Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30550-X nr. 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30550-X nr. 6 |
Vastgesteld 7 juni 2006
De vaste commissie voor Defensie1 heeft over het jaarverslag 2005 van het ministerie van Defensie (kamerstuk 30 550 X, nr. 1) de navolgende vragen ter beantwoording aan de regering voorgelegd.
De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 7 juni 2006.
De vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.
Kan het kabinet een financieel overzicht geven van de materiële schade aan wapens en wapensystemen die het ministerie van Defensie de afgelopen tien jaar ad hoc heeft vergoed (in miljoenen euro’s/guldens)?
Op welke wijze zal het kabinet de te verwachten materiële schade (zowel vredes- als oorlogsverliezen) structureel in de begroting incalculeren?
Nee, Defensie voert geen separate administratie waarin zichtbaar is hoeveel de materiële schade aan wapens en wapensystemen bedraagt. Wanneer materiële schade het gevolg is van inzet in een crisisbeheersingsoperatie, wordt het herstel daarvan ten laste van de structurele voorziening «uitvoeren crisisbeheersingsoperaties» van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gebracht. Indien tot vervanging wordt overgegaan komen de uitgaven ten laste van de reguliere defensiebegroting.
In het verleden beschikte de krijgsmacht over voldoende middelen om verliezen aan te vullen uit het eigen bestand. Het afgelopen jaar kreeg Defensie echter te maken met operationele verliezen, in dit geval van helikopters, die niet konden worden opgevangen uit de eigen bestanden.
Bij Voorjaarsnota 2006 heeft het Kabinet besloten dat vanaf 2009 jaarlijks voor 25 miljoen euro op de defensiebegroting een structurele oplossing voor operationele materiële verliezen komt. Over deze structurele oplossing wordt het Parlement op korte termijn nader geïnformeerd.
Kan het kabinet een financieel overzicht geven van de uitgekeerde schadevergoedingen over 2005 aan personeel dat schade leed tijdens uitzendingen?
In 2005 is in totaal een bedrag van 88 000 euro aan aanvullende schadevergoeding uitbetaald aan vijf militairen die letselschade hebben geleden tijdens een crisisbeheersingsoperatie.
Naast letselschade zijn uitkeringen verstrekt voor de vergoeding van materiële schade aan persoonlijke eigendommen (vermissingen, vernielingen). Deze vergoedingen worden decentraal toegekend door de commandanten. Ook worden door de zorg van het ABP nog rechtspositionele uitkeringen op basis van de Kaderwet militaire pensioenen uitgekeerd (invaliditeitspensioen, voorzieningen, geneeskundige verstrekkingen enz.).
Kan het kabinet overzicht verschaffen van het aantal officieren dat in het kader van «nieuw evenwicht» is afgevloeid? Wat was het streefcijfer en wat is gerealiseerd?
Het aantal officieren bij Defensie is in de periode 2003 tot eind 2005 met ongeveer 300 gedaald. In de personeelsbrief van september 2003 is een schatting gegeven van de personele gevolgen van deze maatregelen. Deze gevolgen waren gespecificeerd naar jaar, defensieonderdeel en personeelscategorie. Binnen het militaire personeel is daarbij geen onderscheid gemaakt naar rangniveau.
Kan het kabinet een update geven van het aantal militaire personeelsleden dat naar politie en gevangeniswezen is afgevloeid in het kader van «Nieuw Evenwicht»?
In het kader van de reorganisatie Nieuw Evenwicht zijn 333 medewerkers van Defensie naar de politie gegaan. Er zijn geen medewerkers in het kader van «Nieuw Evenwicht» overgestapt naar het gevangeniswezen. Overigens vertrekken regelmatig medewerkers van Defensie naar de politie en het gevangeniswezen, bijvoorbeeld als hun contract afloopt. Hierbij is Kansrijk niet betrokken en dit wordt niet geregistreerd.
Wat zijn de kosten van de oriëntatieklassen in het middelbaar onderwijs? Hoeveel leerlingen zijn uit deze klassen doorgestroomd naar de krijgsmacht? Hoeveel 17-jarigen zijn momenteel in de krijgsmacht in dienst?
Tot september 2005 gaf Defensie een tegemoetkoming in het schoolgeld voor jongeren die deelnamen aan de oriëntatieklassen. Vanaf schooljaar 2005/2006 betalen 16- en 17-jarige leerlingen geen schoolgeld meer. Daarom ontvangen leerlingen die deelnemen aan de oriëntatie klassen (in opleiding Koninklijke landmacht IOKL) een individuele bonus van maximaal 500 euro. De kosten van de oriëntatieklassen zijn thans begroot op iets meer dan 1 miljoen euro, waarvan het grootste deel aan bonus en schoolgeld (650 000 euro) en aan werving (300 000 euro) wordt besteed.
Van de leerlingen die in 2004–2005 deelnamen aan de oriëntatieklassen is 77% geslaagd. In vergelijking tot andere MBO-opleidingen is dit een zeer hoog percentage. Meer dan de helft van de leerlingen heeft zich vervolgens aangemeld voor de algemene militaire opleiding (AMO). Het blijkt dat deze leerlingen vaker slagen dan reguliere instromers en dat het opleidingsverloop bij de groep lager is. Op 1 april 2006 waren er 387 17-jarigen als militair werkzaam bij Defensie.
Wat waren de kosten van het personeelswervingscampagne bij het racecircuit in Zandvoort? Wat was het meetbare resultaat van deze campagne?
Het raceteam van de Koninklijke Landmacht maakt deel uit van de bestaande wervingscampagne. Defensie geeft jaarlijks 140 000 euro uit aan de sponsoring van het team. Mede hierdoor hebben de landstrijdkrachten in 2005 de wervingsdoelstelling van 5000 militairen behaald.
Wat is het exact aantal mensen dat via het CWI in dienst is getreden in 2005?
In 2005 zijn 3996 vacatures gemeld bij het CWI, waarop 4234 mensen zijn doorverwezen naar Defensie. Op deze wijze zijn 370 vacatures ingevuld (bron: CWI Jaarverslag 2005). In werkelijkheid zal dit aantal aanzienlijk hoger liggen. Dit is echter niet aantoonbaar aangezien de registratie binnen het CWI niet is gekoppeld aan de registratie bij Defensie. Individuen die worden doorverwezen door het CWI worden enkel als zodanig geregistreerd als zij dit zelf vermelden.
Waarom zijn gegevens als aantallen vaardagen, oefendagen of vlieguren niet bepalend voor de mate van gereedheid en zijn ze daarom niet meer in het jaarverslag opgenomen? Hoe beoordeelt het kabinet in dit opzicht de kritiek van de Rekenkamer op de aansluiting tussen prestatiegegevens in het Jaarverslag en die van de begroting? Kan het kabinet ingaan op de kritiek dat er sprake is van achteruitgang bij de informatie over geleverde prestaties en bestede middelen?
Het aantal vaardagen, oefendagen of vlieguren heeft geen directe relatie met de operationele gereedheid. De operationele inzetbaarheid van een eenheid is wel af te leiden uit het «normoefenpakket» en de kwalificatie van het behaalde oefenniveau.
De verantwoording over 2005 is gebaseerd op de oude krijgsmachtdelen Koninklijke Marine, Koninklijke Landmacht en Koninklijke Luchtmacht. In september 2005 is het nieuwe besturingsmodel bij Defensie geïntroduceerd. Dit model kent een scheiding tussen de beleidsvorming en concernbesturing (de bestuursstaf), de uitvoering (de operationele commando’s) en de ondersteuning (het commando dienstencentra en de onderhoudsbedrijven). Door dit nieuwe besturingsmodel is de aansluiting tussen de beleidsartikelen uit de begroting 2005 en de realisatie niet meer goed aan te brengen. Dit is echter slechts een eenmalige situatie. De komende begroting en verantwoording sluiten weer op elkaar aan.
