30550 VI
Jaarverslag en slotwet ministerie van Justitie 2005

nr. 101
VERSLAG VAN EEN WETGEVINGSOVERLEG

Vastgesteld 23 juni 2006

De vaste commissie voor Justitie2 heeft op 14 juni 2006 overleg gevoerd met minister Donner van Justitie en minister Verdonk voor Vreemde­lingenzaken en Integratie over de financiële verantwoording over het jaar 2005.

Van het overleg brengt de commissie bijgaand stenografisch verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Beuker

Stenografisch verslag van een wetgevingsoverleg van de vaste commissie voor Justitie

Woensdag 14 juni 2006

10.00 uur

De voorzitter: Klaas de Vries

Aanwezig zijn 3 leden der Kamer, te weten:

Van Haersma Buma, Weekers en Klaas de Vries,

en de heer Donner, minister van Justitie, en mevrouw Verdonk, minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie.

Aan de orde is de behandeling van:

jaarverslag ministerie van Justitie 2005 (30550-VI, nr. 1);

rapport van de Algemene Rekenkamer bij het Jaarverslag 2005 van het ministerie van Justitie (30550-VI, nr. 2);

wijziging van de begrotingsstaat van het ministerie van Justitie (VI) voor het jaar 2005 (slotwet) (30550-VI, nr. 3);

antwoorden op vragen over bovengenoemde stukken.

De voorzitter:

Mijn voorzitterschap komt ook voor mij enigszins onverwacht. Desondanks vind ik het een grote eer. Het betekent wel dat er aan de kant van de commissie wat weinig leden lijken te zitten, maar ik zal straks ook het woord voeren namens de fractie van de PvdA.

De heerVan Haersma Buma(CDA)

Voorzitter. Wij zullen ons best doen om dan wel niet de kwantiteit, maar wel de kwaliteit hoog te laten zijn.

Ik wil een aantal opmerkingen maken naar aanleiding van het jaarverslag over 2005. Dat is een jaar waarin een aantal belangrijke indicatoren, bijvoorbeeld op het punt van de veiligheid, de goede kant op zijn gegaan. Er is sprake van een verdere daling van de vermogenscrimina­liteit en zelfs van de geweldscriminaliteit. Daaruit blijkt dat het veiligheidsprogramma zijn vruchten afwerpt. De CDA-fractie realiseert zich dat dat niet iets vanzelfsprekends is en zelfs niet iets is dat wij eenvoudig bij politiek decreet hebben kunnen uitspreken. Daar was een grote inspanning van zeer velen mee gemoeid. Het afgelopen jaar was bovendien een jaar waarin de begroting niet ruim was. Er is op dat terrein dus wel veel bereikt.

Gelukkig laat de Voorjaarsnota nu zien dat die ruimte iets minder knellend wordt, waardoor er bijvoorbeeld voor de rechterlijke macht meer geld beschikbaar komt. Maar, nogmaals, het afgelopen jaar moest met knellende budgetten veel worden bereikt. Dat is ook gelukt.

Wat mijn fractie betreft was 2005 ook een jaar, waarin veel van de belangrijke structuurwijzigingen die nodig waren, tot uitvoering zijn gekomen. Ik wil er een paar noemen die ik uit het jaarverslag haalde. Heel belangrijk is bijvoorbeeld de versobering in het gevangeniswezen. Veel Nederlanders denken nog steeds dat de Nederlandse gevangenissen hotels zijn, maar als ik zie dat de gemiddelde prijs van een cel gedaald is van € 189 naar € 179, dan lijkt dat maar € 10, maar toch is dat een grote omslag, aangezien het gevangeniswezen de laatste decennia steeds duurder werd. Ik denk ook aan de verleden jaar verder doorgezette stroomlijning van het strafprocesrecht, de omzetting van de Bureaus voor rechtshulp in juridische loketten, de start van de ISD-maatregelen en het toekomstbestendig maken van het notariaat en de advocatuur. Als ik kijk naar het jaarverslag en naar de begroting van Justitie, zie ik dus een belangrijke uitvoering van het hervormingsbeleid, onder een niet altijd even eenvoudig gesternte.

De Rekenkamer geeft het jaarverslag over het geheel genomen een dikke voldoende. Dat geldt zowel voor het deel Justitie, als voor het deel Vreemdelingenbeleid. Dat was in het verleden vaak nog minder. Het feit dat het veel beter aan het worden is, is een groot compliment waard, ook weer kijkend naar het moeilijke jaar dat 2005 toch in veel opzichten was. Toch zegt de Rekenkamer weer dat het cijfer waarin is aangegeven het aantal malen waarin de operationele doelstelling, waarbij concreet is aangegeven of is bereikt wat was beoogd – ik vind dat altijd een moeilijke zin – wel is gestegen, maar nog steeds slechts 33% is. Dat is voor een operatie waarin wij het kabinet goed willen kunnen afrekenen, te laag. Hoe willen de ministers daarmee de goede kant op gaan? Overigens zag ik in een aantal andere jaarverslagen dat zelfs die 33% niet werd gehaald.

Een ander cijfer waar ik beide bewindslieden naar zou willen vragen, is het aantal externen dat in het justitieapparaat werkzaam was. Ik kan dat cijfer niet halen uit het jaarverslag. Er is sprake van een enorme versobering in het aantal medewerkers in het justitieapparaat. Daarmee loop je echter het risico dat de mensen via de achterdeur in de vorm van externen weer binnenkomen. Ik wil graag weten of het aantal en het bedrag dat daarmee is gemoeid, bekend is en hoe dat zich verhoudt met het jaar daarvoor.

Een ander punt waarover ik een opmerking wil maken, betreft de vermindering van de administratieve lasten. Het taxonomieproject – ik blijf dat een bijzonder mooi woord vinden en ik vraag mij af hoeveel mensen bij poppetje aan de galg dat woord hebben geprobeerd – is heel succesvol en daar gaan wij ook mee door. Toch vind ik in zijn geheel genomen de administratieve lastenverlichting een aandachtspunt, ook voor Justitie. Ik ben zelf ook jurist en een jurist maakt regels en schrapt ze niet graag. Toch moet tussen de oren van alle medewerkers bij Justitie zitten dat het schrappen van wetten soms net zo belangrijk is. Ik kom dan toch terug op iets dat ik al eerder heb genoemd, namelijk de vernieuwing van de privacywetgeving, de Wet bescherming persoonsgegevens. Er zou een eerste wijziging naar de Kamer komen, maar die is nooit gekomen. Dat baart mij toch wel enige zorgen, want ik hoor nog steeds veel gesteun uit diverse sectoren over die wet. Ik wil in ieder geval het komende parlementaire jaar die wet kunnen doornemen.

2005 was ook het jaar waarin de ISD-maatregel voor het eerst functioneerde. Dat is goed, maar ik heb uit de sectoren gehoord dat er veel opstartproblemen waren. Het werd vaak niet opgelegd waar wij dat hoopten. Ik wil graag weten of die opstartproblemen kunnen worden verholpen.

Er zijn indrukwekkende cijfers over de 100%-controle op Schiphol. Dat heeft veel resultaat opgeleverd. In het jaarverslag wordt aangegeven dat Curaçao en Bonaire inmiddels controle bij uitgaande vluchten hebben. Ik zou graag willen weten of dat ook een 100%-controle is – dat zal wel niet – en of het een goede controle is. Ik mis in dat rijtje toch Paramaribo, Aruba en Sint-Maarten. Komt daar ook een dergelijke controle?

Teleurstellend vind ik andermaal de opbrengst van "Pluk ze". Die is wel 2,5 mln. hoger dan begroot, maar als je 9 mln. begroot moet het ook wel lukken om dat bedrag hoger te laten zijn. Ik roep de minister op daar voortvarend mee verder te gaan.

Ik kom bij het onderdeel Vreemdelingenzaken. Ik heb al gezegd dat ook in die sector in zijn algemeenheid de cijfers zeer bemoedigend zijn. Als ik zie hoe wij eind jaar negentig, begin 2000 kampten met een enorme instroom van mensen die asiel kwamen aanvragen, waar een groot deel van werd afgewezen, maar waardoor de opvang overvol raakte, dan is er een omslag bereikt. Dat is grote winst. Tegelijkertijd zie ik dat als het bijvoorbeeld gaat om de doorstroming van statushouders naar gemeenten, er sprake is van een enorm knelpunt, waar vervolgens, ik meen, 33 mln. bij moet worden gelegd door het Rijk. Ik vraag aan de minister hoe zij opschiet met de gesprekken en of de gemeenten zich realiseren wat hun verantwoordelijkheid is. In wezen neemt het Rijk namelijk kosten van de gemeenten voor zijn rekening, terwijl het ook voor de mensen zelf en voor de capaciteit buitengewoon ongelukkig is. Ik vind dat een belangrijk aandachtspunt.

Ik heb nog een vraag aan de minister voor V en I over de terugkeer van vreemdelingen. Wij zien ook daar goede cijfers als het gaat om de uitstroom, niet zijnde naar de gemeenten. Van hoeveel mensen weten wij echter zeker dat zij het land ook hebben verlaten? Veel van de uitstroom valt toch nog steeds onder het kopje "ze zijn de opvang uit". Is er enige indicatie te geven van hoe dat zich ontwikkelt? Ik wil een nog moeilijker vraag stellen. Voortdurend wordt er gevraagd hoeveel illegalen er in Nederland zijn. Daarover doen verschillende verhalen de ronde. Is er een indicatie van hoe dat in 2005 was en of daar een ontwikkeling in is te zien? Er wordt steeds duidelijker opgetreden richting illegalen.

Kan de minister een indicatie geven van het aantal AMV's dat, nadat zij meerderjarig zijn geworden, om die reden uit de opvang is gestroomd?

In het jaarverslag wordt niet veel gezegd over Europa. Toch zijn er een aantal ontwikkelingen vanuit Europa gekomen die van grote invloed kunnen zijn. Ik denk hierbij aan de toch wel controversiële uitspraak van het Hof over de bevoegdheid van Europa inzake het strafrecht. Ik wil graag een indicatie ontvangen van wat er precies van Nederlandse zijde gebeurt naar aanleiding van het Haagse programma, zoals dat in 2004 onder het Nederlandse voorzitterschap tot stand is gekomen. De minister zal daarvan misschien zeggen dat zij dat beperkt doet in het jaarverslag, maar wellicht is het toch een signaal voor een volgend jaarverslag om iets concreter te zijn over de behaalde doelen in Europees verband.

