het woord "format" niet horen! Dat moet u niet willen gebruiken!!

MinisterDe Geus

De VBTB-score is een manier van meten van relaties tussen zaken. Er is geen door de politiek bepaald percentage. Desgevraagd leg ik verantwoording af over de daling ten opzichte van het jaar 2004, welke daling er één van 87 naar 68% is. Ik vind dat politiek gezien nog steeds een prima percentage. De totstandkoming van die daling heeft te maken met het geven van voorrang aan wensen van de Kamer om te komen tot een zelfstandig leesbare en in omvang meer beperkte begroting en jaarverslag. Ik kom dus in conflict met de ene Kamerwens ten opzichte van de andere Kamerwens. Het lijkt mij daarom goed dat wij ons houden aan nakoming van de door mij zojuist geciteerde wensen.

MevrouwNoorman-den Uyl(PvdA)

Het is de keuze van de minister om te zeggen: als het goed leesbaar moet zijn, laat ik de helft weg. Maar ik nodig hem uit om met dezelfde data die de Kamer heeft vastgesteld – vergeet dat niet! – dit vormgevingstechnisch goed leesbaar te maken. Dat doe je toch niet door de helft weg te laten!

MinisterDe Geus

Maar als de Kamer die wens zo nadrukkelijk uit, doen wij dat. Ik stel vast dat er geen politieke uitspraak van de Kamer ligt omtrent de VBTB-score. Ik vind het belangrijk om de wens van de Kamer na te komen. Ik heb op dat punt geen behoefte aan een politieke uitspraak over het percentage, maar ik leg verantwoording af over dat percentage, namelijk 68, ten opzichte van een eerder jaar met een hoger percentage.

In de vragen van mevrouw Noorman-den Uyl komen de inkomens aan de orde. Dat halve procent dat achterblijft, heeft te maken met de prijsontwikkeling. Daarnaast is een vraag gesteld over de huursubsidie. De taakstelling van de huursubsidie is niet veranderd, sterker nog: door een gunstiger indexering is de achteruitgang kleiner. In het antwoord op vraag 5 is het gecumuleerde effect over 2002 tot en met 2005 vermeld, dus niet de punten 4 en 8 uit het jaarverslag. De huursubsidie vertegenwoordigt geen standaardkoopkracht, omdat zij niet alle huishoudens treft en niet alle huishoudens ondersteunt. Juist omdat zoveel huishoudens aanspraak maken, is bij de relevante inkomensgroepen wel een voetnoot opgenomen in de standaardtabel. Wij doen dus niet alsof er niets aan de hand is, wij melden dat netjes in een voetnoot. Bij de lagere inkomens wordt gemeld dat de koopkrachtontwikkeling minder gunstig kan zijn door de bezuinigingen op de huursubsidie, wat het effect is van de punten uit het jaarverslag. Ik denk dat wij dat netjes hebben opgeschreven, waarbij ik vooral de aandacht vraag voor het antwoord op vraag 5: niet het effect over dat ene jaar, maar dat is cumulatief voor 2002-2005.

Mevrouw Noorman-den Uyl heeft een vraag gesteld over de armoedeval en de werkloosheidsval. Zij heeft gevraagd of wij nog mogelijkheden zien om de werkloosheidsval voor alleenverdieners met kinderen teniet te doen. Die werkloosheidsval is in 2005 gedaald met 2,75%. Het belangrijkste struikelblok voor een verdere daling is dat een alleenverdiener geen belasting meer is verschuldigd op WML-niveau, en daarmee niet meer met fiscale instrumenten bereikbaar is. Maar met de uitvoering van de motie-Crone wordt dit probleem opgelost.

MevrouwNoorman-den Uyl(PvdA)

Als het gaat om de werkloosheidsval in relatie tot de alleenstaande ouder, is sprake van een raming voor 2005 van min 4,75%, terwijl de realisatie min 7% is. Voor 2006 wordt min 6% geraamd. U zegt dat dat ten opzichte van de realisatie 2005 een toename is, maar in wezen is het ten opzichte van de begroting 2005 een forse terugval.

MinisterDe Geus

Ik ga nu in op de alleenstaande ouders, en daarna op het punt van de pensioenpremies. Anders dan in de begroting, heeft later bij de behandeling van de begroting nadrukkelijk verhoging van de kinderkorting plaatsgevonden. Omdat de kinderkorting op het niveau van de alleenstaande ouders op minimumniveau vooralsnog niet verzilverbaar is, doet zich daar toch een iets negatiever effect voor. Tussen kabinet en Kamer is geen verschil over de conclusie: de motie-Crone is hiervan het politieke document. Het kabinet heeft gezegd, bereid te zijn deze motie uit te voeren, wat ingaande 2008 zal worden gerealiseerd.

MevrouwNoorman-den Uyl(PvdA)

De minister heeft toegezegd dat hij het conceptwetsvoorstel voor de zomer zal toesturen. Kunnen wij dat de komende weken verwachten?

MinisterDe Geus

Dat weet ik niet. Voor zover ik weet, is dat namelijk een coproductie met Financiën. Ik heb het wetsvoorstel zelf nog niet gezien.

Ik kom toe aan de vraag over de gemiddelde franchise van de pensioenpremies, die lager is dan geraamd. Waarom doet zich dat wel voor bij de alleenstaande, maar niet bij de alleenverdiener met kinderen? De alleenstaande heeft profijt van de aftrekbaarheid van de pensioenpremie, waardoor het effect van de pensioenpremie wordt gemitigeerd. Alleenstaande ouders en alleenverdieners met kinderen profiteren van die aftrekbaarheid, omdat zij vanwege de hoge fiscale kortingen al geen belasting zijn verschuldigd. De pensioenpremie, hoewel aftrekbaar, "doet" dus niets in de koopkracht.

Mevrouw Noorman-den Uyl heeft gevraagd of de marginale druk in de kinderopvang ook van belang is bij herintreders. De stijging van de marginale druk is het gevolg van een technische bijstelling van het modale inkomen. Dat is dus geen reële stijging, maar een technische bijstelling van het modale inkomen. Hierdoor komt een huishouden bij een inkomensstijging van 3% op een hogere trede van de kinderopvangtabel terecht. Dat was bij de begroting niet het geval, maar het heeft niets te maken met een hogere marginale druk binnen de regeling zelf. In 2006 wordt de marginale druk als gevolg van de kinderopvang verlaagd door de 130 mln. aan extra middelen.

De heer Van der Sande vroeg of ik kan ingaan op de onvolkomenheden die de Rekenkamer signaleert en op mijn acties op dit punt. Op het punt van contractbeheer en -administratie is een verbetertraject ingezet om de borging van het contractbeheer structureel te verbeteren. De implementatie daarvan monitoren wij in de planning- en controlcyclus. Op dit moment wordt een nieuw financieel systeem ingevoerd op het departement, wat in 2006 zijn beslag zal krijgen. Daarna bestaan er geen aansluitingsproblemen meer tussen de nu gehanteerde betaalsystemen. Dat was de oorzaak van de geconstateerde problemen in de voorschottenadministratie. Als gevolg van de invoering van de IBO-control zal de werking van de interne planning- en controlcyclus verbeteren. Immers, de verantwoordelijkheid van de manager voor zijn bedrijfsvoering krijgt een centrale plaats. Hij wordt zelf verantwoordelijk voor de verantwoording, wat belangrijk is omdat de manager nadrukkelijk wordt betrokken bij de risicoanalyse vooraf, op basis waarvan de onderwerpen worden vastgesteld waarover in de interne controlcyclus moet worden gerapporteerd. De derde actie is de controleactiviteit voor de vaststelling van de specifieke uitkeringen en systemen. Dit vindt in het proces op een eerder moment plaats, waardoor sneller dan thans maatregelen kunnen worden genomen om de vaststelling tijdig te laten plaatsvinden. Ten aanzien van de Europese aanbestedingsregels zijn maatregelen genomen om de sturing aan de voorkant te verbeteren. Nu kan het nog voorkomen dat de aanbesteding wordt gedaan voor een bedrag dat onder de grens voor Europese aanbestedingen ligt, maar het kan zijn dat door vervolgaanbestedingen die grens wordt overschreden, waarna alsnog Europees moet worden aanbesteed. Heel ingewikkeld! In het proces is nu geregeld dat bij elke aanbesteding waar sprake is van mogelijke vervolgaanbestedingen instemming nodig is van de juridische directie en de facilitaire directie, die op dat moment een schatting maken.

De laatste vraag van de heer Van der Sande op mijn terrein betreft de ontwikkeling van de loonkosten. Hij vroeg hoe het komt dat die ontwikkeling anders is verlopen dan in de begroting is voorspeld. De raming voor 2005 ging uit van de loonsom plus een half procent en de arbeidsproductiviteit plus 2,5%. Dat zou betekenen dat wij op min 2% uitkomen, wat een gunstig percentage was. De loonsom is in plaats van plus 0,5% uitgekomen op plus 2,2%, wat dus fors hoger is, terwijl de arbeidsproductiviteit niet op 2,5% is uitgekomen, maar op 1,9%, dus iets lager. Het saldo van die twee is plus 0,3%. De belangrijkste verklaring daarvan is dat de realisatie van de loonsom hoger was, wat vooral heeft te maken met de pensioen- en VUT-premies, en niet met de contractloonontwikkeling, die zeer gematigd is geweest, conform onze raming. Maar in de pensioen- en VUT-premies zit nog een naijleffect van de beurscrash, en wordt vooruitgelopen op het dekkingsvereiste.

De heerVan der Sande(VVD)

Zijn de antwoorden die de minister nu net gaf ook aan de Rekenkamer gegeven en heeft de Rekenkamer daarvan gezegd dit onvoldoende duidelijk te vinden, of is dit informatie die daarna is gekomen?

MinisterDe Geus

Dit is het antwoord dat is ontstaan na het dispuut met de Rekenkamer. Dit zijn de acties waartoe is besloten na het dispuut met de Rekenkamer. Ik zeg toe dat ik zal voorkomen dat volgend jaar hetzelfde punt weer speelt.

StaatssecretarisVan Hoof

Voorzitter. Mevrouw Smilde heeft een vraag gesteld over de conclusies naar aanleiding van het niet werken met plafonds bij het ESF. Brengt dat ook bij andere regelingen risico's met zich? Die vraag hebben wij onszelf natuurlijk ook gesteld. Bij een aantal regelingen zonder plafonds hebben wij inmiddels plafonds gerealiseerd, zodat zaken zoals bij het ESF niet meer kunnen voorkomen. Voor een overzicht van subsidies verwijs ik graag naar de jaarlijkse begroting.

MevrouwSmilde(CDA)

Dat is de begroting. Maar zijn dat verstrekte subsidies?

StaatssecretarisVan Hoof

Dat wordt nog uitgezocht. Vooralsnog heb ik de neiging te denken dat de verstrekte subsidies erin zitten; als dat niet zo is, zullen wij u daarover later informeren.

Ik kom toe aan de verwijzing naar de keten, wat mevrouw Smilde in verband bracht met het digitale klantendossier (dkd). Zij vroeg of de verschillende spelers in de keten voldoende inzage hebben in de gegevens. Op dit moment hebben partijen binnen de keten al een aantal mogelijkheden om gebruik te maken van dezelfde gegevens, zij het dat dan veelal via het inlichtingenbureau moet geschieden. De voortgang van het dgd is goed; ik verwacht eind van dit jaar daarin de eerste stappen te kunnen zetten. Het is nog steeds de intentie om rond die tijd, of misschien vrij kort daarna, over te gaan op een verbod op dubbele uitdraai van dezelfde gegevens binnen de keten van werk en inkomen. In dit soort automatiseringsprojecten kan er zomaar iets gebeuren, met de nodige vertraging. Ik houd dus een klein slagje om de arm.

MevrouwSmilde(CDA)

Betekent dit dat een cliënt maar één keer zijn verhaal hoeft te vertellen?

StaatssecretarisVan Hoof

Nee, het betekent dat dezelfde gegevens maar één keer worden uitgevraagd. Stelt u zich voor: iemand meldt zich bij het CWI met het verzoek om een uitkering. Alle gegevens die relevant zijn voor dat dossier, worden dan bij het CWI uitgevraagd en opgeslagen. Als betrokkene vervolgens bij UWV of de gemeente komt, worden daar de voor die partijen relevante gegevens uitgevraagd. Vervolgens moeten alle partijen met voor hen relevante gegevens verder werken, wat ook te maken heeft met de afspraken die worden gemaakt in het kader van de reïntegratie. Je krijgt dan de vraag wie welke gegevens mag zien, een discussie die met privacyreglementen te maken heeft. Daarover vindt goed overleg plaats met het CBP van de heer Kohnstamm. Ik weet niet of dat altijd tot de uitkomsten leidt die wij willen, maar die discussie loopt.

Mevrouw Smilde heeft iets gezegd over het langer doorwerken van ouderen, en het gevoel van urgentie daarbij. Als het gaat om de positie en de ouderen en het imago dat zij hebben op de arbeidsmarkt, ontstaan nogal eens verkeerde beelden: hoger ziekteverzuim en minder motivatie. Alle onderzoeken laten echter zien dat dat niet waar is. Een van de grootste opgaven is om dat over te brengen. Daarnaast is op dit punt relevant dat je binnen je bedrijfsprocessen, je bedrijfsorganisatie en misschien ook wel binnen je cultuur daarvoor ruimte maakt. Leeftijdsbewust ouderenbeleid is daarvoor het samenvattende woord, waarop door het kabinet breed wordt ingezet, langs meerdere lijnen, zoals de Werktopafspraken. Langs de andere kant is er de Regiegroep Grijs Werk, die inmiddels vergevorderd is met de inventarisatie. De diverse stappen worden op dit moment "uitgerold" over het Nederlandse bedrijfsleven, waaraan allerlei andere activiteiten worden verbonden, die erop gericht zijn om vooroordelen weg te nemen en te laten zien dat wij langzaam maar zeker ouderen nodig zullen hebben. In de praktijk merken wij dat binnen bedrijven, en zeker binnen de bedrijfstakken waar men kwaliteit tekort komt, mensen langer in dienst worden gehouden. De uitstroomleeftijd is langzaam maar zeker aan het stijgen: een aantal jaren geleden zaten wij nog op 56 jaar, en nu op 61 jaar. De stijging gaat gestaag door, waarbij er nog veel is te doen, maar er gebeurt van alles. Door de bestaande activiteiten en de arbeidsmarkt zal die urgentie steeds duidelijker worden.

MevrouwSmilde(CDA)

Speelt het kostenaspect een rol? In het algemeen is het beeld dat oudere werknemers veel duurder zijn.

StaatssecretarisVan Hoof

Dat beeld is gebaseerd op cao-afspraken. Maar in de markt gaat de prijs van arbeid ook een rol spelen, en tegelijkertijd zie je dat de financiële aspecten niet het meest doorslaggevend zijn. Het gaat veel meer om kwaliteit, om behoefte en om de krapte op de arbeidsmarkt.

Mevrouw Smilde stelde een vraag over de arbodruk, daarbij verwijzend naar de motie van mevrouw Bibi de Vries en mevrouw Verburg. Die motie zweeft iedere dag door mijn kamer, want daarin wordt gevraagd om 50% minder regels, wat niet kan, al was het maar omdat ruim 70% van de regels uit Europa komt. Maar voor het overige doen wij ons uiterste best om bij dat percentage in de buurt te komen, waarvoor wij een wetsvoorstel naar de Kamer hebben gestuurd over de nieuwe arbowetgeving. In aanvulling daarop heb ik het concept-Arbobesluit aan de Kamer doen toekomen. Mag ik tegen de achtergrond van de vraag van mevrouw Smilde, die verwijst naar de nadruk vanuit diverse fracties, erop wijzen dat met het wetsvoorstel en het concept-Arbobesluit maximaal in de regels kan worden gesnoeid? Dan is het wel nodig dat het op die manier in stand blijft.