Overeenkomstig de toezegging in de leeswijzer van de Rijksbegroting 2006 worden met ingang van de begroting 2007 de gegevens op een betere manier gepresenteerd, er wordt juist meer informatie verstrekt over geleverde prestaties en bestede middelen.
Kan de bewering dat de verkoop van overtollig defensiematerieel volgens plan verloopt worden onderbouwd met cijfers die ook zijn terug te vinden in eerdere stukken?
Ten aanzien van het af te stoten materieel zoals vermeld in de Prinsjesdagbrief 2003 (Kamerstuk 29 200 X, nr. 4) van 16 september 2003 kan het volgende worden opgemerkt:
– Twee L-fregatten (met verwijzing naar Najaarsbrief 2002, Kamerstuk 28 600 X, nr. 10) en twee M-fregatten:
Verkocht aan Chili in 2004 (Kamerstuk 29 800 X, nr. 3).
– Tien P-3C Orions:
Acht vliegtuigen verkocht aan Duitsland in 2004 (Kamerbrief 29 800 X, nr. 50).
Twee toestellen (plus drie eerder afgestoten P-3C Orions) verkocht aan Portugal in 2005 (Kamerbrief 29 800 X, nr. 65).
– Twee mijnenbestrijdingsvaartuigen van de Alkmaar-klasse (met verwijzing naar Najaarsbrief 2002):
Verkocht aan Letland (plus drie eerder afgestoten mijnenbestrijdingsvaartuigen van de Alkmaar-klasse) in 2005 (Kamerstuk 29 800 X, nr. 113).
– 70 Leopard 2A6 tanks:
Nog niet verkocht.
– Complete MLRS (met verwijzing naar Najaarsbrief 2002):
Verkocht aan Finland in 2006 (Jaarverslag 2005, Kamerstuk 30 550 X, nr. 1).
– Achttien PzH2000-pantserhouwitsers:
Nog niet verkocht.
– 60 PRTL-systemen (Cheetah):
Nog niet verkocht
– 29 F-16A/B MLU:
Achttien toestellen zijn verkocht aan Chili in 2005 (Kamerstuk 22 054, nr. 98).
– Zes Apache-gevechtshelikopters:
Eén dient ter vervanging van een verloren gegaan toestel. De overige vijf helikopters zijn nog niet verkocht.
– HAWK PIP III-systemen:
Verkocht aan Roemenië in 2004 (Kamerbrief 29 800 X, nr. 65).
In de Marinestudie 2005 (Kamerstuk 30 300 X, nr. 9) van 14 oktober 2005 staat vermeld dat vier M-fregatten zullen worden afgestoten. Twee van deze fregatten zijn inmiddels verkocht aan België.
Ook zijn 431 YPR’s aan Egypte verkocht (Kamerstuk 29 800 X, nr. 65).
Is de opbrengst uit verkoop van overtollig defensiematerieel feitelijk op het bedrag uitgekomen dat was begroot? Zo neen, wat is het verschil?
De opbrengst was 15,7 miljoen euro minder dan begroot. Dit komt onder meer doordat een in 2005 verwachte termijnbetaling van 11,6 miljoen euro voor de aan Griekenland verkochte S-fregatten in 2006 heeft plaatsgevonden (zie pagina 96 van het Jaarverslag 2005). Het is gebruikelijk dat bij grote contracten betaling in termijnen plaatsheeft.
Welke investeringen of uitgaven zijn vertraagd of uitgesteld als gevolg van niet-gerealiseerde verkoop van overtollig materieel en wat zijn daarvan de eventuele operationele (onder andere voor personeel) consequenties?
Overeenkomstig de middelenafspraak en het regeerakkoord vloeien de taakstellende verkoopopbrengsten terug op de Defensiebegroting, afstotingsopbrengsten boven deze taakstelling zijn ter invulling van de in het regeerakkoord afgesproken taakstelling Niet Belastingontvangensten (NBO-taakstelling).
De verkoop van overtollig defensiematerieel is in 2005 goed verlopen. De taakstelling van 190 miljoen euro is, op 15,7 miljoen euro na, gehaald. In de begroting is de flexibiliteit ingebouwd om kleine verschillen in planning en realisatie op te vangen. In 2005 zijn derhalve geen investeringen of uitgaven vertraagd of uitgesteld.
Kan net als bij de antwoorden op vragen over de ontwerpbegroting 2006 een grafiek worden geleverd met de geplande en in 2005 gerealiseerde investeringspercentages per krijgsmachtdeel?
In onderstaande tabel en grafiek zijn de geplande en de gerealiseerde investeringsquote per krijgsmachtsdeel weergegeven, overeenkomstig de begrotingsindeling 2005.
Beleidsartikel | Investeringen 2005 | |||
---|---|---|---|---|
Begroot | Quote* | Gerealiseerd | Quote* | |
01 Koninklijke marine | 306 604 | 4,0% | 317 205 | 4,1% |
02 Koninklijke landmacht | 500 048 | 6,5% | 513 819 | 6,7% |
03 Koninklijke luchtmacht | 294 584 | 3,8% | 393 180 | 5,1% |
04 Koninklijke marechaussee | 43 100 | 0,6% | 36 244 | 0,5% |
60 Ondersteuning krijgsmacht | 69 433 | 0,9% | 95 800 | 1,2% |
90 Algemeen | 228 389 | 3,0% | 174 442 | 2,3% |
Totaal | 1 442 158 | 18,8% | 1 530 690 | 19,9% |
* T.o.v. totaal defensiebudget.
Aangegeven wordt dat de vraag naar transporthelikopters en transportvliegtuigen de afgelopen jaren onafgebroken hoog geweest is. Heeft deze constatering nog gevolgen voor de eerder gedefinieerde operationele behoefte aan deze middelen? Wanneer kan de Kamer de studie over luchttransport tegemoet zien?
De inzet van transporthelikopters en transportvliegtuigen is onafgebroken hoog geweest. Inmiddels is besloten tot de aankoop van zes Chinook-transporthelikopters, waarmee het totaal aantal, rekening houdend met recente verliezen, op zeventien komt. Ook wordt het bestand aan technisch en ondersteunend personeel uitgebreid, waardoor uitgaande van eenzelfde inzet als de afgelopen jaren, de uitzenddruk op het personeel zal afnemen. Voor strategisch transport is eind 2004 een derde DC-10 transportvliegtuig aangeschaft. Dit toestel is vanaf eind 2007 inzetbaar. In september 2005 is tot de aanschaf van twee extra C-130 transportvliegtuigen besloten. Voor de C-130 vliegtuigen wordt ook extra bemanning en ondersteunend personeel opgeleid.
Bij de aanschaf van de NH-90 helikopters heeft een verschuiving plaatsgehad, waardoor meer transporthelikopters worden aangeschaft. Het betreft de aanschaf van acht (maritieme) transporthelikopters en twaalf helikopters voor surveillance en gevechtstaken.
Met de ingebruikname van een derde DC-10 en een derde en vierde C-130 wordt de transportcapaciteit kwalitatief en kwantitatief verbeterd. Over de studie «strategisch transport» die door Defensie is uitgevoerd bent u middels de actualiseringsbrief «Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen» nader geïnformeerd.