Mijn slotopmerking betreft iets waar ik mijn betoog over het jaarverslag mee begon en dat is dat 2005 ook een jaar was, waarin een aantal drama's aan het licht kwamen. Ik denk aan de vreselijke brand op Schiphol, aan alles rond de Schiedammer parkmoord, aan de ophef rond de moord van Wilhelm S., de vrij rondlopende tbs'er, op een bejaarde man en aan de diamantroof op Schiphol. Dat waren soms incidenten en soms zelfs een ramp, maar die droegen wel bij aan het feit dat op het hele justitieterrein onder grote hoogspanning moest worden gewerkt. Ik hoop dat 2006 zal laten zien dat al die dingen die in 2005 als incident of als ramp gebeurden, in 2006 inderdaad leiden tot, waar nodig, een verbetering van de organisatie om herhaling zo veel mogelijk te voorkomen.

De heerWeekers(VVD)

Voorzitter. Evenals de voorgaande spreker, collega Van Haersma Buma, zie ik ook dat het veiligheidsbeleid zijn vruchten lijkt af te werpen. Op een aantal vlakken houdt de Kamer ook behoorlijk de vinger aan de pols. Wij krijgen periodiek gerapporteerd over de uitvoering van het veiligheidsprogramma. Wij spreken daar ook indringend over met elkaar. Datzelfde geldt voor het antiterrorismebeleid. Verleden jaar is er een nationale coördinator terrorismebestrijding gekomen. Dat is een heel belangrijke stap. Wij krijgen over het hele brede terrorismedossier ook periodiek gerapporteerd en spreken daar ook indringend over. Ik heb op dit onderdeel slechts één vraag. De doorzettingsmacht van de minister van Justitie zou bij mijn weten al lang geregeld moeten zijn. Ik heb daar echter niets van voorbij zien komen. Kan de minister aangeven wat daar de stand van zaken is?

Collega Van Haersma Buma heeft zojuist ook gewezen op de ernstige incidenten die zich het afgelopen jaar hebben voorgedaan. De minister verwijst daar ook naar in zijn inleiding bij het beleidsverslag. Het is belangrijk dat wij het niet bij het bespreken van die incidenten hebben gelaten, maar dat wij er lering uit hebben getrokken en dat er vervolgens een programma op is gezet. Ik verwijs naar het programma Versterking opsporing en vervolging. Wij zullen de uitwerking daarvan op de voet volgen. De afgelopen jaren hebben wij ook incidenten gezien in het tbs-beleid. Daarover zullen wij vanmiddag verder spreken met de parlementaire onderzoekscommissie tbs en volgende week met de minister om structurele maatregelen te bespreken. Ik zal het daar nu dan ook niet over hebben.

Ik sluit mij aan bij eerdere opmerkingen dat de cijfers op het terrein van de minister voor Vreemdelingenzaken bemoedigend zijn. Ik nodig de minister wel uit aan te geven welke concrete knelpunten zij ziet en wat zij als uitdaging ziet. Er wordt onder meer verwezen naar het onderzoek dat de Rekenkamer heeft gehouden naar de toekomst van de IND. Hoe staat het daarmee?

Ik sluit mij ook aan bij de vragen die zijn gesteld over Europa. Wil de minister echter ook ingaan op de ambities die de voorzitter van de Commissie, Barrosso, onlangs heeft uitgesproken, namelijk dat er op het terrein van strafrecht veel meer sprake zou moeten zijn van meerderheidsbesluitvorming. Dat druist namelijk in tegen de wens van de overgrote meerderheid in deze Kamer. Dat neemt niet weg dat grensoverschrijdende criminaliteit natuurlijk ook grensoverschrijdend moet worden aangepakt. Daar kan geen misverstand over bestaan. De vraag is echter of wij bepaalde bevoegdheden moeten overdragen aan Europa en er vervolgens niets meer over te vertellen hebben. Dat is een weg die wij niet zouden willen bewandelen. Wij zouden de weg willen bewandelen van krachtig samenwerken en met name de knelpun­ten in de uitvoering willen oplossen. Daar liggen volgens mij de grootste knelpunten en die los je niet op via meerderheidsbesluitvorming. Het zijn namelijk uiteindelijk de nationale diensten die het werk zullen moeten doen.

Kijkend naar het jaarverslag en de kwaliteit daarvan, zie ik dat in slechts 33% van de operationele doelstellingen concreet wordt aangegeven dat is bereikt wat werd beoogd. Onderneemt de minister stappen om dat percentage omhoog te krijgen?

De Rekenkamer heeft nog kritiek op bijvoorbeeld de staat van beleidsinformatie als het gaat om het veiligheidsprogramma en zegt dat bij het overgrote deel van de 154 maatregelen geen onderbouwing wordt gegeven voor de veronderstelling dat het inzetten van deze maatregelen bijdraagt aan het verwezenlijken van het gewenste maatschappelijke effect. Ik begrijp wel dat het lastig is om voor elke maatregel afzonderlijk aan te geven wat dat bijdraagt aan de doelstelling. Het gaat namelijk vaak om de samenhang van de maatregelen. Toch ben ik benieuwd naar een evaluatie, waaruit duidelijk wordt welke maatregelen het meeste hebben bijgedragen en of het pakket van maatregelen dat wordt gevoerd ook het meest effectief is of dat de belastingeuro's via een alternatieve aanwending wellicht nog effectiever kunnen worden ingezet.

De opgelopen achterstanden met betrekking tot de rechtsorde en de rechtsbijstand is conform de afspraak afgenomen. Ik zie wel dat de doorlooptijden weer omhoog gaan. Wijst dat niet op een nieuw stuwmeer? Ik vraag dat mede vanwege de zorgen die met name de Raad voor de rechtspraak afgelopen najaar heeft uitgesproken, dat de capaciteitsplanning voor het lopende jaar nog wel eens aan de magere kant zou kunnen zijn. De Kamer heeft ook moties op dat punt ingediend. Ik wil de minister in het kader van dit jaarverslag vragen wat de ontwikkeling tot nu toe is en wat de verwachting is hoe het in de rest van het jaar zal gaan lopen.

In de antwoorden op vragen van de diverse fracties heb ik gelezen dat er nog een probleem bestaat dat de politiekorpsen het verwachte volume van rechtszaken niet hebben aangeleverd. Een vergelijkbaar signaal is een paar maanden geleden afgegeven door de hoofdofficier van Amsterdam, de heer De Wit, die heeft gezegd: politie, reik ons meer aan, want wij kunnen veel meer doen dan u ons nu aanreikt. Er wordt in de antwoorden wel verwezen naar de aangiftebereidheid, maar de vraag is of daar het knelpunt wel zit. Als ik gesprekken voer met politiekorpsen hoor ik vaak dat men veel meer zou kunnen aanleveren en dat er veel zaken op de plank liggen, maar dat men er simpelweg niet aan toekomt vanwege capaciteitsproblemen. Deelt de minister die analyse? Wat wordt daaraan gedaan?

De ISD-maatregel, de veelplegersaanpak, is ook een speerpunt van beleid. Ik vind het teleurstellend dat van de 474 plaatsen die in de loop van 2005 beschikbaar zijn gekomen, er op het einde van het jaar slechts 301 van waren bezet. Ik begrijp dat niet. Waar ligt dat overschot aan onbenutte plaatsen aan? Afgaande op de signalen die ik krijg van de politie, maar ook van burgemeesters, is dat wij toch te maken hebben met een veelvoud aan stelselmatige daders en dat men graag veel meer mensen hierin zou willen plaatsen, maar dat het probleem is dat de beschikbare plaatsen niet worden gevuld. Wij zijn het eens met elkaar dat er meer plaatsen gevuld moeten worden. De plaatsen en de middelen zijn beschikbaar. Waarom gebeurt het dan niet?

Overigens moet mij ook van het hart dat wij al een hele tijd als Kamercommissie een werkbezoek proberen af te leggen naar dit soort plekken, maar dat dat tot dusverre nog niet gelukt is wegens gebrek aan medewerking. Collega Van Haersma Buma kan daar ook het nodige over zeggen. Ziet de minister nog mogelijkheden om dat te bespoedigen of te bewerkstelligen?

Ik heb nog een vraag over de taakstraffen. Het aantal taakstraffen voor meerderjarigen is toegenomen. Wat is echter het percentage met een succesvolle afronding? In hoeveel gevallen wordt er bij niet succesvolle zaken justitieel gevolg gegeven aan het niet nakomen of niet uitvoeren van de taakstraf? In de schriftelijke antwoorden op vragen staat – ik hoor het ook uit de praktijk van werkmeesters die de taakgestraften begeleiden – dat heel veel mensen nog herkansingen krijgen. Ik meen dat dat een verkeerd signaal is. Een taakstraf zie ik toch als een wat lichtere, alternatieve afdoening, maar wel een zinvolle alternatieve afdoening die ook bijdraagt aan resocialisatie en die ook wat terugdoet voor de maatschappij. Ik vind dat daarom zeer zinvol. Ik ben laatst een dag mee geweest met zo'n ploeg. Dat was interessant. Je ziet echter dat wanneer mensen niet komen opdagen bij zo'n taakstraf of er de kantjes vanaf lopen en de reclassering ze als het ware terugbrengt bij het Openbaar Ministerie, ze een herkansing krijgen. De mensen die in de praktijk met de taakgestraften moeten omgaan, de werkmeesters, vinden dat met zo'n herkansing deloyaal gedrag wordt beloond. Eigenlijk zou moeten worden gezegd: je krijgt deze kans, die kun je met beide handen aangrijpen en anders heb je pech gehad en ga je achter de deur. Deelt de minister die opvatting? Wat gaat hij eraan doen dat de praktijk zich in die richting gaat ontwikkelen? Hoe groot is het deel dat een taakstraf mag herkansen? Wat is de reden waarom dat mag? Als is gebleken dat de straf niet is aangeslagen, moet toch gelden: wie niet horen wil, moet maar voelen.

Ik zou nog veel meer vragen kunnen stellen, maar veel dossiers komen regelmatig terug. Daarom wil ik mij vandaag hiertoe beperken.

De voorzitter:

Ik zal nu namens de fractie van de PvdA) mijn bijdrage leveren en wil ik eerst een aantal opmerkingen aan het adres van de minister van Justitie maken. Ik sluit mij graag aan bij de vragen van de heren Van Haersma Buma en Weekers over de operationele doelstellingen en bij de vraag hoe het kan dat een overgroot deel van de maatregelen uit het veiligheidsprogramma niet kan worden onderbouwd. Dat lijkt mij inderdaad een punt dat ernstig verbetering behoeft.

