30 545 Uitvoering Wet Werk en Bijstand

Nr. 122 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 april 2013

Hierbij zend ik uw Kamer ter informatie een tweetal rapporten van recent afgerond onderzoek. Beide rapporten betreffen onderzoek uitgevoerd door de Inspectie SZW.

Bij deze aanbieding ontvangt u de volgende rapportages1.

  • 1. Implementatie zoekperiode jongeren

  • 2. Bredere kijk op gegevens

In de bijlage bij deze brief treft u, voor elk onderzoek afzonderlijk, een nadere bespreking van het betreffende onderzoek.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

Uitkomsten en reacties per onderzoek

Implementatie zoekperiode jongeren

Sinds 1 januari 2012 moeten jongeren tot 27 jaar die bij de gemeenten een WWB-uitkering aanvragen eerst zelf vier weken zoeken naar werk of, vanaf 1 juli 2012, hun scholingsmogelijkheden nagaan. De wetgever beoogt met invoering van speciale maatregelen voor jongeren te voorkomen dat zij al jong uitkeringsafhankelijk worden en daarmee hun toekomstmogelijkheden verkleinen. De speciale maatregelen betroffen de invoering van een 4-weken zoektermijn voor jongeren tot 27 jaar die bij de gemeenten een WWB-uitkering aanvragen. In deze periode dienen zij zelf naar werk te zoeken en hun scholingsmogelijkheden na te gaan.

De inspectie SZW heeft onderzocht hoe gemeenten en UWV invulling geven aan de implementatie van de aangescherpte voorwaarde. Het onderzoek Implementatie zoekperiode jongeren is door de Inspectie SZW in 2012 uitgevoerd. De Inspectie constateert dat gemeenten de technische kant van de implementatie in het uitvoeringsproces goed en tijdig hebben opgepakt. De Inspectie constateert verder dat bij een aanzienlijk deel van de gemeenten deze implementatie zonder de nodige bestuurlijke aandacht daarvoor heeft plaatsgevonden. De Inspectie leidt dit met name af uit de beleidsarme invulling van de maatregelen, het niet tijdig gereed zijn van beleid met betrekking tot het onderzoeken van de scholingsmogelijkheden en het feit dat gemeenten geen cijfermatig inzicht hebben in het verloop van het klantenbestand jongeren, waardoor sturing en beheersing worden belemmerd.

Gemeenten hebben ondanks het late tijdstip van vaststelling van de wetsaanpassing tijdig ambtelijke richtlijnen vastgesteld waaraan jongeren kunnen worden getoetst op hun zoeken naar werk-gedrag als zij aankloppen voor een WWB-uitkering bij de gemeente. Gemeenten erkennen dat dit nog beleidsarm is ingevuld en in de periode van het onderzoek niet is vastgelegd in verordeningen of beleidsregels. Gemeenten verklaren dit door te verwijzen naar verwachte veranderingen in het beleid door nieuwe handhavingswetgeving en de mogelijke invoering van de toenmalige Wet Werken naar Vermogen. Gemeenten geven aan de gedachte achter de zoekperiode te ondersteunen en dat de zoekperiode voor veel jongeren werkt. Ik vind het verheugend dat gemeenten positief staan tegenover de vier weken zoektijd. Ook vind ik het een goede zaak dat gemeenten de jongeren goed voorlichten over de zoekperiode. Zij doen dit in persoonlijke contacten en via schriftelijke informatie die is toegesneden op de doelgroep jongeren. Op die manier is maatwerk mogelijk en worden de jongeren aangesproken op een manier die bij hen past. Naar mijn mening weegt dit punt op tegen één van de punten waarop de gemeenten minder goed scoren: het feit dat de verordeningen alleen in technische zin zijn aangepast zonder dat de beleidsmatige uitvoeringsinstructies er in vertaald zijn. Alles overziende vind ik dat de werkwijze van gemeenten nog onvoldoende in overeenstemming is met de rol die de WWB toekent aan de gemeenteraad. In een volgende Verzamelbrief aan gemeenten zal ik hierop wijzen.

De Inspectie SZW stelt vast dat gemeenten het beleid ten aanzien van het door jongeren uit te voeren eigen onderzoek naar scholingsmogelijkheden niet tijdig gereed hadden. Deze constatering kan te maken hebben met het moment waarop het onderzoek heeft plaatsgevonden. In dit kader is het goed om erop te wijzen dat de rijksoverheid wel faciliteiten beschikbaar heeft gesteld in de vorm van een handreiking van Stimulansz. Gemeenten moeten in hun beleid ook regels gaan opstellen voor het bepalen van het leervermogen van hun klanten. Voor het onderzoek naar de scholingsmogelijkheden van jongeren is het belangrijk dat de gemeenten een goede samenwerking opzetten met de onderwijsinstellingen. Het is immers aan de onderwijsinstellingen om het leervermogen van de jongeren feitelijk vast te stellen. Hiervoor is de expertise van de onderwijsinstellingen nodig. De samenwerking met de onderwijsinstellingen heeft meer tijd nodig. Ik ga er vanuit dat gemeenten in de maanden die volgden op het onderzoeksmoment de nodige stappen hebben gezet en samen met de schoolbesturen een stevig fundament hebben opgezet en het beleid verder vorm hebben gegeven. Het vervolgonderzoek van de Inspectie SZW kan inzicht geven in de ontwikkelingen op dit punt.