Kan over 2005 een percentage met betrekking tot permanente inzetbaarheid worden gegeven voor de krijgsmacht als geheel en per krijgsmachtdeel?
Defensie hanteert geen generieke percentages voor de inzetbaarheid van de krijgsmacht als geheel of per krijgsmachtdeel. In het jaarverslag wordt wel vermeld welke operationele gereedheid per organieke eenheid is gerealiseerd. Defensie registreert per type organieke eenheid de behaalde operationele gereedheid. Dit wordt gedaan op basis van de subeenheden, ook wel de basisbouwstenen genoemd. Met deze basisbouwstenen kan voor een missie een specifieke eenheid worden samengesteld. Afhankelijk van de aard van de missie kan aanvullende training noodzakelijk zijn waarna de samengestelde eenheid inzetbaar is.
Uit de Quadrennial Defense Review blijkt dat de Amerikanen voorstander zijn van de oprichting van een NAVO-stabilisatiemacht. Is het kabinet bereid dit pleidooi te steunen?
In de Amerikaanse Quadrennial Defense Review staat dat inspanningen gericht op het creëren van een Navo stabilisatie- en wederopbouwmacht worden gesteund. Er is op dit moment in de Navo echter geen concreet voorstel om te komen tot een dergelijke troepenmacht. In Navo-verband worden reeds met succes stabilisatiemissies uitgevoerd, bijvoorbeeld op de Balkan en in Afghanistan. De rol van de Navo daarbij is het stabiliseren en het brengen van veiligheid, zodat andere actoren vervolgens de opbouw ter hand kunnen nemen. Organisaties als de VN, de EU en non-gouvernementele organisaties hebben hierbij eveneens een rol te vervullen. De regering pleit sterk voor het voorkomen van onnodige duplicatie tussen organisaties en is daarom geen voorstander van het oprichten van een aparte stabilisatiemacht binnen de Navo. Deze opvatting wordt in de Navo breed gedeeld.
Klopt het dat Nederland voorstander is van een NAVO Training Force? Hoe staat het daarmee en is Nederland bereid daar een bijdrage aan te leveren?
Nederland is voorstander van een Navo-rol op het gebied van training in Afrika en het Midden-Oosten, zoals deze onlangs is voorgesteld door de secretaris-generaal van de Navo. Daarbij kan worden voortgebouwd op de goede ervaringen die reeds zijn opgedaan in Midden- en Oost Europa, Irak en Afghanistan. Binnen de Navo ontstaat hiervoor steeds meer steun, waarbij af en toe ook wordt gesproken over het opzetten van een «NATO Training Force». Volgens de regering verdient deze gedachte zeker verdere uitwerking. De kennis en ervaring die het bondgenootschap heeft opgedaan bij de hervorming van de defensiesector in Centraal- en Oost-Europa, de Kaukasus en Centraal-Azië geven de Navo een duidelijke toegevoegde waarde om, desgevraagd, soortgelijke samenwerkingsprojecten uit te voeren in bijvoorbeeld Afrika en het Midden-Oosten. Bij het onderzoeken van nieuwe initiatieven op dit gebied pleit Nederland overigens sterk voor het voorkomen van duplicatie met andere organisaties zoals de EU.
Overweegt het kabinet de inzet van Defensie ten behoeve van Security Sector Reform (SSR) te verbreden tot het ter beschikking stellen van capaciteit voor het trainen van politie en leger in andere landen?
Defensiepersoneel geeft reeds training aan krijgsmachten en de politie in het kader van security sector reform (SSR). Dit gebeurt in crisisbeheersingsoperaties, zoals in Irak en Afghanistan, maar ook in Nederland worden trainingen aangeboden. De instructeurs die deel uit maken van de SSR-pool richten zich vooral op het geven van trainingen in fragiele staten.
Wanneer wordt de SSR-pool geëvalueerd? Is uitbreiding van het aantal functies dat zich fulltime met SSR gaat bezighouden denkbaar?
Defensie is voornemens om aan het einde van dit jaar een eerste evaluatie uit te voeren van de SSR-pool. De pool bestaat nu uit neventakers. Deze mensen worden vanuit hun expertise, op grond van hun dagelijkse werk in Nederland, ingezet voor soortgelijk werk in landen die zich in het stadium van (weder)opbouw bevinden. Indien blijkt dat een dusdanig groot beroep op de pool wordt gedaan dat de neventakers de werkzaamheden niet kunnen combineren met hun dagelijkse werkzaamheden, zal worden overwogen de pool deels of geheel te laten bestaan uit fulltime-functies. Dit zal een groot beslag leggen op de capaciteit van de Defensieorganisatie en zal naar verwachting niet zonder gevolgen kunnen blijven voor de verdere inrichting van die organisatie.
Wat is er met de onbenutte middelen als gevolg van onderrealisering bij het personeelsbestand in 2005 gebeurd?
Middelen die per saldo meevallen zijn overeenkomstig de geldende budgettaire spelregels inzetbaar voor tegenvallers binnen de begroting en in het geval van Defensie overeenkomstig de budgetteringsafspraak tevens beschikbaar voor intensiveringen. In 2005 is de onderrealisatie van de personeelsexploitatie aangewend voor onverwachte meeruitgaven op de materiële exploitatie en de investeringen.
Wat is de vullingsgraad bij de operationele eenheden geweest over 2005, per krijgsmachtdeel?
Per 31 december 2005 bedroeg de vullingsgraad van de operationele eenheden van het Commando Zeestrijdkrachten 87%, van het Commando Landstrijdkrachten 82%, van het Commando Luchtstrijdkrachten 93% en van de Koninklijke Marechaussee 94%.
Wanneer is de reorganisatie (personeelsreductie) werkelijk klaar en komt een einde aan de onzekerheid onder het personeel? Om hoeveel mensen gaat het nu nog (naar onderdeel)?
In de kwartaalrapportage migratie over het eerste kwartaal 2006, die u binnenkort wordt aangeboden, staat vermeld dat het tijdpad van de reducties en reorganisaties aanpassing behoeft. Dit komt doordat zich mee- en tegenvallers hebben voorgedaan bij reeds uitgevoerde reorganisaties en doordat er sinds de vaststelling van de oorspronkelijke planning sprake is geweest van nieuwe prioriteiten en andere aanvullingen. Een bijgestelde planning, die aansluit bij de ontwerpbegroting 2007, wordt de Kamer met de rapportage over het tweede kwartaal 2006 aangeboden.
Welke deel van de vastgestelde knelpunten bij de implementatie van PeopleSoft is opgelost? Welke knelpunten zijn nog niet opgelost? Hoe en wanneer zullen deze knelpunten wel zijn opgelost?
Alle geconstateerde knelpunten zijn inmiddels nagenoeg opgelost. Het resterende deel wordt in de loop van dit jaar opgelost. Dit betreft vooral de realisatie van maatregelen die de kwaliteit van de geregistreerde gegevens in PeopleSoft moeten waarborgen.
Waarom is het investeringsniveau in PeopleSoft niet aangepast toen duidelijk werd dat de benodigde softwareprogramma’s niet konden worden aangeschaft? Is PeopleSoft nog wel op een goed werkend niveau te krijgen, of moet het gehele systeem worden vervangen door een nieuw, wél volgens de normen werkend systeem?
Welke consequenties heeft het onvolledige PeopleSoft systeem voor het defensiepersoneel? Wat is het gevolg van het ontbreken/onvolledigheid of het niet correct opnemen van basale personeelsinformatie (ervaring, gevolgde opleidingen, uitzending, verzuimregistratie, verlof, loopbaanplanning) voor het personeel in Nederland en voor het uitgezonden personeel?