Met betrekking tot de Wet op de kansspelen wil ik de minister vragen of het, ondanks de vertraging die optreedt bij het tot stand komen van de Wet op de kansspelen, nog steeds mogelijk is om die wet in deze parlementaire periode af te handelen. Ik begin mij daar zorgen over te maken. Het ziet er nu naar uit dat de volgende fase pas voorzien is na 1 december 2006. Dat zou dan zijn de aanbieding aan de Raad van State. Dat betekent dat deze Kamer er niet meer aan te pas komt. Dat staat enigszins haaks op wat de minister ons eerder heeft verteld. De minister heeft met mijn volledige steun geopereerd op het gebied van de kansspelen. Hij is een maatregel overeengekomen met de sector die zorgt voor de promotionele kansspelletjes. Ik kijk niet zo vaak televisie, maar zo tussen de voetbalwedstrijden door heb ik het gevoel dat het aantal kansspelen op televisie niet vermindert, maar vermeerdert. Ik weet dat de minister daar dagelijks mee bezig is, maar zullen wij ook nog eens iets merken van zijn optreden op dat punt? Dit heeft niet zozeer betrekking op het vorige jaar, maar het zou een beetje flauw zijn om volgend jaar bij dezelfde gelegenheid tegen de minister te zeggen: ik wist het wel, maar ik heb het u niet voorgelegd.

Het aantal strafzaken dat de rechtbanken behandelen, is stevig gedaald. De minister geeft als verklaring daarvoor dat de voorlopige hechtenis nu voor 90 in plaats van voor 30 dagen kan worden bevolen. Ik begrijp dat niet goed. Een beslissing over voorlopige hechtenis is in de statistiek toch iets anders dan het aantal strafzaken dat een rechtbank heeft afgehandeld. Is het nu zo dat hierdoor de looptijd van strafzaken langer gaat worden, zodat wij nu wat ruimte krijgen, maar straks weer tegen een achterstand aanlopen? De minister moet dat mechanisme nog maar eens uiteenzetten. Het lijkt mij in ieder geval onjuist om een statistiek te produceren over de productie van strafzaken, waarin beslissingen over voorlopige hechtenissen zo'n belangrijke rol spelen.

De doorlooptijden bij strafzaken zijn nauwelijks gedaald. De minister zegt dat de cijfers niet zonder meer vergelijk­baar zijn met voorgaande jaren. Ik wil wel eens uitgelegd hebben waarom dat zo is en waarom hij die cijfers dan toch zo opneemt. De minister verwijst ook naar andere cijfers,namelijk naar het jaarverslag van de Raad voor de rechtspraak. Daaruit blijkt dat de doorlooptijden van de meervoudig behandelde strafzaken wel degelijk zijn toegenomen, terwijl de doorlooptijden van de enkelvoudige zaken zijn gedaald. De minister zegt in zijn antwoord op vraag 19 dat een eenduidige verklaring voor deze ontwikkeling in de doorlooptijden niet valt te geven. Ik zou toch wel willen weten hoe dat komt. Hij merkt ook op dat de lagere instroom van strafzaken ongetwijfeld in positieve zin zal hebben bijgedragen. Als ik dat probeer te vertalen, zegt hij dus: er zijn wat minder strafzaken, dus ze duren wat langer. Dat lijkt op de wet van Parkinson: work expands to fill the time available. Bedoelt de minister dat? Is er aanleiding om hier met wat meer aandacht naar te kijken?

Ik heb verder een vraag over de rol die de minister zichzelf in het kabinet als minister van Justitie geeft. Ik herinner mij uit het verleden dat toen tijdens het kabinet-Balkenende I een minister opmerkingen maakte over de doodstraf de minister daar in de Kamer een heel principieel betoog over hield als minister van Justitie en uiteenzette dat dat niet de opvatting van de Nederlandse regering kon zijn. Wij hebben ook een geval gehad, waarbij een Marokkaan bedreigd werd met uitzetting, hoewel hij ook de Nederlandse nationaliteit had. Daar is toen door de minister-president met, naar ik vernomen heb, veel hulp van de minister van Justitie, een zeer principieel betoog over gehouden. Nu worstelt de Kamer op het ogenblik met een Wet inburgering. Men heeft gisteren besloten om dat wetsvoorstel weer naar de Raad van State te sturen voor een spoedadvies, omdat men bevreesd is voor discriminatie tussen Nederlanders. Ik wil hem vragen of de minister van Justitie bij dit soort vraagstukken in het kabinet ook van zijn eigen zienswijze blijk geeft en of hij daar ook stelling betrekt. Of zegt hij: ik heb daar misschien wel twijfels over, maar wij zien wel waar het schip strandt, namelijk bij de rechter? Dit is een tamelijk principiële vraag die niet helemaal over deze zaak hoeft te gaan, want misschien is de minister het helemaal eens met het inzicht van de minister voor Vreemdelingenzaken dat deze wet niet discriminatoir is. Ik wil graag weten wat zijn rol daarin is. Acht hij het denkbaar dat een wetsvoorstel door het kabinet naar de Kamer gestuurd wordt, dat discriminatoire bepalingen bevat?

Ik kom nu bij de minister voor Vreemdelingenzaken. Naar aanleiding van een motie van mijn hand (stuknr. 30240, nr. 8) is de regering met een brief gekomen met de stand van zaken rondom de achterstanden bij de IND. Bij de behandeling van de nieuwe instroom van aanvragen, is bij de verblijfsaanvragen van niet-asielzoekers geen sprake van achterstand, maar de doorlooptijd voor de afhandeling van bezwaarschriften ligt veelal boven de wettelijke termijn. Er is verder sprake van een enorme oude voorraad. Er zijn 1000 aanvragen om een MVV, 15.000 aanvragen om een vergunning tot verblijf regulier en 12.000 bezwaarschriften MVV en vergunning tot voorlopig verblijf regulier. Dat zijn kolossale aantallen. De minister heeft gezegd dat zij denkt eind 2006 de aanvra­gen wel te zullen hebben weggewerkt en dat de oude voorraad bezwaarschriften eind 2007 zal zijn weggewerkt. Ik kan mij niet voorstellen dat een overheidsdienst op deze manier kan werken. Hier zullen niet alleen alle hens aan dek moeten komen, maar hier zullen ook méér handjes aan dek moeten komen. Wij kunnen toch niet mensen uit de oude voorraad laten inhalen door mensen uit de nieuwe voorraad, die dan meteen afgehandeld worden, en dan zeggen: uw geval wordt pas tegen eind 2007 weggewerkt? Dat zou bij geen enkele andere dienst van de overheid geaccepteerd worden. Ik wil daar graag een verklaring van de minister over.

Uit de laatste rapportage Vreemdelingenketen valt op te maken dat er nog een grote voorraad is, ook met betrek­king tot de zogenaamde 14.1-brieven. Dat waren er in de derde periode van 2005 nog 2500. Het is overigens interessant dat van die 14.1-brieven 30% leidt tot een vergunning. In die zin is de operatie-Nawijn toch niet helemaal zinloos geweest. Ook hier geldt: kan dit allemaal niet met een beetje meer tempo worden afgehandeld? Anders zitten wij daar volgend jaar misschien ook nog mee.

Over huisvesting van statushouders is al het een en ander gezegd. Per eind 2005 moesten nog 1766 plaatsen worden geleverd. De Kamer heeft jaar in jaar uit tegen de minister gezegd: komt er nog wat van? Wij moeten echter constateren dat het niet opschiet. Heeft de minister daar een verklaring voor?

Dan de effectiviteit van het terugkeerbeleid. Dat is volgens het Hoofdlijnenakkoord een onmisbaar onderdeel van het asielbeleid. Uit de laatste rapportage vreemdelingenketen van december 2005, blijkt dat in 2005 van de 12.259 mensen die uit de asielprocedure zijn geplaatst, bijna 9000 personen niet aantoonbaar uit Nederland zijn vertrokken. 9000 MOB, zouden wij vroeger zeggen. Tegenwoordig wordt gezegd: administratief verwijderd. Zij zijn echter niet verwijderd, zij zijn uit de administratie verwijderd. Dan kun je niet van terugkeer spreken. Hoe kijkt de minister naar die cijfers? Is dit onontkoombaar? Is dit wat zij voor ogen heeft of had? Hoe denkt zij daarmee om te gaan? Ook onder de groep vreemdelingen die geen asielaanvraag heeft gedaan, maar om andere redenen naar Nederland zijn gekomen, is een aanzienlijk aantal niet aantoonbaar vertrokken uit Nederland. Van de 35.000, bijna 36.000 vreemdelingen die niet op een asieltitel zijn gekomen, zijn slechts er 13.000 administratief verwijderd. Zij zijn dus niet verwijderd, maar uit de administratie verwijderd. Er is geen zicht op waar die administratief verwijderden zich bevinden. Ik sluit mij aan bij eerder gestelde vragen op dit punt.

Wij hebben in deze Kamer al eerder zorgelijk gesproken over de toename van het aantal illegalen in ons land. De minister heeft toen een rapportje geproduceerd van een aantal politiekorpsen en naar aanleiding daarvan gezegd: wij treffen niet zoveel oud-asielzoekers aan onder de illegalen. Eén korps trof er heel veel aan, maar dat is omdat dat niet representatief was, buiten de steekproef gelaten. Iedereen was het er echter over eens dat er een beter onderzoek zou moeten komen, de minister ook. Nu heeft zij een tijdje geleden op de televisie in een debat met de heer Spekman gezegd dat onderzoek heeft uitgewezen dat er maar weinig ex-asielzoekers onder de illegalen zouden zijn. Is dat nog steeds dat politieonderzoek of is dat een nieuw onderzoek, waarvan de minister de contouren al kent? Ik meen dat het WODC een onderzoek zou gaan doen. De Kamer heeft daar echter nog niets van gehoord. Misschien kan de minister aangeven hoe zij met de illegalenproblematiek omgaat en met wat voor schattingen wij te maken hebben.