Mevrouw Smilde heeft een vraag gesteld over de wachtlijsten in de WSW. Wij zien dat het aanbod van potentiële WSW-medewerkers stijgt. Over de toelatingspercentages bestaat de indruk dat de resultaten van de manier waarop het CWI toetst, niet veel afwijken van de situatie van voor 2005, toen de gemeenten het nog deden. In de laatste periode voor de overgang naar het CWI kwam er veel werk vanuit de gemeenten, waar men waarschijnlijk nog een laatste slag heeft gemaakt. Ik kan niet over heel 2005 aangeven wat de stand van zaken is. In de eerste helft van 2005 stond 68% van de mensen op de wachtlijst daar korter dan twaalf maanden op. In september volgt de rest van de gegevens.

Mevrouw Smilde vroeg naar de stand van zaken rond de omzetting van de ID-banen naar regulier werk. Zoals bekend waren ID-banen in- en doorstroombanen, maar de instroom kwam tot stand, de doorstroom niet. Daarom heeft dit kabinet besloten, daarin de nodige beperkingen aan te brengen. Wij hebben toen een subsidietraject opgezet om 10.000 ID-banen tot reguliere banen om te vormen, wat overigens niet is gelukt. Daar zat zo'n 17 mln. in van partners van buiten, en zo'n 19 mln. van het departement zelf. Wij hebben dat weer beschikbaar gesteld, wij hebben gepoogd met dezelfde partners afspraken te maken over een iets andere aanpak. Een maand of twee geleden heb ik een rappel gestuurd aan alle partijen, tegen de achtergrond van het feit dat het nog steeds niet echt loopt. Uit mijn hoofd zeg ik dat de sluitingstermijn 1 juli is. Er is nog wel beweging, maar mijn angstige vermoeden is dat wij daar niet het maximale resultaat zullen halen. Dat zou zonde zijn, zodat ik heb gerappelleerd. Ik zeg dit voorzichtig, omdat op 1 juli de deur dichtgaat, en niet bekend is wat er de komende week nog gebeurt.

Mevrouw Smilde heeft een verwijzing gemaakt naar het beroep op de bijstand. Als ik mij niet vergis, hebben wij zeer binnenkort een overleg over de Wwb. De ontwikkelingen in de bijstand in de afgelopen tijd zijn gunstig, wat te maken heeft met een andere aanpak van de gemeenten aan de poort, handhaving en mensen aan de slag krijgen. Met haar vraag of alle mensen zijn bereikt om wie het gaat, doelt zij neem ik aan op de voorzieningen in de bijzondere bijstand, en de vraag of daar geld op de plank is blijven liggen. Daar zijn wat misverstanden over, omdat gekeken wordt naar de verstrekkingen als zodanig in het kader van de bijzondere bijstand aan de individuele mensen. Maar daarbij wordt voorbijgegaan aan alle andere bestemmingen die ook onder hetzelfde kopje in het minimabeleid van de gemeenten thuishoren, zoals de schuldhulpverlening, kwijtscheldingsaspecten van allerlei gemeentelijke belastingen en overige aangelegenheden. Hier moeten dus geen appels met peren worden vergeleken. Als je het totaal pakt, denk ik niet dat je moet constateren dat er 200 mln. bijzondere bijstand op de plank blijft liggen, want dat is niet het geval.

Mevrouw Noorman-den Uyl heeft een aantal vragen gesteld in het kader van de bijstand, waarvan ik voor een deel de antwoorden nog niet paraat heb. Ik stel daarom voor, met het ook op het komende AO de bijdrage van mevrouw Noorman goed te analyseren. Zij heeft over een aantal zaken een analyse gevraagd. Het is goed om daarop een schriftelijk antwoord te geven, zodat het kan worden meegenomen in de totaliteit. Dan praten wij immers over de Wwb.

MevrouwNoorman-den Uyl(PvdA)

Kan de instroom vanuit de WW daar ook bij worden betrokken?

StaatssecretarisVan Hoof

Ja.

Wij kunnen een analyse loslaten op het W-deel, maar één ding staat vast: het geld dat gemeenten voor het W-deel krijgen, hebben zij niet gebruikt. Daar is een aantal verklaringen voor te bedenken. Voor een deel is dat omdat sommige gemeenten daaraan te weinig hebben gedaan, voor een ander deel omdat mij tijdens werkbezoeken is geworden dat men voorzichtig is begonnen, tegen de achtergrond van de vraag hoe het verder gaat. Langs deze lijn kun je veronderstellingen creëren. Wij vragen ook niet uit op dit soort punten, en het is erg moeilijk om daarvan een analyse te maken. Een ding staat wat mij betreft vast: geld dat overblijft uit het W-deel is geld dat ten koste gaat van de reïntegratie. Van de cliënten van de Voedselbank volgt slechts 13% een reïntegratietraject, zodat daar nog een wereld te winnen is. Het W-deel zou volledig door de gemeenten moeten worden opgebruikt.

Ik heb daarnet gezegd dat wij sommige dingen niet uitvragen. Mevrouw Noorman-den Uyl heeft gevraagd, waarom het verzamelen van de kosten van de bijstand niet gebeurt. Ik ga voor haar de plaat afspelen die zij kent: de afspraak is dat wij minder uitvragen aan de gemeenten. Ik doe daar nog een schepje bovenop, omdat ik volgens mij een maand of twee geleden aan de Kamer een jaarlijkse notitie heb doen toekomen over wat wij wel en niet uitvragen in de Wwb. Die notitie is hier zonder commentaar gepasseerd, zodat ik nu voorzichtig wil zijn met nog meer uitvraag dan afgesproken.

De heer Van der Sande sprak over het armoedebeleid. Daar zou ik nog wel drie kwartier over kunnen praten, maar die tijd hebben wij niet. Wij zijn bezig met het schrijven van het nationaal armoedeplan (NAP). Ik verwijs naar alle bijeenkomsten die wij juist op basis van discussie met de Kamer hebben gehad over schuldhulpverlening en armoede. Er komt een grote bestuurlijke conferentie over armoede aan, op 26 juni, evenals enkele regionale bijeenkomsten in het land. Daarbij verwijs ik naar onderzoeken die op dit moment nog worden uitgevoerd, waaronder het onderzoek van het SCP naar het niet-bereik. Ik ben het eens met zijn suggestie dat wij ervoor moeten waken om elkaar maar na te praten, als zou er een enorm armoedeprobleem zijn, wat overigens geldt voor meer problemen, zoals jeugdwerkloosheid. Daarbij houden wij beelden in stand, terwijl ík liever over de feiten praat. In het kader van het NAP proberen wij die feiten op een rij te krijgen, om daaraan de conclusies te verbinden die beleidsmatig nodig zijn.

De heer Van der Sande vroeg of de doelstellingen op het gebied van arbeidsparticipatie zijn gerealiseerd. In de tabel die is opgenomen in het jaarverslag zie je dat sommige groepen op de goede weg zijn. Het streefcijfer voor ouderen is in 2005 al zo goed als bereikt, wat overigens niet wil zeggen dat wij stoppen. Op andere onderdelen zijn de resultaten namelijk veel minder, waarbij ik verwijs naar de arbeidsparticipatie van vrouwen. Overigens, afhankelijk vanaf welke data je meet, pakken de resultaten anders uit. Zolang er nog werkloosheidspercentages zijn als de onze, kun je niet zeggen dat je tevreden bent. Wij moeten doorgaan met het scheppen van randvoorwaarden, wat alles heeft te maken met de economische ontwikkeling, groei op de arbeidsmarkt en toename van het aantal vacatures. Ik ben het eens met de heer Van der Sande dat er daarna nog veel moet gebeuren.