Wat gaat de regering doen aan het gegeven dat het gehele personeelsbeleid is opgehangen aan het functioneren van PeopleSoft, terwijl het systeem niet (goed) werkt?
Hoe kan het kabinet met het oog op de komende uitzendingen de kwaliteit van de personeelsinformatie waarborgen?
PeopleSoft is in 2004 defensiebreed ingevoerd. Bij de invoering zijn enkele tekortkomingen in het systeem zelf geconstateerd. Deze zijn meegenomen in een Integraal Verbeterplan en inmiddels verholpen. Door het toenemende gebruik van PeopleSoft worden ook nu nog regelmatig verbetermogelijkheden opgemerkt. Deze verbeteringen kunnen binnen de daarvoor beschikbare exploitatieruimte worden gefinancierd.
Bij de introductie van PeopleSoft is geconstateerd dat de beheerorganisatie nog niet volledig op haar taken was toegerust. Dat heeft geleid tot maatregelen ter verbetering van de beheerorganisatie. Verder zijn na de invoering van PeopleSoft tekortkomingen geconstateerd die niet met het systeem zelf, maar met de kwaliteit van het gebruik van het systeem te maken hebben. Daarbij ging het onder meer om de kwaliteit van de geregistreerde gegevens in PeopleSoft en de kwaliteit van het personeel dat betrokken is bij het invoeren van gegevens. Deze constateringen werden bevestigd door de Audit Dienst Defensie en ook de Algemene Rekenkamer stelde vast dat zich op dit terrein een «ernstige onvolkomenheid» voordeed. Defensie heeft dit punt zeer serieus genomen en heeft dit betrokken bij het Integraal Verbeterplan voor de kwaliteit van het gebruik van het systeem. Hierover bent u geïnformeerd in antwoorden op de kamervragen over het jaarverslag 2004 (30 100 X, nr. 7) en over het rapport van de Algemene Rekenkamer (30 100 X, nr. 8).
Bij PeopleSoft is er – na oplossing van de genoemde knelpunten – sprake van een betrouwbaar en werkend systeem. Er is dan ook geen reden voor vervanging. Uiteraard is er voortdurend aandacht voor de kwaliteit van de geregistreerde gegevens. Er wordt hiervoor een bureau ingericht dat structureel de kwaliteit van de geregistreerde gegevens zal bewaken.
Wat is de stand van zaken omtrent de concrete voorstellen inzake het flexibel personeelssysteem?
In de brief «Stand van zaken onderhandelingen met vakbonden over het nieuwe personeelsbeleid» (TK 30 300 X, nr. 99) wordt de actuele stand van zaken geschetst. Er is inmiddels een adviesaanvraag over de wijziging van de militaire ambtenarenwet ingediend bij de Raad van State.
Waarom is de betaling voor de NH90 naar voren gehaald terwijl er sprake is van vertragingen in het project?
De betaling betreft een reguliere termijnbetaling die in een contractueel vastgestelde periode dient te worden voldaan. De betaling heeft plaatsgevonden in de daarvoor vastgestelde periode, maar is nog net ten laste gekomen van het begrotingsjaar 2005. Zoals uiteengezet in antwoorden op de Kamervragen naar aanleiding van de vijfde jaarrapportage NH90 (Kamerstukken 25 928, nr. 18 en nr. 19) zijn vertragingen in de afleveringen van de eerste NH90 contractueel nog niet geaccordeerd. De voor de vertraging overeengekomen boeteclausule zal worden toegepast. Voor de verwerving van de trainingsmiddelen is nog geen contract afgesloten.
Wat zijn de consequenties van de vertragingen in het NH90-project voor de verlengde inzet van de Lynx-helikopters? Hoe staat het met de aantallen vlieguren die de Lynxen nog «over» hebben? Zijn dat er nog genoeg?
De technische levensduur van de Lynx-helikopters kan, mits intensievere inspecties worden uitgevoerd, worden verlengd met ongeveer 1 000 uur per helikopter. Deze verlenging van de levensduur is toereikend om de mogelijke gevolgen van de vertraging op te vangen.
Als de tijdelijk gereduceerde directe gereedheid van de fregatten (twee in plaats van drie fregatten in twee perioden in 2005) geen directe gevolgen heeft gehad voor de operationele inzet bent u dan voornemens de directe gereedheid blijvend tot twee terug te brengen? Indien neen, waarom niet?
Het ambitieniveau is gebaseerd op de nationale en internationale verplichtingen en blijft vier fregatten operationeel gereed. In mei en van augustus tot en met oktober 2005 hadden andere verplichtingen prioriteit, zoals de inzet voor het Provincial Recontstruction Team in Afghanistan, de ondersteuning van de verkoop van fregatten aan Chili en de inrichting van het commando zeestrijdkrachten.
Hoe vallen de personeelstekorten bij de mijnenbestrijdingsvaartuigen te verklaren nu het aantal vaartuigen gereduceerd is in het kader van de operatie «Nieuw Evenwicht» en er dus eerder een personeelsoverschot dantekort verwacht zou mogen worden?
Eén van de maatregelen van nieuw evenwicht is de verkoop van vijf mijnenbestrijdingsvaartuigen. Deze vaartuigen lagen de afgelopen jaren in opslag en waren niet meer bemand. Met de verkoop van deze eenheden aan Letland is personeel van de overige mijnenbestrijdingsvaartuigen vrijgemaakt voor het vaargereed maken van deze eenheden en het opwerken van de toekomstige bemanningen. Deze extra beslaglegging heeft tezamen met het aanwijzen van scheepspersoneel voor de vulling van het Provinciaal Reconstructieteam in Afghanistan geleid tot tijdelijke personeelstekorten bij de mijnenbestrijdingsvaartuigen.
Er wordt gesteld dat prestatiegegevens over het aantal vaardagen niet bepalend zouden zijn voor de mate van gereedheid, terwijl deze gegevens bij de Hydrografische opnemingsvaartuigen wel vermeld staan. Kan hier nader op ingegaan worden?
Bij de hydrografische vaartuigen staan het aantal vaardagen en het aantal hydrografische dagen vermeld. Bij deze eenheden hebben deze dagen namelijk een directe relatie met de opgedragen productie. De hydrografische dienst is verantwoordelijk voor een geactualiseerd kaartbeeld van het Nederlandse verantwoordelijkheidsgebied. Hiervoor zijn 250 hydrografische dagen nodig op het Nederlands Continentaal Plat. Ervaringscijfers leren dat vanwege uitval door weersomstandigheden en materiële storingen ongeveer 420 vaardagen moeten worden gemaakt.
Heeft de vele inzet van transport- en gevechtshelikopters consequenties gehad voor de geoefendheid van de 11 Air Manoeuvre Brigade (AMB)?
De veelvuldige inzet van transport- en gevechtshelikopters in diverse missies en de inzet van luchtmobiele infanteriebataljons in de operatie SFIR in Irak hebben tot gevolg gehad dat 11 AMB zijn opleidings- en trainingsprogramma in 2005 heeft moeten aanpassen. Hierdoor heeft 11 AMB in 2005 niet op brigadeniveau geoefend.
Hoe stond het met de operationele gereedheid van 11 AMB voor «air assault» optreden? Is evenals in 2004 hoofdzakelijk op het niveau van bataljon, compagnie of peloton geoefend, en niet op brigadeniveau?