Dan de realisatie van de terugkeer asiel. Die blijft ook achter ten opzichte van de verwachtingen in de begroting van Justitie. Van het asielgerelateerd vertrek is slechts 40% gerealiseerd ten opzichte van wat geraamd was. Dat is niet veel, want dat betekent dat 60% niet gehaald is. Heeft de minister daar een verklaring voor? Hoe is het mogelijk dat in het licht van deze cijfers in het justitieblaadje wordt geschreven dat het terugkeerbeleid zo succesvol is? Dat geldt ook niet voor het project Terugkeer. Die doelgroep was oorspronkelijk 26.000. Er is zij-instroom geweest. Van die 26.000 zijn 16.800 uit het project gestroomd. Een deel daarvan is op straat gezet. Van veel stroom was daar dus geen sprake. 7500 personen hebben een verblijfsvergunning gekregen. Dat is een percentage van ongeveer 40. Dat wijkt niet zo erg af van wat vroeger gebruikelijk was. Het cijfer van de terugkeer wijkt echter ook niet zo af van wat vroeger gebruikelijk was. De minister heeft verbaal echter altijd nogal hoog opgegeven van haar ambitie om geen mensen meer op straat te krijgen, maar ze weg te sturen. De realiteit is kennelijk toch anders.

Ik wil ook vragen hoe het nu zit met het project Terugkeer. D66 heeft er in de Kamer op aangedrongen dat alle gevallen voor 1 juli zouden zijn afgehandeld door de minister. De minister heeft gezegd dat zij dat niet kon toezeggen en dat zij hooguit een inspanningsverplichting kan aangaan, aangezien het bewerkelijk is. Het is inderdaad bewerkelijk, maar hoeveel zijn er nog over in dat project? Als ik een schatting maak op basis van het tempo waarin het project verloopt, zijn dat er misschien wel 10.000. Het is toch wonderlijk dat de minister die doelstelling niet haalt. Wij hebben het nu over mensen uit de oude wet. Dat is inmiddels een zeer oude wet geworden. Het blijkt dat nog steeds heel veel mensen steeds langer in dit land moeten blijven, omdat justitie niet in staat is om deze zaken te verwerken. Kan de minister daar een toelichting op geven?

Over de bezetting van de centrale opvang, COA, het volgende. Bijna de helft van de mensen zit langer dan vijf jaar in de opvang. Heeft de minister daar een verklaring voor?

Het percentage eerste beslissingen binnen de wettelijke termijn is weer gedaald: 74% asiel, 81% regulier en 57% van de naturalisaties is binnen de wettelijke termijn genomen. Dat is minder dan geraamd. Hoe komt dat? Eigenlijk zijn er over de hele linie achterstanden met betrekking tot de doelstellingen van de minister. Ik denk dat het voor de Kamer van belang is om hier iets over te weten, te meer omdat een bevriende fractie, die hier niet aanwezig is, D66, nogal geïnvesteerd heeft in pogingen om de minister zo snel mogelijk in ieder geval de "oude wetters" te laten afhandelen. Dat was voor die fractie ook een reden om niet voor een generaal pardon te stemmen. Helaas is die fractie niet aanwezig. Ik zal mij daarom van verder commentaar onthouden.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

MinisterDonner

Voorzitter. Ik dank de leden voor hun opmerkingen over de voortgang van de werkzaamheden. Inderdaad zijn er in 2005 veel zaken gerealiseerd die eerder op de agenda waren geplaatst, dan wel in vergaande staat van uitvoering geraakt.

Dit brengt mij op de constatering dat het ministerie van Justitie laag scoort met 33%. Het zit daarmee wel boven het gemiddelde van het Rijk als geheel en dit op een terrein waarop maar in beperkte mate operationele doelstellingen kunnen worden gesteld. Recht laat zich moeilijk in operationele doelstellingen vatten. De rechtspleging is een operationele doelstelling: zo goed mogelijk afdoen en voor een goede doorstroming zorgen. Op tal van punten zijn er concrete doelstellingen geformuleerd die het beleid inzichtelijk maken. Er komt echter een moment dat het weergeven van concrete getallen of percentages een suggestie van objectiviteit zou opleveren die niet overeenkomt met de werkelijkheid. Ik kan bijvoorbeeld zeggen dat wij in het gevangeniswezen de doelstelling met betrekking tot de leegstand halen, maar daarmee is dan niet aangegeven of daarvoor mensen zijn heengezonden of niet. Dit is geen operationele doelstelling die kwantitatief kan worden uitgedrukt. De doelstelling geen heenzendingen of strafonderbrekingen meer, is gerealiseerd in 2005. Dit betekent dus wel dat er op een goed moment leegstand van cellen zal ontstaan, want ik heb die ruimte nodig voor de pieken.

Zo kan ik voor verschillende terreinen aangeven waarom er maar beperkt operationele doelstellingen kunnen worden gesteld op het terrein van Justitie. Bij de behandeling van de begroting moet dit opnieuw aan de orde komen.

Dit geldt ook voor de onderbouwing van de vele maatregelen die in het veiligheidsprogramma zijn voorgesteld. In alle eerlijkheid moet ik zeggen dat wij ons daar toen ook niet mee hebben beziggehouden. Toen het veiligheidsprogramma werd opgesteld, is er gekeken welke maatregelen er naar onze mening nodig waren. In dit kader is bijvoorbeeld de identificatieplicht ingevoerd. Wij hebben op dat moment niet gevraagd welk aandeel dit zou leveren aan de gewenste verlaging van de criminaliteit. Vanaf het begin is de inzet geweest dat wij meten welk effect het programma als zodanig op de criminaliteitscijfers heeft. Om dan vervolgens na te gaan of wij hetzelfde resultaat zouden hebben behaald met een, twee of drie maatregelen minder, is niet zo zinvol gelet op de behoefte die er vier jaar geleden aan dit programma bestond.

Natuurlijk kan uit een evaluatie blijken dat er maatregelen zijn die weinig effect sorteren. Dan kan altijd de vraag worden gesteld of ze moeten worden afgeschaft. Dit zal een zinniger exercitie zijn dan op voorhand volgens bepaalde beleidstheoretische beelden bepalen welke bijdrage iedere maatregel kan leveren aan het resultaat. Ik acht dit vooral verloren tijd en inzet en verwacht niet dat die reëel zullen bijdragen aan een goede uitvoering van het beleid. Ik kan mij echter voorstellen dat een instelling van boekhouders daarop zal letten. Ik spreek hiermee natuurlijk niet de Kamer aan.

De heerVan Haersma Buma(CDA)

Wat de minister zegt, snijdt wel hout, maar praat hij wel met de Algemene Rekenkamer over de vraag wat er in operationele doelstellingen kan worden vertaald en waar de score op moet worden gehaald? Je kunt nu immers al zien aankomen dat wij hier volgend jaar weer zitten met een vergelijkbare score.

MinisterDonner

Ik denk dat wij dit debat moeten voeren in het kader van de begrotingsbehandeling als wij zijn toegekomen aan het doorlopen en aanmerken van de operationele doelstellingen. Vervolgens kunnen wij dan weer vaststellen wat de waarde van die operationele doelstellingen is. Ik heb het altijd over tussendoelstellin­gen. Ik zal een voorbeeld geven. Wij hebben bij de politie prestatieconvenanten ingevoerd. Sinds die tijd hoor ik alleen maar dat dit leidt tot een verkeerde inzet van politie en verkeerde inspanningen. Iedereen weet nu precies waarom je het zo niet moet doen. Voor het terrein van Justitie 100% operationele doelstellingen stellen, zou tot eenzelfde discussie leiden. Daarom is het wel degelijk onze inzet om zinnige operationele doelstel­lingen te formuleren waar dat mogelijk is. Ik vind het echter niet zinvol om operationele doelstellingen te formuleren alleen om die doelstellingen te kunnen behalen. Bovendien leent het terrein van Justitie zich nu eenmaal minder voor de VBTB-systematiek.

Er is gevraagd naar het bedrag van 171 mln. voor externe deskundigen en daarbij is de suggestie gewekt dat dit met name is uitgegeven voor automatiseringsdeskundigen, communicatieadviseurs en juridische adviseurs. De facto gaat het echter veel vaker om uitzendkrachten, om de inhuur van penitentiaire inrichtingsmedewerkers om problemen te kunnen opvangen. Wat in het bedrijfsleven "outsourcing" wordt genoemd en daar als heel verstandig wordt beschouwd, wordt in de begrotingssystematiek als een post opgevoerd die al snel te groot wordt gevonden. Op een begroting van 5 mld. is 171 mln. niet disproportioneel, denk ik. Nogmaals, het gaat hier niet primair om adviserende functies, maar vooral om de capaciteit die de verschillende uitvoerende diensten nodig hebben.

In het kader van de opmerkingen over de cijfers van de rechtspleging, wil ik allereerst ingaan op de ontwikkeling van het volume van de strafzaken. De veranderingen op het punt van de voorlopige hechtenis hebben ertoe geleid dat aantal zittingen met 70% is afgenomen. Een tweede factor is dat in 2005 is gebleken dat de aanlevering van strafzaken in 2005 achterblijft bij de doelstellingen. Dit is onderdeel van de discussie met de politie over de prestatieconvenanten. In de nieuwe prestatieconvenanten is de doelstelling van 40.000 zaken echter gehandhaafd. Die cijfers zijn in overleg met de politie vastgesteld op basis van de capaciteit. De klacht dat de zaken er wel zijn, maar dat de capaciteit onvoldoende is, is dus niet steekhoudend. Aan het begin van deze kabinetsperiode was het vaststellen van doelstellingen en het op basis daarvan plaatsen van de capaciteit onderdeel van het veiligheidsprogramma.

Dit is onderwerp van het gesprek dat de minister van BZK en ik voeren met de politiekorpsen. Verder is er morgen een algemeen overleg over de politie en ik denk dat dit onderwerp daar beter aan de orde kan worden gesteld. Dit geldt vooral voor de vragen naar de combinatie van de verschillende schakels.

De heerWeekers(VVD)

De vraag is dan wel wie uiteindelijk is belast met de coördinatie van de verschillende taken. Ik ben benieuwd naar de werkelijke reden van de signalen die wij ontvangen. De minister kan gelijk hebben dat die signalen niet waar zijn, maar wat is zijn analyse? Misschien heeft een aantal grote strafzaken in de afgelopen jaren een belangrijk deel van de capaciteit ingenomen, omdat zij door hun belang voorrang hebben gekregen. De vraag is of er dan geen alternatieve werkwijze is te vinden om de bulk van zaken die kennelijk nog op de plank ligt, op de een of andere manier aan te leveren.

MinisterDonner

Het probleem wordt niet primair veroorzaakt door de verwerking van de rechtspleging. Dan zouden grote zaken een aanleiding kunnen zijn. Dit is echter niet zo, want dergelijke zaken zijn beperkt en leggen bovendien een ander beslag op de bezetting van de rechtbank.