De doelstellingen voor 2010 op het gebied van vrouwenparticipatie moeten haalbaar zijn, maar dan moet er wel hard aan worden getrokken. Wij zouden ook eens moeten kijken hoeveel mensen worden vrijgesteld van de sollicitatieplicht. De vervullingsquote van het CWI pakt lager uit, wat komt omdat het aantal ingediende vacatures met het verzoek om voorwerk van het CWI naar verhouding sterker is gestegen dan het aantal vacatures met het verzoek om voorwerk. Ondanks een flinke absolute stijging in het aantal vervulde vacatures zie je dat in die quote een daling optreedt. In 2004 zijn ruim 82.000 vacatures vervuld, wat moet worden afgezet tegen bijna 232.000 ingediende vacatures, ofte wel een vervullingsquote van bijna 35. In 2005 zitten wij op 91.000 vervullingen, wat dus veel meer is dan in 2004, maar er is ook veel meer ingediend, waardoor het percentage zakt.

MevrouwSmilde(CDA)

Voorzitter. De redenering van de staatssecretaris over bijzondere bijstand heb ik met belangstelling gevolgd. Maar daarmee zal niet het hele verhaal zijn gedekt.

MevrouwNoorman-den Uyl(PvdA)

Voorzitter. Hoe verklaart de regering de verschillen tussen de vragen 11 en 69? Ik neem aan dat dit wordt meegenomen in het schriftelijke antwoord. Ik leg mij niet neer bij het antwoord van de staatssecretaris over het uitvragen van gemeenten over de kosten van de bijstand. Dat vraag ik niet; ik vraag wat de ontwikkeling van de kostprijs van de gemiddelde bijstandsuitkering is. Hij mag daarvoor alleen de cijfers gebruiken die hij nodig heeft om het macrobudget vast te stellen. De elementen die van invloed zijn op de relatie tussen macrobudget, aantal uitkeringen, de gemiddelde hoogte daarvan en de verschillen tussen de afgelopen jaren, meer wil ik niet. De staatssecretaris hoeft voor mij echt niet langs de gemeenten te gaan.

Ik zal de PvdA-woordvoerder bij het VBTB-debat adviseren naar voren te brengen dat de Kamer het een goed idee vindt om niet te buigen voor de vorm en het gemak. Waar de regering zich dient te verantwoorden voor het gevoerde beleid, moet ervoor worden gezorgd dat die verantwoording ook plaatsvindt.

De heerVan der Sande(VVD)

Voorzitter. Ik wil mijn vraag duidelijk maken over het activeren van het arbeidsmarktbeleid. De hoofddoelstelling is zorg te dragen voor een toename van de arbeidsparticipatie. De vraag die de VVD-fractie stelt, is of de staatssecretaris van mening is dat dat geslaagd is. Daar mag dan ook een "waarom" bij komen. Verder wil ik aandacht besteden aan de laatste berekening. Ik begrijp de rekensom, maar dan rijst wel de vraag, of dit betekent dat meer aanbod van vacatures automatisch leidt tot een daling van de vervullingsquote. Of moet daarvoor meer voorwerk worden verricht? Of is het niet nodig om dat via het CWI te laten gebeuren?

MinisterDe Geus

Voorzitter. De staatssecretaris van Financiën stuurt voor het reces een brief aan de Kamer met de voorgestelde aanpak inzake de kindertoeslag. Het zal waarschijnlijk niet lukken om voor de zomer een wetsvoorstel in te dienen.

Afgelopen vrijdag is de Rekenkamer op bezoek geweest bij het auditcommittee van SZW, waar volledige overeenstemming is bereikt over de door mij zojuist toegelichte aanpak van SZW.

De vraag van mevrouw Smilde over de kinderopvang kan ik nog niet beantwoorden, dat zal schriftelijk gebeuren, en wel voor 1 juli. De wat achterblijvende economische groei doet zich a fortiori gelden bij tweeverdieners. Dat is een zuiver arbeidsmarkttechnisch en economisch effect.