Na de inzet van luchtmobiele infanteriebataljons ondersteund door gevechtssteun en logistieke eenheden in de operatie SFIR was het overgrote deel van de brigade in september 2005 weer op het vereiste niveau van geoefendheid. Het derde infanteriebataljon is sinds april 2006 weer op het vereiste niveau van geoefendheid. Hiermee is de brigade tot en met bataljonsniveau geoefend.
Gesteld wordt dat als gevolg van de reorganisatie van beide Bevoorradings- en Transport (B&T)-bataljons in de periode van september 2005 tot begin 2007 ongeveer 50% van de logistieke capaciteit beschikbaar zal zijn. Welke consequenties heeft dit voor de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht?
Bij het opstellen van de reorganisatieplannen van de Bevoorradings- en Transport (B&T)-bataljons is nadrukkelijk rekening gehouden met lopende (internationale) verplichtingen. Mede op grond hiervan is gekozen voor een gefaseerde invoering van het nieuwe materieel, waardoor de gevolgen voor de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht tot het minimum beperkt zijn gebleven. Voor de logistieke ondersteuning van de inzet in Uruzgan en de verplichtingen in het kader van de EU-battlegroup (voorjaar 2007) alsmede voor de Nato Response Force (voorjaar 2008) is vanaf begin 2007 de volledige logistieke capaciteit nodig en weer beschikbaar.
Hoe is de ontwikkeling van de inzetbaarheid van de Chinooks, en hoe staat het met de problemen met de rotorheads?
De inzetbaarheid van de Chinookhelikopters is in 2005 verbeterd en boven de norm gekomen. Er zijn geen problemen met de rotorheads van de Chinooks.
Aangegeven wordt dat de vracht per luchttransport over 2005 ten opzichte van 2004 fors gestegen is. Kan inzicht gegeven worden in de totale kosten voor civiele inhuur van luchttransport in 2005?
Ten behoeve van crisisbeheersingsoperaties is in 2005 circa 44 miljoen euro uitgegeven aan transport van materieel en personeel. De uitgaven voor luchttransport bedragen 30 miljoen euro. Het overige transport ging over de weg dan wel per schip. Ook is in het kader van de reguliere bedrijfsvoering voor ongeveer 12 miljoen euro aan civiel luchttransport ingehuurd.
Kan gedetailleerd aangegeven worden hoe invulling is gegeven aan de trekkingsrechten voor transportcapaciteiten van de Duitse luchtmacht?
Er zijn in 2005 1052 uren afgeroepen, waarmee volledig gebruik is gemaakt van de afspraken in het Memorandum of Understanding voor 2005.
Aangegeven wordt dat er bij de uitvoering van SFIR sprake was van gestegen prijzen voor de inhuur van transport (zowel lucht- als zeetransport) en voor brandstof. Zijn deze stijgingen incidenteel of moet meer structureel rekening gehouden worden met hogere prijzen?
De prijs voor brandstof was in 2005 hoger dan voorzien in de raming. Ook waren de prijzen voor de inhuur van transport hoger dan voorzien. Omdat in 2005 de missie in Zuid-Irak (SFIR) werd beëindigd, heeft deze prijsstijging relatief grote invloed. Voor nieuwe operaties wordt in de raming gebruik gemaakt van de meest actuele tarieven.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het in 2005 door het kabinet aangekondigde (zie antwoorden mei 2005 op kamervragen 4 april 2005, aanhangsel van de Handelingen 2004–2005 nr. 1632) nieuwe onderzoek en complete rapport inzake de onvolledige (USD 100 miljoen, waarvan 3,6 miljoen betaald door Nederland) onderbouwing van de kosten van het AWACS-moderniseringsprogramma?
Heeft het opnieuw onderhandelen met Boeing over het door «onethisch handelen» van een hoge Amerikaanse defensiefunctionaris tot stand gekomen contract voor het NAVO AWACS-project tot een lagere prijs geleid en dus tot een besparing voor de NAVO of heeft Boeing de kans gegrepen de te hoge prijs alsnog te onderbouwen?
In de Raad van Bestuur van december jl. heeft de Nederlandse vertegenwoordiger navraag gedaan naar de stand van zaken. Het Amerikaanse bestuurslid heeft hierop een verklaring afgelegd. Naar nu blijkt bevond de ontwikkelingsfase van het programma (de USD100 miljoen heeft alleen betrekking op het ontwikkelingsdeel van het contract) zich in een zodanig stadium dat het belang van het programma het meest was gediend als de Amerikaanse Defense Contract Audit Agency na afloop van de ontwikkelingsfase een audit zou uitvoeren. De aanleiding voor deze audit was de onvolledige onderbouwing van de USD 100 miljoen die het gevolg was van het «onethisch handelen» van een hoge Amerikaanse defensiefunctionaris. De Raad van Bestuur ondersteunde het achteraf uitvoeren van een audit. Binnenkort wordt de ontwikkelingsfase afgesloten en ik zal u informeren als de audit is afgerond.
Wat is de aard van de onder Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) genoemde NBC-projecten en wat kan worden verstaan onder «het aanmaken van bestrijdingsmiddelen»?
De onder Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) genoemde NBC-projecten richten zich op de ontwikkeling en verwerving van uitrusting en middelen ten behoeve van de detectie van NBC-strijdmiddelen, de bescherming van personen en uitrusting tegen de uitwerkingen van NBC-strijdmiddelen en de ontsmetting of reiniging van personen en uitrusting die in contact zijn geweest met NBC-strijdmiddelen. Ook wordt gezocht naar het beperken of tenietdoen van de gevolgen en effecten van NBC-strijdmiddelen. Onder «het aanmaken van bestrijdingsmiddelen» wordt verstaan de verwerving en eventuele ontwikkeling van medicijnen (zoals vaccins en antistoffen) die de ongewenste effecten van NBC-strijdmiddelen tegengaan of ongedaan maken
Is het kabinet tevreden over de bereikte resultaten bij EVDB-projecten, nu het er op lijkt dat vertraging en uitstel eerder regel dan uitzondering zijn?
Een deel van de EVDB-projecten zal op tijd worden gerealiseerd. Daar waar vertragingen optreden, worden deze vooral veroorzaakt door noodzakelijke afstemming bij de internationale uitvoering van projecten of de noodzaak tot langduriger onderzoek. Naar verwachting zullen de projecten de capaciteiten opleveren die nodig worden geacht, zij het in enkele gevallen met vertraging.
Wat gaat het kabinet doen om de prestaties op het gebied van EVDB en de concrete resultaten van Europese Defensiesamenwerking te verbeteren?
Het EVDB ontwikkelt zich in positieve zin en leidt ondertussen ook tot concrete resultaten. Zo start binnenkort naast de militaire operatie op de Balkan, een volgende militaire operatie in de Democratische Republiek Congo (EUFOR RD Congo). Ook voert de EU op dit moment elf civiele/civiel-militaire operaties uit. Vanaf 1 januari 2007 zullen de EU Battlegroups volledig operationeel zijn. Ook zijn voorbereidingen in gang gezet om de Civilian Response Teams op die datum inzetgereed te hebben. Ten slotte zijn de civiele en civiel/militaire aspecten van het EVDB verder ontwikkeld. Zo is onder andere een concept over «Security Sector Reform» ontwikkeld dat overeenkomt met het kabinetsstandpunt over geïntegreerd veiligheidsbeleid. Het kabinet zal zich langs deze lijnen blijven inspannen. Over de concrete resultaten op het gebied van defensie(materieel)samenwerking verwijs ik naar het antwoord op vraag 49.
Kan het kabinet een volledig overzicht geven van de NAVO Veiligheids Investeringsprojecten (NVIP) die niet zijn gerealiseerd?