Er zijn verschillen per politieregio. De problemen doen zich vooral voor in de regio's met grote korpsen, dus dit is geen kwestie van capaciteit maar van het naleven van afspraken. De ministeries van BZK en Justitie proberen dit gezamenlijk op te lossen. Het is bekend dat er wordt gesuggereerd om politie en justitie in een hand te leggen. Dan is er een aanspreekpunt, maar vooralsnog zijn er twee aanspreekpunten en dit werkt uitstekend, ook in de samenwerking.

In 2005 was de productie in evenwicht met de instroom. Dit geldt niet voor ieder onderdeel afzonderlijk, maar wel voor het geheel. Daardoor zijn de achterstanden als zodanig niet groter geworden, maar zij kunnen van segment tot segment verschillen. Vorig jaar en het jaar daarvoor moest er worden gewoekerd met beperkte middelen, maar dit betekent niet dat er geen middelen waren om een oplossing te vinden voor de problematiek van de kwaliteitsborging binnen de rechterlijke macht. Als ik naar de onderscheiden sectoren kijk, constateer ik dat er bij de hoven een grotere werklast is ontstaan terwijl de doorstroom bij de rechtbanken nu juist is verbeterd. Daarom heb ik de Raad voor de rechtspraak gevraagd om, te beginnen met het jaarverslag 2006, meer concrete en betrouwbare cijfers te bieden over de voorraden van de verschillende instanties. Zo ontstaat er beter zicht op de doorstroom.

De financiering zal volgend jaar voorwerp van hernieuwde discussie zijn als wij met de Raad voor de rechtspraak spreken over de kostprijzen voor de periode 2008-2011. In die discussie zullen wij ook ingaan op de verschillende ontwikkelingen die nu aan het licht zijn gekomen. De rechtspleging heeft jaar op jaar substantiële efficiencywinsten behaald, hoger dan de doelstellingen die waren gesteld. De vraag is of dit mede bijdraagt aan het gevoel bij sommige delen van de rechterlijke macht dat de werkdruk te hoog wordt en dat men te veel onder dwang van de productie komt te staan. Die punten wil ik graag bespreken met de Raad voor de rechtspraak.

De heerWeekers(VVD)

Zal de minister in het overzicht van de zaken die op de plank liggen, een uitsplitsing naar soort maken? Als je zoekt naar oplossingen zou je wellicht ook wat onorthodoxe manieren van financiering kunnen overwegen. Als voorbeeld wijs ik op zaken in het administratief recht met betrekking tot de bouw. Als die procedures door het stuwmeer van zaken te lang blijven liggen, heeft de minister van VROM er ook belang bij dat hiervoor een oplossing wordt gevonden. Zij kan dan misschien een bijdrage leveren vanuit haar begroting. Daarom krijg ik graag wat meer inzicht in het soort zaken.

MinisterDonner

Een dergelijke analyse is aan de orde als blijkt dat er knelpunten zijn, maar dat is nu nog niet het geval, gelet op de totale doorlooptijden. Dit betekent echter wel dat er nog meer gegevens moeten worden vastgelegd en geregistreerd. Ik zou dan eerst moeten nagaan of de registratieapparatuur een dergelijke opsplitsing mogelijk maakt. Ik vrees echter dat wij op deze manier werk creëren zonder dat wij weten of het een oplossing biedt.

De heerWeekers(VVD)

Ik zal de laatste zijn die pleit voor een registratieplicht bij de rechtbanken en een voortdurend turven van zaken. Ik denk dat dit tot niets leidt. Een telefonische ronde langs de griffies van de diverse gerechten kan echter wel een behoorlijke indruk geven. Wij kunnen wel uitgaan van gemiddelde doorlooptijden, maar als het onderscheid tussen het soort zaken erg groot is, zou ik dit toch wel graag weten. Ik neem aan dat wij daar dan wel een signaal van krijgen.

MinisterDonner

Dit debat hebben wij al eerder gevoerd. Toen heb ik toegezegd dat ik aan de Raad voor de rechtspraak zou vragen om een nadere uitsplitsing van de werkvoorraden. Een voorraad is op zich niet slecht, want daar staat een doorlooptijd tegenover en anders zou je met leegstand te maken krijgen. De vraag is wel of dit gemiddelde een adequaat beeld laat zien of dat er een uitsplitsing moet worden gemaakt naar de verschillende zaken.

De voorzitter:

Is het mogelijk om een dergelijke uitsplitsing te verstrekken in de memorie van toelichting bij de begroting?

MinisterDonner

Ik heb de Raad voor de rechtspraak gevraagd om die uitsplitsing in het jaarverslag 2006 op te nemen. Bij de opstelling van de begroting beschik ik dus niet over die cijfers. Als ze in het jaarverslag 2006 zijn opgenomen, kunnen wij er in ieder geval volgend jaar over praten. Ik zal zo snel mogelijk aangeven welke knelpunten er zijn.

Ik ben niet ontevreden over de ontwikkeling van de ISD-maatregel. Wij verkeren nog duidelijk in de opstartfase, want in 2005 werd die maatregel voor het eerst opgelegd. Een ISD-maatregel wordt opgelegd door de rechter en is onderdeel van de onafhankelijke beoordeling en bestraffing van misdrijven. Ik klaag niet over de bereidheid van de rechterlijke macht om van deze maatregel gebruik te maken. De rechterlijke macht ziet die echter wel als een ultimum remedium. In de praktijk zijn de veelplegers nu veel gemotiveerder om de bestaande drangtrajecten te volgen als alternatief voor de ISD. De rechters willen, zeker in de aanloopfase, meer duidelijkheid over de behandeling gedurende de hele periode om te bezien of de maatregel gerechtvaardigd is. In ieder geval bestaat er grote huivering om de ISD zonder meer te gebruiken als sobere opsluiting gedurende twee jaar. Dit is wel de inzet ten einde mensen meer open te maken voor behandeling. Uit de drangtrajecten blijkt dat dit werkt.

Bij de aanloop van deze maatregelen gingen wij uit van de figuur van de veelpleger. Nu wij deze groep met redelijk succes aanpakken, blijkt dat de samenstelling van die groep veel complexer is dan aanvankelijk werd verondersteld. Dit geeft ook nog weer eens aan dat je niet op voorhand de relevantie van alle beleidsmaatrege­len moet door exerceren. Ook is gebleken dat in de arrondissementen waar al een goede samenwerking tussen de verschillende schakels in de keten bestond vanwege de SOV-maatregelen, vaak veel vloeiender op de ISD-maatregel is overgestapt dan in andere arrondissementen waar men nog aan die samenwerking moest wennen.

Ik hoor op van het feit dat het moeilijk zou zijn om een werkbezoek af te leggen. Desgewenst ben ik graag bereid om hier zo snel mogelijk in te bemiddelen.

Juist doordat er iedere keer cellen worden opgeleverd, maar het aantal gedetineerden daar niet gelijk mee op loopt, zal de bezetting in de fase van expansie altijd achterblijven.

Ik wijs erop dat het ministerie van Justitie volgens alle overzichten de grootste bijdrage levert aan de vermindering van de administratieve lasten.

Eerder is toegezegd dat het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet bescherming persoonsgegevens in het voorjaar van 2006 zou worden ingediend. Ik zal de Kamer dezer dagen een brief sturen, omdat in dit traject een aantal vertragingen is opgetreden. Wij kunnen die toezegging daardoor niet gestand doen. De wetswijziging is wel meegenomen in de reductie administratieve lasten. De vele berekeningen die daarvoor moeten worden gemaakt, vormen een van de oorzaken voor de vertraging van het wetsvoorstel.

De 100%-controle functioneert nu, te beginnen op Hato. In beginsel worden alle passagiers op uitgaande vluchten aan de controle onderworpen op basis van vragenlijsten die ook worden gebruikt bij de 100%-controle op de luchthaven hier. Die systematiek wordt, in iets andere mate, ook op Aruba toegepast, maar op Aruba is vanouds het probleem kleiner. Men is bezig om op Juliana op Sint Maarten de controles uit te breiden, maar daar doet zich het probleem voor dat er vanaf Sint Maarten ook rechtstreeks wordt gevlogen op Parijs en dat het aantal rechtstreekse vluchten op Nederland beperkt is. Op Bonaire vindt die controle ook plaats. De andere plaatsen die de leden noemden, zijn buitenland. Wij hebben wel afspraken met Paramaribo, maar de situatie is daar wezenlijk anders. Wij kunnen daar niet zonder meer agenten van de Koninklijke Marechaussee of de douane naar toe sturen om te helpen bij de opbouw.

De samenwerking in het kader van de protocollen is uitstekend. Vanaf 1 januari 2007 zal de Nederlandse bijstand gefaseerd worden afgebouwd.

Het wetsvoorstel met betrekking tot de doorzettings­macht is voor advies voorgelegd aan de Raad van State en is inmiddels terug ontvangen van de Raad. Ik hoop dit voor de zomer opnieuw aan de ministerraad voor te leggen. Hieruit kan de kwalificatie van het advies van de Raad van State worden afgeleid.

Bij de uitvoering van taakstraffen is het uitgangspunt dat de straf wordt omgezet als niet wordt voldaan aan de eisen van de taakstraf. Dit neemt niet weg dat er rechters zijn die menen dat zij een herkansing moeten bieden, gelet op de redenen waarom de taakstraf niet is uitge­voerd. Dit is aan het oordeel van de rechter. Zeker in die gevallen dat er geen goede reden is of bij benadering geen goede reden is om dit niet te doen, is de inzet van justitie dat de taakstraf zonder meer wordt omgezet in de tenuitvoerlegging. Die gevallen worden dan ook op de lijsten ter zake geplaatst.

De heer Van Haersma Buma sprak over een controversiële uitspraak van het Europese Hof. Ik wijs erop dat rechtelijke uitspraken nooit controversieel zijn; die geven de uitleg van het recht zoals het is. Overigens kwam de uitspraak van het Hof overeen met het Nederlandse standpunt. Ook om die reden is het geen controversieel standpunt. In het kader van het overleg in de JBZ-Raad is gesproken over de implicaties voor andere voorstellen. Zoals bekend is de heer Frattini voornemens om op het terrein van het merkenrecht en de handhaving van namaak het strafrecht in te zetten. Ik heb daar mijn vraagtekens bij. Dit miskent niet het grote economische belang van het bestrijden van namaak, maar ik vind dat dit niet de eerste prioriteit heeft.

