30 545
Uitvoering Wet Werk en Bijstand

nr. 71
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 maart 2009

Hierbij doe ik u het «Onderzoek compensatie inkomensdaling voormalige alleenstaande ouders in de WWB» van de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) toekomen1. IWI heeft dit onderzoek uitgevoerd op verzoek van mijn ambtsvoorganger naar aanleiding van de motie-Karabulut c.s. (Kamerstukken II 2008/09, 30 545, nr. 60).

Problematiek inkomensdaling alleenstaande ouders in de WWB

Als het jongste inwonende kind in een eenoudergezin 18 jaar wordt, heeft dit voor de bijstandsgerechtigde ouder tot gevolg dat de bijstandsnorm «alleenstaande ouder» wordt verlaagd naar de bijstandsnorm «alleenstaande». Tevens vervalt voor de ouder het recht op kinderbijslag. Het 18-jarige inwonende kind heeft dan weliswaar recht op een eigen inkomen (loon, uitkering, studiefinanciering (Wsf), tegemoetkoming onderwijskosten scholieren (WTOS)), maar in veel gevallen is dat inkomen niet zodanig dat hiermee de inkomensachteruitgang van de ouder wordt gecompenseerd.

De bijstandsnorm voor een alleenstaande ouder is in de WWB bepaald op 70% van het wettelijke minimumloon (WML). De gemeenten moeten hierop een bij verordening vastlegde gemeentelijk toeslag (algemene bijstand) verlenen. Het vaststellen van deze toeslag is dus gedecentraliseerd aan de gemeenten en is maximaal 20% WML, zodat de norm voor een alleenstaande ouder maximaal 90% WML bedraagt. De bijstandsnorm voor een alleenstaande is in de WWB bepaald op 50% WML. Ook hierop moeten de gemeenten een bij verordening vastlegde gemeentelijk toeslag verlenen zodat de norm voor een alleenstaande maximaal 70% WML bedraagt. Omdat het inwonende meerderjarige kind een eigen inkomen heeft, kunnen gemeenten bij het vaststellen van de verordening redeneren dat de ouder «schaalvoordelen» heeft op grond waarvan niet de maximale toeslag ad 20% maar een lagere toeslag wordt verstrekt. Ten aanzien van dat laatste heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) in 2007 bepaald dat indien een inwonend meerderjarige kind alleen een studietoelage ontvangt, de gemeente de maximale toeslag van 20% WML moet verstrekken1. De mate waarin dit in de praktijk ook daadwerkelijk gebeurt, is in het IWI onderzoek betrokken.

Met het in werking treden van de «nieuwe Algemene bijstandswet (Abw)» in 1996 is de centrale regelgeving die via de algemene bijstand voorzag in een inkomensondersteuning voor voormalige eenoudergezinnen waarvan het jongste inwonende kind 18 jaar is geworden, beëindigd om vervolgens in het kader van de individuele bijzondere bijstand te worden gedecentraliseerd aan de gemeenten. Deze centrale Beschikking toeslagen voormalige éénoudergezinnen (Stcrt. 1986, 170) beoogde het verlies aan inkomen via de algemene bijstand te compenseren door het verstrekken van een garantie- en/of een overbruggingstoeslag2 aan het voormalige eenoudergezin. Onder het regime van de Abw en WWB waren, respectievelijk zijn dergelijke toeslagen dus niet langer landelijk geregeld, maar een verantwoordelijkheid van de gemeenten geworden. Hieromtrent is destijds overeenstemming bereikt met de VNG en in dat kader zijn ook financiële middelen overgeheveld naar het gemeentefonds. Het is – uitgaande van het feit dat de bijzondere bijstand beleidsmatig en financieel is gedecentraliseerd – ter beslissing aan de gemeenten of, en zo ja, hoe zij deze financiële inkomensachteruitgang compenseren. De voormalige centrale regeling geldt daarbij als voorbeeld. In het onderzoeksrapport zijn ter illustratie rekenvoorbeelden opgenomen.

Conclusies onderzoek

Gemeentelijke toeslag (algemene bijstand)

Uit het IWI onderzoek blijkt dat 86% van de gemeenten de norm alleenstaande wél verhoogt met de maximale toeslag indien het thuiswonend niet ten laste komende kind enkel een inkomen uit studiefinanciering ontvangt; 14% van de gemeenten doen dit echter – in strijd met de jurisprudentie van de CRvB op dit punt – niet. 82% van de gemeenten verhoogt de norm van de alleenstaande (ouder) met de maximale toeslag indien het thuiswonend jongste inwonend kind 18 jaar wordt en enkel een WWB-uitkering (of qua hoogte vergelijkbaar inkomen) voor een thuiswonende van 18- tot 21 jaar ontvangt. Bij herhaling is er in de Verzamelbrieven echter op gewezen dat ook in deze situatie de gemeenten de maximale toeslag zouden moeten toepassen. Toch blijken hier niet alle gemeenten gevolg aan te geven.