Wat was de reden van de vertraging in de projecten Cannerberg en Brunssum?
In 2005 was sprake van een onderrealisatie van 16 miljoen euro bij aan Nederland toegewezen NVIP projecten.
De redenen van deze onderrealisatie zijn:
1. Het niet autoriseren van een aantal NVIP projecten door het NATO Infrastructure Committee:
• Nieuwbouwfaciliteiten ten behoeve van Air Control Centre te Nieuw Milligen ten bedrage van ongeveer 9 miljoen euro. De afspraken over het verrekenen van NVIP projecten zijn onlangs herzien. Het NATO Infrastructure Committee beziet thans de mogelijkheden om de door Defensie voorgefinancierde kosten alsnog te verrekenen. Het gaat hier nadrukkelijk niet om de aanpassingen van Nieuw Milligen voor de DARS-eenheid, waarover u bent geïnformeerd in de brief van 15 mei 2006.
• 3 projecten ten behoeve van JFC Brunssum, waardoor in 2005 voor een bedrag van 5 miljoen euro minder is besteed. Het betreft hier projecten van hoofdkwartieren (waaronder dat van het JFC), die door de Navo opnieuw worden beoordeeld.
2. Bij het door de Navo geautoriseerde project Cannersberg is 2 miljoen euro minder uitgegeven als gevolg van gunstige aanbestedingsresultaten. De realisatie van het project Cannersberg verloopt overeenkomstig de planning.
Kan het kabinet een overzicht geven van de projecten dat in het kader van Nucleaire, Biologische en Chemische (NBC) oorlogvoering is gestart?
Naar aanleiding van de aanslagen in New York besloot de regering in 2001 in het rapport «Defensie en terrorisme» tot enkele organisatorische aanpassingen binnen de krijgsmacht. Deze hadden tot doel eigen eenheden beter te beschermen tegen aanslagen met NBC-middelen en de krijgsmacht beter in staat te stellen civiele instanties in binnen- en buitenland te ondersteunen in het geval van een ramp of een terroristische aanval met nucleaire, radiologische, biologische en chemische middelen. Zo is inmiddels een parate NBC-compagnie opgericht die over zowel detectie- als ontsmettingscapaciteit beschikt. Daarnaast is de schaarse kennis over NBC-strijdmiddelen binnen de krijgsmacht geconcentreerd in één krijgsmachtbreed NBC-kenniscentrum en zijn NBC-opleidingen bijeengebracht in één gezamenlijke NBC-school.
In het kader van de onlangs aan de Kamer gezonden brief over de intensivering van de civiel-militaire samenwerking start op korte termijn een aantal projecten. De in het kader van Nucleaire, Biologische en Chemische (NBC) verdediging gestarte projecten zijn te verdelen in organisatorische en materieelprojecten. Deze projecten richten zich op de aanwezigheid van noodzakelijke capaciteiten en maatregelen voor de civiel militaire samenwerking bij NBC-rampen, calamiteiten of pandemieën. Het gaat hier bijvoorbeeld om de oprichting van een gemeenschappelijke (interdepartementale) NBC-trainingsfaciliteit en een tweede NBC-eenheid. Deze eenheid zorgt voor de gegarandeerde beschikbaarheid van een NBC-responsteam en van ontsmettingscapaciteit. De materieelprojecten richten zich op de ontwikkeling en verwerving van uitrusting en middelen ten behoeve van de detectie van, de bescherming tegen, de ontsmetting van en het beperken en tenietdoen van de ongewenste effecten van NBC(strijd)middelen. In lopende projecten en in materieelprojecten die in voorbereiding zijn, wordt waar noodzakelijk de mogelijke inzet van de uitrusting en middelen in het kader van de civiel militaire samenwerking meegenomen.
Welke concrete resultaten zijn er met betrekking tot het Europees Defensieagentschap (EDA) te melden behalve de groei van het aantal personeelsleden, bijvoorbeeld aangaande daadwerkelijke capaciteitsversterking en afstemming en samenwerking op dat gebied?
Het EDA is begin 2005 begonnen met de uitvoering zijn taken en vanaf het najaar van 2005 zijn alle posities in de organisatie gevuld. Omdat het EDA pas in 2005 operationeel is geworden, waren over dat jaar geen grote resultaten te verwachten. Het EDA heeft zich in 2005 vooral gericht op vier speerpunten, namelijk Command, Control and Communications (C3), onbemande vliegtuigen, infanteriegevechtsvoertuigen en de Europese defensiemarkt. Het EDA ontwikkelt concrete projectvoorstellen op het gebied van onder andere C3, ISTAR en strategisch transport. In het kader van ISTAR werkt het EDA aan een gezamenlijk project voor de opleiding van inlichtingenspecialisten en een «pool» voor snelle inlichtingenvergaring ter voorbereiding van EVDB-operaties worden opgezet. Er zijn verder in 2005 studies gestart op het gebied van onbemande vliegtuigen en van de nieuwe generatie radio’s. Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk hebben in 2005 een samenwerkingsproject gelanceerd op het gebied van lichtgewicht radars.
Ook heeft het EDA voorstellen gedaan voor concrete projecten op het gebied van infanteriegevechtsvoertuigen, waarvan nu de mogelijkheden verder worden onderzocht. Ten slotte heeft het EDA in 2005 gewerkt aan het opstellen van een gedragscode voor defensieverwerving en een code voor toeleveranciers. Deze beide codes zijn door de EU-ministers van Defensie aangenomen en zullen met ingang van juli 2006 in werking treden.
In welke landen in Afrika, het Midden-Oosten en Azië wilt het kabinet militaire attachés plaatsen? Waarom daar?
Nieuwe posten voor militaire attachés zijn voorzien in Pakistan, China, Australië, Ethiopië en Afghanistan (uitgevoerd door in Kabul aanwezige Contingentscommandant). In Pakistan, Australie en Afghanistan worden attachés geplaatst in verband met de ondersteuning aan de ISAF-operatie in Uruzgan. De plaatsing van een attaché in China houdt verband met het strategisch belang van dit land in de wereld. De Afrikaanse Unie is gezeteld in Ethiopië, daarom wordt hier ook een attaché geplaatst.
Aangegeven wordt dat gelden ten behoeve van de arbeidsvoorwaarden doorgeschoven zijn naar 2006 omdat in 2005 geen CAO-overeenkomst tot stand is gekomen. Hoe is/worden deze gelden in 2006 aangewend, nu er ook in 2006 nog geen CAO-overeenkomst is?
Aangegeven wordt dat gelden ten behoeve van de arbeidsvoorwaarden in 2004 doorgeschoven zijn naar 2005 omdat in 2004 geen CAO-overeenkomst tot stand is gekomen. Hoe zijn deze gelden in 2005, respectievelijk 2006 aangewend, nu er ook in 2005 en 2006 tot dusver geen CAO-overeenkomst tot stand is gekomen?
Deze gelden zijn ondergebracht onder het artikel 80.01 Loonbijstelling. Na de totstandkoming van de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst 2004 en verder – naar verwachting in de loop van 2006 – zullen ze worden aangewend ter financiering van deze overeenkomst. Een alternatieve aanwending van arbeidsvoorwaardengelden is niet aan de orde.
Voorziet het kabinet opnieuw teruggang in het financieel- en materieelbeheer, nu aangegeven wordt dat «het jaar 2006 voor Defensie wederom een druk jaar zal worden»?
Deze opmerking geeft weer onder welke omstandigheden bij Defensie wordt gewerkt aan het op peil brengen en houden van beheer. Er wordt in 2006 juist géén teruggang in het beheer voorzien, maar een voortzetting van de aanpak die in 2005 tot verbetering heeft geleid en die de aanzet geeft tot een structurele aanpak voor de jaren daarna.
