30 545 Uitvoering Wet Werk en Bijstand

Nr. 195 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 januari 2020

Met uw brief van 11 september 2019 heeft u mij verzocht toe te lichten hoe uitvoering zal worden gegeven aan de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 1 juli 2019 over de bijstandsbudgetten over 2015 voor de gemeenten Den Haag, Utrecht, Amersfoort en ’s-Hertogenbosch. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

De CRvB concludeert dat het model dat in 2015 voor de verdeling van de bijstandsbudgetten is gehanteerd, niet mag worden toegepast voor genoemde gemeenten, omdat het tekortkomingen bevat waardoor deze gemeenten onevenredig zijn benadeeld ten opzichte van andere gemeenten. Ik heb daarom de benodigde stappen ondernomen om tot nieuwe besluiten voor deze gemeenten te komen. Via deze brief informeer ik u over het proces dat ik daarvoor heb doorlopen, de gehanteerde aanpak en de uitkomsten.

Proces

Voor de totstandkoming van de nieuwe besluiten heb ik gekozen voor een werkwijze die aansluit bij de CRvB-uitspraken, waarbij het ministerie en de gemeenten in overweging is gegeven om via een schatting tot een oplossing te komen. Ik heb de betrokken gemeenten gevraagd om mij een gemotiveerde schatting voor de nieuwe vaststelling van de bijstandsbudgetten voor het jaar 2015 te geven. Daarna ben ik met de gemeenten in overleg getreden om wederzijds onze visies en argumenten met elkaar te delen. Aansluitend hebben de gemeenten vier weken de tijd gekregen om te reageren op mijn zienswijze. Na het doorlopen van dit proces heb ik nieuwe besluiten genomen voor deze vier gemeenten.

Gehanteerde aanpak

Hoewel de CRvB-uitspraken alleen betrekking hebben op 2015, is het oordeel van de CRvB ook van toepassing op de budgetten voor 2016. Ik heb daarom zowel over de bijstandsbudgetten 2015 als 2016 nieuwe besluiten genomen. De besluiten over 2016 voor Den Haag en Utrecht volgen later in 2020, omdat deze gemeenten mij hebben verzocht om de nieuwe budgetten voor 2015 en 2016 los van elkaar te beschouwen. Tegen de bijstandsbudgetten over 2016 loopt namelijk nog een bezwaarprocedure.

De berekening van de compensatie voor de vier gemeenten is gebaseerd op de volgende uitgangspunten:

  • Voor de berekening van de nieuwe vaststelling van de budgetten heb ik aansluiting gezocht bij het verdeelmodel 2017, omdat daarin voor het eerst rekening is gehouden met de centrumfunctie en bovendien gebruik wordt gemaakt van integrale data. Daarmee wordt naar mijn oordeel zo veel mogelijk recht gedaan aan de uitspraak van de CRvB, waarin immers is overwogen dat met name het ontbreken van die factoren in het verdeelmodel 2015 leidde tot een onevenredige benadeling van de vier gemeenten.

  • Voor de nieuwe berekening blijf ik zo dicht mogelijk bij de situatie zoals die in 2015 en 2016 gold. Er was toen sprake van een overgangsregeling die ervoor zorgde dat de budgetten voor 50% gebaseerd waren op historische lasten. De herberekening van het budget is dus alleen van toepassing op de resterende 50% van het budget, die gebaseerd is op het objectieve verdeelmodel.

  • Een hoger budget kan leiden tot een lagere aanspraak op het vangnet. In de compensatie voor de gemeenten wordt rekening gehouden met deze lagere aanspraak op het vangnet.

  • In de berekeningen van de compensatie is ook rekening gehouden met wettelijke rente.

Uitkomsten

Op basis van hierboven omschreven aanpak, kom ik voor de betrokken gemeenten uit op de volgende compensatie:

gemeente

Compensatie 2015

Compensatie 2016

Totaal

's Hertogenbosch

€ 5.164.427

€ 3.330.387

€ 8.494.814

Amersfoort

€ 2.202.387

€ 756.221

€ 2.958.608

Utrecht

€ 622.046

€ –

€ 622.046

Den Haag

€ –

€ –

€ –

De gemeente Den Haag zal geen compensatie ontvangen. Toepassing van een verdeelmodel waarin rekening wordt gehouden met de integrale gegevens van alle inwoners van de gemeente en de centrumfunctie die gemeente Den Haag in de regio vervult, leidt niet tot hogere bijstandsbudgetten.

De beschikkingen zijn medio december 2019 aan de gemeenten verzonden en de betreffende bedragen zijn in dezelfde periode overgemaakt. De gemeenten kunnen desgewenst binnen 6 weken tegen het besluit in beroep gaan bij de CRvB.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark

Naar boven