Het voornemen van de heer Barroso om breder op het terrein van justitie tot meerderheidsbesluitvorming over te gaan, zal dit najaar tijdens de informele raad in Tampere worden besproken. Ik denk dat het beter is om dit onderwerp te bespreken in het kader van de voorbereiding van de JBZ-Raad.

De heerWeekers(VVD)

Ik ben het hiermee eens, maar ik wil de minister wel vragen om de Kamer over dit onderwerp een aparte brief te sturen en het niet in de marge van de JBZ-Raad te behandelen. Dit is immers een fundamenteel onderwerp.

MinisterDonner

Ik ben het hiermee eens. Ik voeg hieraan toe dat ik ten principale niet afwijzend sta ten opzichte van de opvatting van de heer Barroso. Ik zeg graag toe dat ik de Kamer een aparte brief over dit onderwerp zal sturen, want dit onderwerp verdient een behoorlijke voorbereiding.

Ik kan niet onmiddellijk antwoord geven op de vraag waarom de herziening van de Wet op de kansspelen is vertraagd. Ik weet wel dat de werkzaamheden worden belast door de actie van de Europese Commissie, dat wil zegge de ingebrekestelling uit Brussel. In het licht daarvan moet worden bezien of alle voorgenomen bepalingen op dit moment opportuun zijn.

De wijziging met betrekking tot de kansspelen op het internet is aan de Kamer voorgelegd. Ik zou ook graag zien dat dit wetsvoorstel nog tijdens deze kabinetsperiode kracht van wet krijgt.

Een aantal onderdelen van het convenant met betrekking tot de promotionele spelen wordt goed nageleefd. Op andere punten is er verbetering mogelijk. Dit is onderwerp van discussie. Het ministerie van Justitie heeft inmiddels wel bij het Openbaar Ministerie aangifte gedaan tegen een aantal instanties die te veel kansspelen op het internet hebben geplaatst. Dit zal zich echter niet onmiddellijk vertalen in dagvaardingen, omdat er nu een strafrechtelijk onderzoek plaatsvindt. Met het Openbaar Ministerie is afgesproken dat deze zaken worden voortgezet.

Er is gevraagd naar de rol van de minister van Justitie in het kabinet. Het is bekend dat een van de geheiligde regels van het Nederlandse staatsrecht is dat er niet wordt gesproken over wat zich in het kabinet afspeelt. De wetsvoorstellen worden volgens een collegiaal systeem ingediend en in die zin staat een kabinet achter een wetsvoorstel. Welke rol en taak daarin zijn weggelegd voor de onderscheiden ministers kan ik niet openbaar maken. Dit zou ook niet behoorlijk zijn. Dit betekent niet dat de betrokkenheid van de minister van Justitie op voorhand bij ieder wetsvoorstel, kan voorkomen dat rechters niet later op onderdelen constateren dat er problemen zijn. Ook de minister van Justitie is niet alwetend.

MinisterVerdonk

Ik wil beginnen met de vragen die zijn gesteld over de doorstroming van statushouders. De minister van VROM en ik praten hier al gedurende langere tijd over met de toezichthouders en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Dit heeft echter niet geleid tot de resultaten die wij graag zouden zien bij het uitplaatsen van statushouders. Daarom is per 1 mei 2005 een wijziging van de Huisvestingswet in werking getreden. De minister van VROM heeft daarmee de beschikking gekregen over een aangescherpt instrumentarium voor het toezicht en het handhavingsbeleid met betrekking tot de uitplaatsing. De toezichthouders hebben nu meer mogelijkheden. Er kan een termijn worden gesteld en als de gemeente na die termijn niet aan haar verplichtingen heeft voldaan, voorziet de toezichthouder namens en op kosten van de gemeente in de uitvoering.

Alle toezichthouders hebben op grond van de wettelijke voorschriften in de eerste maanden van 2006 een rapportage aangeleverd over de tweede helft van 2005. Uit die beoordeling blijkt dat vier toezichthouders geheel of gedeeltelijk hebben nagelaten om gebruik te maken van dit extra instrumentarium. De minister van VROM heeft hen uitgenodigd voor een gesprek waarin een nader termijn is voorgesteld om alsnog gebruik te maken van die bevoegdheden. Wij zitten hier dus bovenop, want die achterstanden moeten hoe dan ook worden weggewerkt.

Van de groep ex-asielzoekers zijn er 1300 gedwongen teruggekeerd en 2000 zelfstandig vertrokken. Van de groep illegalen zijn bijna 19.000 mensen gedwongen vertrokken en zijn er 4500 zelfstandig vertrokken.

Ik kan heel veel gegevens verschaffen, maar geen specificaties over de uitstroom van de doelgroep alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Bij de start van het project zijn zij meerderjarig en zij worden dan behandeld als volwassen veemdelingen. Zij worden niet apart "gelabeld".

Wij zijn druk bezig met de uitvoering van de maatregelen die voortvloeien uit de bevindingen van de Algemene Rekenkamer over de IND. De doorlooptijd van de maatregelen gericht op efficiency, effectiviteit en klantgerichtheid is drie jaar. Wij hebben in 2006 een aantal prioriteiten gesteld. Ik noem de versnelling van de doorlooptijden en het wegwerken van achterstanden.

De hoofddirectie van de IND wordt per 1 juli 2006 uitgebreid met een derde lid dat zich vooral zal bezighouden met de procesinrichting, de informatievoorziening en de vertaling daarvan naar de ICT.

Met ingang van 1 maart 2006 is een begin gemaakt met het project voor de overname van de frontoffice taken van de gemeenten. Dit wordt in goed overleg met de gemeenten uitgevoerd om te voorkomen dat zich een debacle voordoet als bij de overdracht van de taken van de vreemdelingenpolitie. Wij nemen hier ook de tijd voor.

De "twinning" met de Sociale Verzekeringsbank is in volle gang. Dit heeft al resultaten opgeleverd op bijvoorbeeld het terrein van klachtmanagement, de informatievoorziening en kwaliteitsmanagement. De Kamer wordt over de voortgang van een en ander gerapporteerd in het kader van de vreemdelingenketen.

Er is gevraagd naar mijn ultieme uitdagingen en knelpunten. Ik heb een aantal van die uitdagingen al aangestipt. Het is erg belangrijk dat de ICT op orde komt, evenals het wegwerken van de achterstanden, het doorwerken van verbeteringen en het oprichten van een terugkeerorganisatie. Een knelpunt is nog steeds de betrouwbare sturingsinformatie in die hele vreemdelin­genketen. Al de verschillende organisatie moeten hun werkzaamheden en processen op elkaar richten. Hier wordt volop aan gewerkt.

Het is waar dat de achterstanden bij de behandelingen van bezwaarschriften pas aan het einde van 2007 zullen zijn weggewerkt. De IND werkt hier hard aan en ook dit jaar zal de voorraad flink afnemen. Er worden reeds extra mensen ingezet door de IND. Het verloop van deze werkzaamheden zal aan de Kamer worden voorgelegd in de ketenrapportage.

Ik heb steeds duidelijk gezegd dat ik prioriteit geef aan het bijhouden van de nieuwe aanvragen. Er is voor 28 juni aanstaande een algemeen overleg voorzien waarvoor onder meer de motie van de heer De Vries op de agenda staat.

De doelgroep van het project terugkeer is nauwkeurig gedefinieerd in de brief van 23 januari 2004, namelijk asielzoekers die voor 1 april 2001 een eerste asielaanvraag hadden ingediend, die onherroepelijk niet in aanmerking zijn gekomen voor een verblijfsvergunning en die toen nog gebruik maakten van opvangvoorzienin­gen, inclusief de gemeentelijke noodopvang. Ik heb toegezegd dat ik dit project in drie jaar tijd projectmatig zou afhandelen. Op dit moment zijn bijna 20.000 vreem­delingen uit het project uitgestroomd. Daarmee ligt het project op schema. Er zijn 4150 vreemdelingen gecontroleerd en vertrokken, aan 8500 vreemdelingen is alsnog een vergunning verleend en 6950 personen hebben Nederland niet aantoonbaar verlaten.

De voorzitter:

Kan de minister aangeven hoeveel zaken er nog in dit project terugkeer behandeld moeten worden?

MinisterVerdonk

Op de peildatum 28 mei 2006 zijn er 19.600 zaken uitgestroomd uit het project terugkeer. Er moeten nu dus nog ruim 6000 zaken behandeld worden.

Niet iedereen wil terugkeren naar het land van herkomst. Mensen zijn vrij om te gaan en staan waar zij willen; wij kennen geen gesloten opvang. Uitgeprocedeerde asielzoekers kiezen er ook frequent voor om de voorzieningen te verlaten. Dit gebeurt veelal zelfs voordat zij volledig zijn uitgeprocedeerd. Zij wachten dit niet af. Op dat moment is het zaak om hen weer te vinden. Er is gerefereerd aan het onderzoek van een aantal politiekorpsen. Dit is ook het onderzoek waarop ik doelde in het gesprek met de heer Spekman. Het onderzoek van het WODC zal naar verwachting in september worden afgerond. Ik zal de Kamer daar dan over informeren.

In het kader van de terugkeer is een veel voorkomend probleem dat mensen niet meewerken aan het verkrijgen van documenten. Verder worden er tweede en volgende toelatingsaanvragen ingediend. In sommige gevallen is er gebrek aan medewerking aan de terugkeer door de leefomgeving van uitgeprocedeerde asielzoekers, bijvoorbeeld door de gemeenten. Er zijn dus heel veel redenen waardoor mensen met onbekende bestemming zullen blijven vertrekken. Wij weten ook niet of zij in Nederland zijn, maar wel dat het overgrote deel niet in Nederland blijft.

Vorig jaar heb ik maatregelen genomen om de terugkeer verder te stroomlijnen. Er komt een aparte terugkeerorganisatie. Er is een project directeur-generaal op dit terugkeerproces benoemd, de DG Herziening Vreemde­lingenketen.

Er is gevraagd hoe kan worden verklaard dat 13.000 mensen langer dan vijf jaar in de opvang verblijven. Ik heb al gesproken over het feit dat de statushouders niet snel genoeg worden gehuisvest in een gemeente. Daarnaast spelen nog andere factoren een rol zoals de doorwerking van de 14.1-brieven, het aantal herhaalde aanvragen, besluit- en vertrekmoratoria, beroep- en bezwaarmogelijkheden onder de oude Vreemdelingenwet en de complexiteit van de langlopende zaken. Wij streven naar een verdere verkleining van deze groep in 2006. Ik zal de Kamer over de resultaten informeren in de reguliere rapportages.