Hoe verhouden zich de onvolkomenheden bij het wapen- en munitiebeheer in 2005 tot de met algemene stemmen aangenomen motie Eijsink/Aasted Madsen, die oproept het wapen- en munitiebeheer met ingang van 1-1-2006 op orde te brengen?
In juni 2005 is aan de Kamer gemeld, mede naar aanleiding van bevindingen van de Algemene Rekenkamer, dat niet kan worden gegarandeerd dat incidenten of fouten nooit voorkomen. Wel is het streven erop gericht daar zo dicht mogelijk bij in de buurt te komen. In het jaar 2005 is veel aandacht besteed aan het op orde brengen van het wapen-en munitiebeheer, met als richtpunt het borgen en controleren van de kwaliteit. Ook tijdens crisisbeheersingsoperaties is dit het geval geweest. Het resultaat is dat het wapen- en munitiebeheer aanzienlijk is verbeterd en dat bij het wapenbeheer een aanvaardbaar minimum kwaliteitsniveau is bereikt. In 2006 worden de resterende knelpunten aangepakt.
Hoe zijn de grote tekorten/verschillen ontstaan binnen Paresto?
De belangrijkste oorzaken van het negatieve resultaat van Paresto zijn het te laat doorvoeren van een stijging van de verkoopprijzen als reactie op een stijging van de inkoopprijzen, onvoldoende beheersing van de voorraad op de locaties, een matige beheersing van de loonkosten en nagekomen kosten uit 2004 die in 2005 zijn betaald.
Waarom is voor Paresto geen accountantsverklaring afgegeven? Wat is de stand van zaken? op dit moment (mei 2006) met betrekking tot het afgeven van de accountantsverklaring?
Wat is de oorzaak van het achterblijven van de individuele verbetermaatregelen, zoals de minister heeft toegezegd in 2005 en 2006? Heeft het kabinet niet al te voortvarend gereorganiseerd in haar bezuinigingswoede, waardoor de complete administratie is weggesaneerd, terwijl de benodigde automatisering niet is gerealiseerd?
Hoe hoog zijn de kosten voor de verbetermaatregelen aan extra inzet van mensen en middelen bij Paresto voor 2006?
Kan het kabinet garanderen dat de Paresto-organisatie op basis van de nu uitgevoerde verbetermaatregelen de benodigde accountantsverklaring over 2006 gaat verkrijgen?
Wat is het advies van Ernst & Young geweest over de verbetermaatregelen ten behoeve van Paresto? Is Ernst&Young ook actief betrokken bij de verbetermaatregelen?
Paresto is opgericht op 1 april 2004 en heeft sinds 1 januari 2005 de status van agentschap. Bij de reorganisatie van de catering van Defensie is in zeer korte tijd een modern ondersteunend bedrijf tot stand gebracht dat goede diensten levert en heeft een doelmatigheidsvoordeel van 16,5 miljoen euro, waaronder de opbrengst van 400 functies.
Bij de inrichting van de organisatie van Paresto is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de ontwikkelingen in de cateringmarkt. Daarbij heeft Paresto, na ruggespraak met onder andere de Auditdienst Defensie (ADD) en in overeenstemming met de ontwikkelingen op de cateringmarkt, ervoor gekozen op de verkooppunten geen voorraadadministratie te voeren, maar op andere wijze te voorzien in een controle op de geld- en goederenbewegingen. Effectuering hiervan is echter op het gebied van administratieve discipline en automatisering onvoldoende snel tot stand gekomen om de accountant tot een positief oordeel te brengen. In nauw overleg met de ADD en Ernst & Young is daarop een ingrijpend verbeterplan voor Paresto opgesteld, dat onder andere voorziet in verscherping van de controles. Daarnaast dient Paresto in 2006 een integraal kassasysteem gerealiseerd te hebben. Na ingebruikname van het nieuwe kassasysteem zal het controleregiem opnieuw worden beoordeeld. Een tijdelijke projectorganisatie binnen Paresto verzorgt de werkzaamheden rond het verbeterplan. Hiervoor is ongeveer 1,8 miljoen euro benodigd.
Bij de jaarrekening 2005 van Paresto is door de ADD een verklaring van oordeelsonthouding gegeven. Behalve de hierboven genoemde opmerking over de geld- en goederenstroom wenste de ADD ook verduidelijking van de verantwoordelijkheden en procedures met betrekking tot de strategische voorraad gevechtsrantsoenen alsmede inzicht in de voorziening wachtgeldverplichting.
Wat betekent deze gang van zaken voor het Competitieve Dienstverlening (CDV-traject waar Paresto inzit? Zijn al duidelijke afspraken gemaakt over de normen waaraan Paresto zal moeten gaan voldoen in januari 2008, of is sprake van uitstel, danwel afstel op basis van deze cijfers?
Het voornemen om Paresto in 2008 te onderwerpen aan een CDV-toets is ongewijzigd.
Waarom is de medezeggenschapscommissie van Paresto tegen de door minister voorgestelde verbetermaatregelen?
Tot op heden zijn door de medezeggenschapscommissie van Paresto uitsluitend bezwaren van procedurele aard aan de orde gesteld.
Hoe luiden de betrouwbaarheidseisen die gesteld worden aan een leverancier van computer- en netwerkdiensten en waarom heeft DTO niet voldaan aan deze eisen? Wie wordt daarop aangesproken binnen DTO en waarom?
De veranderingen binnen Defensie in 2005 hebben ook hun weerslag gehad op de ICT-inrichting en op de Defensie Telematica Organisatie (DTO). Veel activiteiten op het gebied van ICT/IV en de bijbehorende verantwoordelijkheden waren van oudsher ondergebracht bij de afzonderlijke defensieonderdelen, die veelal elk een eigen werkwijze hadden ontwikkeld. Uit doelmatigheidsoverwegingen zijn deze decentrale activiteiten ondergebracht bij DTO. De verschillende werkwijzen dienden daarbij op elkaar te worden afgestemd en gestandaardiseerd. Om de betrouwbaarheid, de beschikbaarheid en de integriteit van de informatievoorziening te toetsen en te bewaken heeft Defensie beheerscriteria opgesteld die worden getoetst door onder andere de Audit Dienst Defensie (ADD). Het implementeren van de noodzakelijke beheersaspecten is in 2005 niet voltooid. Dit komt mede doordat in 2005 een intensief beroep is gedaan op de DTO voor de ICT-ondersteuning van de verschillende veranderingsprocessen binnen Defensie. Thans is een verbetertraject in gang gezet onder verantwoordelijkheid van de Algemeen Directeur DTO, die dit in nauwe samenwerking met de ADD uitvoert.
Kan nader inzicht gegeven worden in de toename en wijziging van de bewaking van militaire objecten?
De betreffende passage uit het jaarverslag heeft betrekking op het totaal aan activiteiten ter verbetering van alle aspecten van de beveiliging. De bewaking van militaire objecten is slechts één van deze aspecten. De maatregelen beogen vooral een kwaliteitsverbetering van de beveiliging, en zijn organisatorisch, procedureel of materieel c.q. technisch van aard. In de transitieperiode is mogelijkerwijs meer personeel nodig. De jaarlijkse evaluatie en actualisatie van het Kwaliteitsplan Beveiliging zal voor de eerste maal worden uitgevoerd in het derde kwartaal 2006. Op basis daarvan zal de Kamer nader worden geïnformeerd over de voortgang van de beoogde kwaliteitsverbetering in de beveiliging.