StaatssecretarisVan Hoof

Voorzitter. Er is gevraagd of er nog sprake van niet-bereik. Het antwoord daarop is "ja". Van de grootte hebben wij een vermoeden, maar daar laten wij het SCP naar kijken. Maar er is meer dan een vermoeden, want alleen al uit onderzoek bij de voedselbanken bleek dat een groot deel van de mensen wel daar kwam en in de schil van zorgverleningsinstellingen aanwezig was, zij het dat het paard niet bij de haver werd gebracht. Daarom gaan wij op de 26ste met nogal wat betrokkenen rond de tafel zitten.

Tegen mevrouw Noorman-den Uyl het volgende: zou het niet handig zijn om na dit overleg met haar te praten over wat zij precies bedoelt, zodat wij haar het goede antwoord kunnen geven, zonder langs elkaar heen te babbelen? Ik zie dat zij hiermee instemt.

Tegen de heer Van der Sande: ik heb hem proberen uit te leggen dat afhankelijk van de groep mensen waar je naar kijkt, sprake is van een positief of een negatief resultaat. Ik doe dus geen generieke uitspraak op dit punt. Tegelijkertijd zie je dat het tegen de achtergrond van de huidige arbeidsmarktontwikkelingen alleen maar positiever wordt. Om een al te euforische stemming te voorkomen, heb ik aangegeven dat bij de huidige omvang van de werkloosheid alle reden is om door te gaan met de inspanningen om daaraan het nodige te doen, niet in de laatste plaats via algemeen economisch beleid. Het antwoord is dus "ja en nee".

Over de rekensom het volgende: wij hebben het wel over een jaarverslag. Daarin worden feiten opgeschreven over behaalde resultaten, en alle relevante gegevens die daarop inspelen worden daarbij betrokken. Betekent dit dat, als het aantal vacatures toeneemt, automatisch sprake is van een daling van de quote? Nee, dat hoeft niet zo te zijn. Betekent dit dat alle vacatures via het CWI moeten lopen? Nee. Dat neemt niet weg dat ik het plezierig zou vinden dat vanuit het CWI meer gebeurt in de richting van de werkgevers. Er zijn werkgeversloketten, waaraan in de ketenaanpak het nodige gebeurt. Maar inderdaad is dat geen wettelijke taak van het CWI. Om de mensen uit de bak te krijgen, is keihard nodig dat wij met één werkgeversbenadering en met kennis van de mensen "in de bak" mensen aan de slag krijgen. Ik sluit niet uit dat voor de moeilijke groep een vertraging of een verslechtering van de statistische cijfers aan de orde is, zonder dat daar minder wordt gepresteerd. Er wordt in absolute cijfers meer gepresteerd dan vorig jaar.

De heerVan der Sande(VVD)

Het eerste punt is wel een hoofddoelstelling van het beleid. Onze fractie zou het prettig vinden als op de hoofddoelstellingen van het beleid door de regering wordt aangegeven, of zij van mening is dat deze in een bepaald jaar wel of niet zijn bereikt. Als het wordt opgedeeld in allerlei partjes, heb je geen eindoordeel over de hoofddoelstellingen. Dit is geen vraag, ik geef het mee aan de regering.

StaatssecretarisVan Hoof

Ik stel het zeer op prijs dat de heer Van der Sande mij het leven wil vergemakkelijken. Maar ik wil mij er niet altijd gemakkelijk van afmaken!

Sluiting 18.03 uur.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Varela (LPF), Eski (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (LPF), Van Hijum (CDA), Van Egerschot (VVD), Van der Sande (VVD), Willemse-van der Ploeg (CDA) en Ploeg (CDA).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koşer Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Özütok (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GL), Omtzigt (CDA), Meijer (PvdA), Nijs (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Hessels (CDA), Aptroot (VVD), Griffith (VVD) en Van Dijk (CDA).

Naar boven