De achterstanden in de naturalisatie zijn in 2005 vrijwel opgelost. Er is nog wel een knelpunt met betrekking tot het aanbod uit de Nederlandse Antillen en Aruba. Daarover is in de afgelopen periode frequent overleg gevoerd en de IND levert op dit moment een bijdrage aan de oplossing van dit vraagstuk. Er is een aantal IND'ers gestationeerd op Aruba om er voor te zorgen dat ook deze achterstanden worden weggewerkt. Ook met de Nederlandse-Antillen is er nauw overleg.

Een deel van de 14.1-aanvragen wordt behandeld als reguliere aanvragen en een deel als asielaanvragen. Vooral de laatste vergen tijd, maar de planning voorziet erin dat nog dit jaar de 14.1-brieven zijn afgehandeld.

De heerVan Haersma Buma(CDA)

Voorzitter. De meeste vragen zijn duidelijk beantwoord en ik zal mij daarom beperken tot een aantal opmerkingen.

In een interruptie heb ik al gezegd dat het in het kader van de "33%" van belang is om dat wat operationeel is, ook operationeel te maken. Ik hoop dat bij een volgende begroting kan worden aangegeven wat wel en wat niet in cijfers kan worden uitgedrukt. Dan zal ook duidelijk zijn dat het cijfer wellicht kan stijgen van 33 naar 40, maar dat het nooit veel hoger kan zijn.

Ik hoop dat de minister gelijk heeft en dat uit het volgende jaarverslag blijkt dat de opstartproblemen van de ISD-maatregel zijn overwonnen. Overigens wordt het organiseren van een werkbezoek niet alleen bemoeilijkt door het "justitiedeel" van de organisatie, ook de andere spelers werken niet echt mee. Ik hoop wel dat wij toch binnen afzienbare tijd zo'n werkbezoek kunnen afleggen.

De 100%-controle is als een tijdelijke controle begonnen, maar neemt steeds vastere vormen aan. Wij hebben ooit gevraagd om een driemaandelijkse rapportage opdat wij de regeling zouden kunnen beëindigen zodra dat mogelijk leek. Uiteindelijk is er maar een keer gerapporteerd. Daarom zou het goed zijn als er weer eens een rapportage wordt uitgebracht, want hier zijn toch veel aspecten aan verbonden en het is de vraag hoe wij hier in de toekomst mee verder moeten gaan. In die rapportage zou dan moeten worden ingegaan op de cijfers, maar ook op de samenwerking met andere landen.

Het antwoord van de minister op de vragen over de uitplaatsing van statushouders is duidelijk. Ik heb de indruk dat wij, dankzij de nieuwe wetgeving, mogen hopen dat er volgend jaar een betere situatie is ontstaan.

De heerWeekers(VVD)

Ik dank de bewindslieden voor hun antwoorden in eerste termijn.

Ik sluit mij aan bij de vraag om een rapportage over de 100%-controle. Destijds is een aantal noodmaatregelen getroffen en is een aantal noodwetten door de Kamer geloodst. Die moeten op een gegeven moment eventueel worden omgezet in structurele maatregelen. Daarom heb ik behoefte aan een dergelijke rapportage. Dan kunnen wij een afweging maken of wij zo verder kunnen gaan of dat de wet- en regelgeving moet worden aangepast.

In aansluiting op de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer heb ik vragen gesteld over de onderbouwing van het Veiligheidsprogramma. Ik deel de opvatting van de minister dat je hier niet met een boekhoudermentaliteit naar moet kijken; de effecten moeten meer beleidsmatig worden beoordeeld. Ik begrijp dat de vele maatregelen die zouden moeten bijdragen aan een veilige samenleving, leiden tot een situatie van "trial and error". Wanneer kunnen wij de eerste tussentijdse evaluatie tegemoet zien? Hoe verloopt de afstemming van de verschillende maatregelen?

De minister heeft het voorbeeld genoemd van de identificatieplicht als onderdeel van de maatregelen die moeten leiden tot een veiliger samenleving. Wij hebben die maatregel van harte gesteund en blijven die steunen, want wij vinden de identificatieplicht heel belangrijk. In een artikel in De Volkskrant in mei jongstleden werd echter melding gemaakt van het feit dat met name in de regio Utrecht veel processen-verbaal worden geseponeerd. Dit heeft allerlei oorzaken. Ik kan mij voorstellen dat het OM niet alle zaken vervolgt en dat er een aantal bagatellen tussen zitten, maar het is de vraag of er wel voldoende afstemming is tussen de politie en het OM. Het kan toch niet zo zijn dat de politie veel werk verzet, terwijl dit geen vervolg krijgt.

Dit sluit aan bij mijn eerdere opmerking dat ik het vreemd vind dat bijvoorbeeld een hoofdofficier van justitie in Amsterdam zegt dat hij meer zaken kan behandelen, maar dat ze niet worden aangeleverd door de politie. Dit roept een vreemd beeld op, want het OM is toch een van de opdrachtgevers of sturingsfactoren van de politie. Ik krijg hier graag nog een nadere reactie op.

Ik heb begrip voor het feit dat er in het eerste jaar van de ISD-maatregel nog geen sprake kan zijn van een volle bezetting. De beschikbare capaciteit moet geleidelijk aan worden gevuld. Ik zou het graag horen als de capaciteit niet wordt gebruikt, want dan worden de middelen die wij hebben gereserveerd voor een doel dat wij allen nastreven, niet gebruikt. Dit is weinig zinvol. Is de minister bereid de Kamer in de loop van dit jaar te informeren over het opvullen van de capaciteit?

De minister kan natuurlijk niet op de stoel van de rechter gaan zitten en een beslissing nemen over de uitvoering van taakstraffen en herkansingen. Ik blijf het echter vreemd vinden dat er kennelijk kan worden gemarchandeerd over de beslissing van de rechter om bij het achterwege blijven van de uitvoering van een taakstraf over te gaan tot een vervangende hechtenis. Dit is niet helder en demotiverend voor de mensen die de taakstraf moeten uitvoeren en voor de mensen die zich wel aan de regels houden. Ziet de minister een mogelijkheid om hier toch wat meer resultaat te boeken?

De voorzitter:

Ik hoop dat de Wet op de kansspelen de Kamer nu tijdig bereikt, want de vertraging wordt bijna onaanvaardbaar. Ik heb kennis genomen van de ambitie van de minister op dit punt.

Ik ben blij dat het OM aangifte heeft gedaan van de spelletjes op het internet. Ik hoop dat dit tot actie leidt. Het kan toch niet zo zijn dat wij afspraken maken om dit aan het veld over te laten en bij dit veld ook de minister van Justitie betrekken, om vervolgens te moeten constateren dat dit uit de hand loopt.

Ik heb natuurlijk niet gevraagd of de minister iets wil vertellen over de beraadslagingen in de ministerraad. Ik vroeg alleen of hij het tot zijn taak rekent om na te gaan of wetgeving die het kabinet verlaat, wellicht in strijd is met andere wetgeving en met name met verdragen. Als zijn antwoord is dat wij uit het feit dat iets uit een kabinet komt, mogen afleiden dat er naar zijn oordeel geen sprake is van een dergelijke strijdigheid, weet ik waar ik aan toe ben.

Ik vind het niet plezierig om te moeten constateren dat er op alle beleidsonderdelen van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie sprake is van achterstanden. Er gebeurt niets op tijd, de minister doet nooit wat zij belooft en zij blijft zelfs achter bij alles wat zij in begrotingen toezegt. Misschien moeten wij bij een volgende gelegenheid eens vragen wat er goed gaat. Wat krijgt zij wel op tijd voor elkaar? Waar ligt zij geen 40% achter op haar doelstelling?

Zij heeft vorig jaar een inspanningsverplichting toegezegd voor de groep van 26.000. Nu blijkt dat er nog 6000 gevallen behandeld moeten worden. De Kamer had gevraagd om alles op alles te zetten om dit voor 1 juli van dit jaar af te ronden. Inmiddels hebben wij uit de stukken moeten opmaken dat het project door zij-instroom en aanwas op meer dan 30.000 mensen betrekking heeft. Dit betekent dat er nog wel 10.000 zaken moeten worden afgehandeld. De minister blijft daarmee zo'n 25% tot 30% achter op haar ambitie. Heeft zij een verklaring voor het feit dat zij niet aan haar toezegging heeft voldaan? Heeft zij wel een versnelling aangebracht in dit project

Ik wil nog iets zeggen over de methodiek die wordt gehanteerd. Het is gebruikelijk om uit te gaan van het beginsel "first in, first out". Die zinsnede kom ik ook in de stukken tegen; de minister zou dit beginsel hanteren. In een aantal zaken waar sprake is van forse achterstanden en mensen nog tot 2007 moeten wachten voordat hun verzoek wordt afgehandeld, lijkt het beginsel meer "first in, last out" te zijn. Die twee beginselen hebben met elkaar het woord "out" gemeen, maar het maakt in de praktijk nogal wat verschil of je jaren moet wachten en ziet dat mensen die later een aanvraag hebben ingediend, eerder worden behandeld. Dit is erg onbevredigend. Nu kan de minister wel zeggen dat zij niet anders kan, maar dat is ook onbevredigend, het feit dat wij een minister hebben die dit niet anders kan. Zij wekt over het algemeen de indruk dat zij de zaken stevig in de hand heeft, krachtdadig optreedt en precies weet wat zij wil bereiken. Zij heeft nog geen driekwart jaar geleden in de Kamer gezegd dat zij zich ervoor zou inspannen om die 26.000 gevallen in juli afgehandeld te hebben. Nu zegt zij dat er nog 6000 moeten worden behandeld en dat het aantal inmiddels is uitgebreid. Wij moeten constateren dat eenderde of een kwart nog steeds niet is afgehandeld. Wanneer kan de minister dit nu voor elkaar hebben?

Dit geldt voor alles wat zij tot nu toe heeft gezegd, ook over het onderbrengen van statushouders. Het is fantastisch dat de toezichthouders nu nieuwe bevoegdheden hebben gekregen, maar wij hebben hier jaar in jaar uit met de minister over gesproken en steeds zegt zij dat zij krachtdadig zal optreden. Nu kondigt zij aan dat er zal worden gesproken met de toezichthouders die nagelaten hebben om het instrumentarium te gebruiken dat hen vorig jaar is geboden. Dit kun je toch geen optreden noemen! Ik vind dit buitengewoon teleurstellend. Wellicht moeten wij hier in de plenaire zaal nog eens op terugkomen.

MinisterDonner

Het is zeker onze bedoeling om waar mogelijk operationele doelstellingen te formuleren. Ik sprak al over de rechtspleging en het gevangeniswezen. Het percentage is ten opzichte van vorig jaar gedaald door de toevoeging van de NCTb. De operationele doelstelling is: geen aanslagen. Dan kun je zeggen dat die doelstelling voor 100% is gehaald, maar het zou wat onzinnig zijn om het op die wijze op te nemen. Ik kan nog wel andere tussendoelstellingen opnemen, maar ook dat acht ik minder zinvol. Dit voorbeeld kan worden uitgebreid naar een groot aantal diensten op het terrein van justitie.

De heerVan Haersma Buma(CDA)

Ik ben het hiermee eens en ik snap het argument, maar dit moet er toch toe leiden dat de Algemene Rekenkamer dit accepteert en dit niet meerekent voor het behaalde resultaat? Anders komt deze discussie ieder jaar terug.

MinisterDonner

De Rekenkamer is primair een adviescollege voor de Kamer. De Rekenkamer voorziet de Kamer van die informatie waarvan zij meent dat de Kamer die nodig heeft. Dit is een eigen verantwoordelijkheid van de Rekenkamer. Ik kan deze opmerking natuurlijk wel maken aan het adres van de Rekenkamer en ik doe dit ook regelmatig, maar het is haar eigen verantwoordelijkheid en die ligt rechtstreeks in de verhouding met de Kamer.

De voorzitter:

En de minister vindt de Rekenkamer een college dat uit boekhouders bestaat?

MinisterDonner

Ik heb aangegeven dat de jaarrekeningen concreet op de cijfers kunnen worden nagerekend, maar de methode van de jaarrekening kan maar beperkt worden toegepast dat op de doelmatigheid van beleid.

In april is de bezetting in het kader van de ISD-maatregel gestegen tot boven de 500. Inmiddels zijn dit aantal en het aantal cellen gegroeid. Dit najaar wordt zowel voor de SOV als voor de ISD een evaluatie afgerond. Voor de SOV wordt gekeken naar het effect, voor de ISD is dit een eerste evaluatie. De uitkomst van beide evaluaties wordt dit jaar aan de Kamer aangeboden.

Vorig jaar is in overleg de Tweede Kamer vastgesteld dat een tussentijdse evaluatie van het veiligheidsprogramma niet zinvol zou zijn. Het is belangrijk dat het programma doorloopt en in mei 2007, aan het einde van de kabinets­periode, wordt er gerapporteerd over de afgelopen periode. Bovendien werken de minister van BZK en ik aan een oriëntatie op een Veiligheidsprogramma voor de periode daarna. Daarin moet worden meegenomen wat wel en wat niet werkt. Deze punten komen dus aan de orde. Dit neemt niet weg dat ik niet kan zeggen welke specifieke bijdrage ieder van de 154 maatregelen heeft geleverd. Juist omdat de maatregelen vaak zijn gericht op het voorkomen van criminaliteit, is het moeilijk om het succes in operationele termen te meten.

Met de korpsen is uitgebreid gesproken ter voorbereiding van de nieuwe prestatieconvenanten voor de komende twee jaar om de overgang naar een nieuw veiligheidsprogramma te waarborgen. In dit kader zijn de verschillende knelpunten en problemen doorgelicht. Uiteindelijk zijn dezelfde prestatie-eisen opgenomen als in de voorgaande periode. Hieruit blijkt ook dat het achterblijven als een knelpunt wordt erkend. Nogmaals, dit is geen algemeen beeld, want dit knelpunt beperkt zich tot een aantal regio's en vindt zijn oorzaak specifiek in die regio. Dit neemt niet weg dat ook deze regio's hebben afgesproken dat zij in de komende periode dezelfde doelstellingen zullen nastreven.

Ik weet dat de Nationale Ombudsman bezig is met een onderzoek naar de bejegening bij de 100%-controle. Ik stel voor dat ik de Kamer zal inlichten over de gang van zaken bij de uitvoering als ik over de gegevens van de Ombudsman kan beschikken. Er is eerder met de Kamer gesproken over de mogelijkheid om over te gaan tot structurele maatregelen, omdat de vooronderstelling dat na een tijd het gedrag zou zijn veranderd en de maatregelen kunnen worden opgeheven, ijdel blijkt te zijn. Als de controles worden verminderd, is de bezettingsgraad op de vluchten uit de Antillen binnen een week al weer toegenomen.

Ik heb gesproken over de inzet bij het omzetten van taakstraffen. Met het Openbaar Ministerie wordt gesproken over deze inzet. Blijft dat de rechter kan besluiten om het anders te doen. Hier hebben wij nog geen antwoord op.

Het is een bijzondere verantwoordelijkheid van de minister van Justitie om ervoor te zorgen dat de producten die de regering verlaten, voldoen aan de eisen van de rechtsorde die daaraan mogen worden gesteld. Daarom worden wetsvoorstellen onderworpen aan een kwaliteitstoets van het ministerie van Justitie. Dit laat onverlet dat er op ieder moment weer discussie kan ontstaan doordat men binnen of buiten de regering een andere waardering geeft van bepaalde onderdelen van een wetsvoorstel. Indien achteraf blijkt dat men steken heeft laten vallen, zal op het ministerie zeker worden onderzocht hoe dit heeft kunnen gebeuren.

De voorzitter:

Kan de Kamer de minister van Justitie daarop aanspreken?

MinisterDonner

Ik heb nog nooit gemerkt dat de Kamer zich geremd voelde om de minister van Justitie aan te spreken op wat dan ook.

MinisterVerdonk

Ik begrijp de noodkreten van de heer De Vries. Als ik ijzer kon breken, zou ik dat zeker doen, maar de werkelijkheid is helaas anders.

Door zij-instroom zijn er enkele groepen mensen toegevoegd aan de groep van 26.000. Mijn inspanningsverplichting geldt voor die 26.000. Ik heb vorig jaar aan de Kamer toegezegd dat ik mij zal inspannen om de personen van de groep waarvan op 1 augustus 2005 nog een besluit open stond, met voortvarendheid te behandelen, zo mogelijk voor 1 juli 2006. De IND heeft dit ook gedaan. Per 1 augustus 2005 stond in 12.500 zaken nog een beslissing open. Eind 2005 was in ruim 5000 van deze zaken beslist. In veel van die zaken is daarna echter weer bezwaar of beroep ingesteld Dan stagneert het proces en neemt het aantal weer toe. Binnenkort zal de tweede viermaandelijkse rapportage over 2006 verschijnen. De Kamer zal dan nader worden geïnformeerd.

Over het principe van "last in, first out" is al eerder gesproken. Wij hebben toen geconstateerd welke achterstanden er zijn. Dan kan worden besloten om alle nieuwe aanvragen onder aan de stapel voor afdoening te leggen, maar daar is toen niet voor gekozen. Dit is ook een aantal keren aan de Kamer gemeld. Natuurlijk moeten de achterstanden worden weggewerkt. Dit gebeurt op projectmatige basis en daarmee wordt zeker voortgang geboekt.

Ik heb altijd gezegd, ook naar aanleiding van de motie-Dittrich, dat ik een inspanningsverplichting op mij neem, maar dat ik geen harde garantie kan geven dat het project voor het einde van 2006 zal zijn afgerond. Ik heb daarbij gezegd dat voor ons de zorgvuldigheid van handelen altijd voorop zal staan. Wij doen ons uiterste best om een versnelling aan te brengen.

De voorzitter:

De motie-Dittrich spreekt over 1 juli 2006. De minister heeft tegen de Kamer gezegd dat zij zich ervoor zal inspannen om dit voor elkaar te krijgen. Zij heeft daarbij gezegd dat zij geen garanties kan geven, maar zij mist de inspanningsverplichting met een aantal van 6000. Dit betekent dat 25% nog niet is afgehandeld. Hoe is het in vredesnaam mogelijk dat de minister dit eerder in een termijn van driekwart jaar wel haalbaar achtte?

MinisterVerdonk

Ik denk dat de heer De Vries onderscheid moet maken tussen twee zaken. De IND heeft heel voortvarend gewerkt om de zaken te behandelen waarvan nog een besluit open stond. Een aantal van hen is in bezwaar of beroep gegaan. Dit kost tijd. Ik doe mijn uiterste best om het project 26.000 zo snel mogelijk af te ronden. In die zin hebben wij dezelfde doelstelling. Alle inspanning is erop gericht om dit zo snel mogelijk te doen, maar wij moeten natuurlijk wel zorgvuldig te werk gaan en de mensen hebben zelf nog veel instrumenten om ervoor te zorgen dat de procedure langer duurt of zelfs moet worden hervat.

De voorzitter:

Ik heb gevraagd of de minister een prestatieafspraak kan noemen die zij wel haalt, of dat het inderdaad zo is dat zij overal 10, 20 of 30% beneden de in het vooruitzicht gestelde doelstellingen blijft.

MinisterVerdonk

De verschillende partners in de vreemdelingenketen werken zonder onderscheid allemaal hard om de beoogde doelstellingen te halen, maar ook zij kunnen geen ijzer met handen breken. De heer De Vries weet wat er is gebeurd bij de overdracht van taken van de Vreemdelingenpolitie naar de IND. Ik werd geconfronteerd met grote achterstanden bovenop de bestaande achterstanden. De heer De Vries zal dit zeker herkennen; niet alles wat je aantreft bij je aantreden is even rooskleurig. Dit was in dit geval ook niet zo. Er is keihard gewerkt en er wordt nog steeds keihard gewerkt. Wij hebben een nieuwe organisatie opgezet en de IND is bezig om allerlei zaken projectmatig aan te pakken. Ik hoop van harte dat wij volgend jaar kunnen meedelen dat de achterstanden verder zijn teruggelopen.

Sluiting 12.10 uur.


XNoot
1

I.v.m. een correctie in de titel.

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), Klaas de Vries (PvdA), Dittrich (D66), Rouvoet (ChristenUnie), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), Jan de Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Visser (VVD), Azough (GroenLinks), Van Egerschot (VVD), Meijer (PvdA) en Özütok (GroenLinks).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Lambrechts (D66), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Kraneveldt (LPF), Joldersma (CDA), Van As (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Van Schijndel (VVD), Karimi (Groen-Links), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA), Halsema (GroenLinks), Timmer (PvdA) en Vergeer (SP).

Naar boven