Wat is er in 2005 door Defensie precies ondernomen met betrekking tot de voorgenomen nieuwbouw van een kantoor voor de Koninklijke Marechaussee (KMar) in Amsterdam, dat volgens Defensie zeer dringend nodig was en uiterlijk 30 november 2004 gereed diende te zijn? (zie antwoorden op Kamervragen 28 januari 2003, aanhangsel van de Handelingen 2002–2003, nr. 675)
Het nieuwe districtkantoor voor de Koninklijk Marechaussee op de Marinekazerne te Amsterdam zou eind 2004 worden opgeleverd. Het project heeft om verschillende redenen vertraging opgelopen. Het project heeft enige tijd stil gelegen ten gevolge van onduidelijkheid over het voortbestaan van de Marinekazerne. Een andere reden is dat reorganisaties binnen de Koninklijke Marechaussee vereisten dat programma’s werden aangepast. Ook nam het aanpassen van het bestaande bestemmingsplan meer tijd in beslag dan was verwacht en hebben enkele omwonenden een bezwarenprocedure ingediend. Inmiddels is de bouwvergunning verleend.
In 2005 heeft de Dienst Vastgoed Defensie de projectontwikkeling uitgevoerd, alsmede het zogenaamd besteksgereed maken van het project nieuwbouw kantoorgebouw Koninklijke Marechaussee(tegenwoordig MEA: Marine Etablissement Amsterdam). Thans verkeert het project in de fase van gunnen en aanbesteden. De bouw is voorzien in het najaar van 2006.
Zijn alle betrokken KMar-gebouwen die zouden worden afgestoten in Amsterdam in verband met de nieuwbouw op het Marine-etablissement ook afgestoten en waar zijn de mensen die daar werkten gebleven, aangezien er nog geen zicht is op spoedige voltooiing van de voorgenomen nieuwbouw?
De Kmarlocatie, Kolonel Sixkazerne, is aan het einde van 2004 door Defensie verlaten. Het Robert Koch-brigadegebouw is nog steeds in gebruik.
In 2005 heeft een herindeling van de districten plaatsgehad wat ook gevolgen heeft voor de belegging van de locatie Amsterdam. Zo is de voorziene staf van het district Noord-Holland/Utrecht inmiddels opgenomen in het district Landelijke-Buitenlandse eenheden (DLBE). De huisvesting van de districtsstaf was voorzien in de MKAD (tegenwoordig MEA: Marine Etablissement Amsterdam). Na het verlaten van de Kolonel Sixkazerne is deze eenheid tijdelijk gehuisvest geweest in het Coengebouw in Amsterdam. Inmiddels heeft deze eenheid het Coengebouw verlaten en is deze met het oog op de taakstelling, ondergebracht in Nieuw Milligen.
Het Marine Etablissement Amsterdam zal worden betrokken door de districtsstaf West. De districtsstaf West is nu tijdelijk gehuisvest in het Defensie object aan de Morsweg in Leiden. Dit object zal na verhuizing van de districtstaf naar Amsterdam, worden afgestoten.
Kunnen nieuwe kostenstijgingen bij het project Stingerplatform voor wat betreft de Fennek-platforms worden uitgesloten nu het contract is getekend?
Ja.
Behoren nieuwe kostenstijgingen of nieuwe neerwaartse bijstellingen van de (kwalitatieve) behoefte voor wat betreft de nog niet getekende contracten Stingerplatform tot de mogelijkheden, of kunnen die risico’s nu als minimaal worden beschouwd?
Neerwaartse bijstellingen worden niet meer verwacht en de risico’s van kostenstijgingen kunnen als minimaal worden beschouwd.
Is in 2005 door Defensie in relatie met het Pantserwielvoertuig (PWV)-projet ook gewerkt aan de marktverkenning met het oog op alternatieven voor de Boxer?
Ja. In september 2005 is de marktverkenning naar alternatieven voor de Boxer voltooid. Hierover is de Kamer geïnformeerd in de 8e halfjaarrapportage over het project PWV (kamerstuk 26 396, nr. 48).
Wordt bij de verwerving van langedrachtmunitie voor de Pantserhouwitser 2000 door de vertraging en langere duur van de beproevingen een kostenstijging verwacht ten opzichte van het bedrag 37,8 miljoen, hoewel in 2005 minder is betaald?
Nee, het totaal bedrag in het contract blijft ongewijzigd.
Acht het kabinet het verstandig dat het Amerikaanse Department of Defense de aanbevelingen van het GAO, de Amerikaanse tegenhanger van de Algemene Rekenkamer, ten aanzien van de voortgang van het JSF-project in de wind slaat?
Uit de reactie van het Amerikaanse Department of Defense (DoD) op het GAO-rapport blijkt dat de aanbevelingen geenszins in de wind worden geslagen. De conclusies van het GAO-onderzoek en de geconstateerde risico’s worden onderschreven door DoD. Beide partijen verschillen van mening over de mate waarin deze risico’s worden beheerst. Naar mening van het Amerikaanse ministerie van Defensie is een rigoureuze aanpassing van het programma, zoals voorgesteld door de GAO, niet aan de orde. Op basis van de beschikbare informatie en de eigen waarneming wordt deze mening dezerzijds onderschreven (zie ook de op 12 mei 2006 aangeboden jaarrapportage «Vervanging F-16»).
Is het naar de mening van het kabinet met het oog op het toekomstige draagvlak voor het JSF-project niet verstandiger de kritiek en twijfels van GAO en het House of Representatives serieuzer te nemen, waar de onenigheid over het JSF-project tussen parlement en GAO enerzijds en regering en JSF program office anderzijds nu meer begint te lijken op een prestigeslag?
De regering neemt de kritiek op het JSF-programma zeer serieus. Dat blijkt onder meer uit het feit dat daarover steeds op een open en transparante wijze wordt gecommuniceerd met toezichthouders, zodat de discussie over de beoordeling van die kritiek in alle openheid kan worden gevoerd. Tijdens het Algemeen Overleg van 30 maart 2005, en het plenaire debat van 26 april 2005 naar aanleiding van dit AO, is uitgebreid gesproken over de beoordeling van de kritiek van het GAO. In de jaarrapportage van 12 mei 2006 wordt opnieuw uitgebreid ingegaan op de nieuwe GAO-rapporten. In een belangrijk dossier als de vervanging van de F-16 kan wat betreft de regering geen sprake zijn van een «prestigeslag». De discussies met het GAO passen juist goed in een systeem van «checks and balances».
Samenstelling: Leden: De Vries (PvdA), Bakker (D66), Koenders (PvdA), van Beek (VVD), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), voorzitter, Balemans (VVD), van Baalen (VVD), Snijder-Hazelhoff (VVD), van Winsen (CDA), van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Herben (LPF), ondervoorzitter, Duyvendak (GL), Kortenhorst (CDA), Huizinga-Heringa (CU), van Velzen (SP), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Straub (PvdA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Brinkel (CDA) en Szabó (VVD).
Plv. leden: Van Dam (PvdA), Van der Laan (D66), Waalkens (PvdA), Lenards (VVD), Halsema (GL), Fierens (PvdA), Vacature (SP), Meijer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Oplaat (VVD), De Haan (CDA), Kraneveldt (LPF), Smilde (CDA), Hermans (LPF), Vendrik (GL), Knops (CDA), Van der Staaij (SGP), De Wit (SP), De Vries (CDA), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Vacature (algemeen), Tichelaar (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Jonker (CDA) en Veenendaal (VVD).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30550-X-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.