Compensatie inkomensachteruitgang via de bijzondere bijstand

Het betreft hier een compensatie via de bijzondere bijstand voor de inkomensdaling van voormalige eenoudergezinnen. Deze compensatie vindt plaats bovenop de basisnorm algemene bijstand (50% WML) en de gemeentelijke toeslag (20% WML). Uit het IWI onderzoek blijkt dat 80% van de gemeenten enigerlei vorm van onderling verschillende compenserende maatregelen via de bijzondere bijstand kent. De groep gemeenten die geen compenserende maatregelen kent, bestrijkt nog geen 3% van de totale bijstandspopulatie in Nederland.

Maatregelen

Het IWI onderzoek heeft inzicht in de gemeentelijke praktijk opgeleverd op zowel het terrein van de gemeentelijke toeslagen (algemene bijstand) als het terrein van de compensatie inkomensachteruitgang voormalige eenoudergezinnen (bijzondere bijstand). Naar aanleiding hiervan ben ik met het oog op de uitvoering van de motie Karabulut voornemens de volgende maatregelen te nemen.

Gemeentelijk toeslag (algemene bijstand)

Nu blijkt dat niet alle gemeenten onverkort toepassing geven aan de uitspraak van de CRvB (2007) dat alleenstaande ouders met een inwonend niet ten laste komend kind vanaf 18 jaar met alleen een inkomen uit studiefinanciering recht hebben op een maximale gemeentelijke toeslag ad 20% WML, ben ik voornemens tot codificatie in de WWB van de betreffende uitspraak over te gaan. Immers de regelgeving betreffende de algemene bijstand moet het bestaansniveau op het sociaalminimum waarborgen. In voorkomende gevallen dient dan ook aan de alleenstaande (ouder) de maximale gemeentelijke toeslag te worden verleend, respectievelijk dient te worden afgezien van een verlaging van de gehuwdennorm, indien het inwonend meerderjarig kind alleen een inkomen uit studiefinanciering heeft (of een daarmee qua hoogte vergelijkbaar netto inkomen).

Compensatie inkomensachteruitgang via de bijzondere bijstand

Het heeft – gelet op de uitkomsten van het IWI onderzoek – niet mijn voorkeur om centrale voorschriften vast te stellen in plaats van het instrument bijzondere bijstand waar de gemeenten momenteel over beschikken om de inkomensachteruitgang van voormalige eenoudergezinnen te compenseren. Immers in voorkomende gevallen wordt het overgrote deel van de totale bijstandspopulatie (ruim 97%) in Nederland door de gemeenten reeds in enigerlei vorm financieel gecompenseerd voor de in de motie Karabulut bedoelde inkomensachteruitgang. Daarnaast ben ik van mening dat de uiteenlopende situaties van alleenstaande ouders met inwonende meerderjarige kinderen met de daaruit voortvloeiende verschillen in inkomenshoogte en noodzakelijke bestaanskosten, van geval tot geval moeten worden gewogen. Daarbij vormt niet een centraal vastgesteld voorschrift, maar individueel maatwerk op basis van de bijzondere bijstand hét aangewezen kader. Bovendien stroken centrale regels voor wat betreft de compensatie van de inkomensachteruitgang voormalige eenoudergezinnen niet met het decentralisatie- en activeringsbeginsel dat de WWB huldigt en kan zelfs deactiverend voor de betrokken doelgroep uitwerken.

Voorts zijn de huidige mogelijkheden om met de verlening van bijzondere bijstand de inkomensachteruitgang van voormalige eenoudergezinnen te compenseren ruimer dan de situatie waarop in de motie wordt gedoeld. Immers ook in situaties waarin het jongste inwonende kind achttien jaar wordt en niet schoolgaand is of studeert, maar wél ook een laag eigen inkomen of uitkering heeft, kan de alleenstaande ouder te maken krijgen met een inkomensachteruitgang die via de bijzondere bijstand compensatie behoeft.

Onder handhaving van de huidige systematiek van de inkomensondersteuning via de bijzondere bijstand, ben ik voornemens de gemeenten nog eens expliciet op de problematiek van de voormalige eenoudergezinnen te wijzen. Hiertoe zal ik IWI verzoeken om het onderzoeksrapport, waarin ook rekenvoorbeelden van inkomenscompensatie zijn opgenomen, te verspreiden onder alle gemeenten in Nederland. Voorts zal ik de problematiek in het periodiek Bestuursoverleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) aan de orde stellen.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. Klijnsma


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

CRvB 17-04-2007, nr. 06/965 WWB.

XNoot
2

In bijlage 2 van het IWI-onderzoeksrapport zijn een aantal voorbeeldberekeningen van garantie- en overbruggingstoeslagen op grond van de per 1 januari 1996 ingetrokken Beschikking toeslagen voormalige éénoudergezinnen opgenomen.

Naar boven