Ten aanzien van de constatering van de Inspectie SZW dat gemeenten hun cijfermatige sturingsinformatie m.b.t. jongeren niet op orde hebben, merk ik op dat het voor gemeenten van evident belang is dat zij zelf over deze informatie beschikken. Ook voor dit punt zal ik de gemeenten aandacht vragen in de Verzamelbrief aan gemeenten.

Bredere kijk op gegevens

De inspectie SZW heeft onderzocht in hoeverre gemeenten, UWV en SVB zijn gericht op de kwaliteit van gegevens. Het rapport bevat het oordeel van 2 onderzoeken:

  • 1. Aanvraagproces WWB en kwaliteit van gegevens.

  • 2. Correctieverzoeken en terugmeldingen.

Aanvraagproces WWB en kwaliteit van gegevens

De inspectie SZW heeft onderzocht wat de invloed is van verschillende werkwijzen van gemeenten bij de aanvraag van een WWB-uitkering op de kwaliteit van gegevens. De inspectie concludeert dat er geen aantoonbaar verband is tussen de werkwijze van gemeenten en de kwaliteit van de gegevens. De gegevens zijn volgens de respondenten kwalitatief goed genoeg om de uitkeringsbeslissing op te baseren. Ook heeft de samenwerking met UWV, of het ontbreken daarvan, geen invloed op de kwaliteit van de gegevens die voor de uitkeringsbeslissing worden gebruikt.

Er is volgens de inspectie een tendens naar verdere digitalisering van het aanvraagproces van de WWB. Daarbij acht de inspectie het van belang om een brug te slaan tussen de gemeentelijke beleidsvisies en landelijk geïnitieerde automatiseringsoplossingen.

Het innemen van de aanvraag van WWB-uitkeringen en de registratie van werkzoekenden is conform de Wet SUWI neergelegd bij het UWV. Het UWV draagt de gegevens over de werkzoekende aan gemeenten over, waarmee gemeenten vervolgens in staat zijn om het proces op te starten voor het beoordelen van welke dienstverlening moet worden aangeboden, en voor het beoordelen van de uitkeringsaanvraag. Door de ketenpartners wordt toe gewerkt naar aansluiting van alle ketenpartners op de systemen van het UWV.

De Wet SUWI biedt ruimte aan gemeenten en het UWV om nadere afspraken te maken. Het UWV geeft aan bereid te zijn om samen met gemeenten te bezien hoe de door UWV ontwikkelde digitale dienstverlening beter kan worden aangesloten op gebruik voor de gemeentelijke populatie. Er is een ketenbreed overleg opgericht waarin het UWV en gemeenten afspraken kunnen maken over de doorontwikkeling van de systemen van het UWV, waarbij de gemeentelijke inbreng ten aanzien van deze systemen wordt geborgd.

Correctieverzoeken en Terugmeldingen

De inspectie SZW heeft onderzocht wat de bijdrage is van terugmeldingen en correctieverzoeken binnen het SUWI-domein aan de kwaliteit van gegevens. De inspectie concludeert dat de bijdrage van correctieverzoeken en terugmeldingen aan de kwaliteit van gegevens beperkt is. Zo informeren SUWI-partijen burgers niet actief over de mogelijkheid om hun gegevens in te zien.

De inspectie geeft aan dat er diverse oorzaken ten grondslag liggen aan het beperkt aantal terugmeldingen. De inspectie signaleert dat naast het instrument terugmelding ook andere instrumenten worden ingezet, zoals bestandskoppelingen. Een eerste bestandskoppeling, gericht op de verbetering van de kwaliteit van de GBA, is in 2012 door SZW gerealiseerd. Ook is er wetgeving in voorbereiding die regelt dat de betaling van de uitkering wordt opgeschort indien bij verificatie door het UWV blijkt dat de aanvrager niet staat ingeschreven met een (woon)adres in de GBA. Vanuit een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid om de gegevens op orde te houden vind ik het van belang dat de SUWI-partijen bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit van gegevens.

De inspectie oordeelt dat de SUWI-partijen meer belang moeten toekennen aan de stelselbrede borging van kwaliteit van gegevens. Ik zal bij gemeenten via de «Verzamelbrief» en in het overleg met de SVB en het UWV hier aandacht aan besteden.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven