30 544
Wijziging van de Kadasterwet, de Organisatiewet Kadaster en enige andere wetten in verband met de aanwijzing van de kadastrale registratie, de kadastrale kaart en het geografisch bestand tot basisregistraties en enkele andere wijzigingen (Wet basisregistraties kadaster en topografie)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

IALGEMEEN2
   
Hoofdstuk 1 Inleiding2
1.1Basisregistraties2
1.2De basisregistraties kadaster en topografie2
1.3Opzet van het algemeen deel3
   
Hoofdstuk 2 De ontwikkeling van basisregistraties3
2.1Het programma Stroomlijning basisgegevens3
2.2Relatie van dit wetsvoorstel met andere wetsvoorstellen4
   
Hoofdstuk 3 Algemene uitgangspunten voor de wettelijke regeling5
3.1Algemene uitgangspunten voor basisregistraties5
3.2De basisregistraties kadaster en topografie bij wet geregeld5
3.3Onderscheid authentieke gegevens en andere gegevens6
3.4Aanwijzing van authentieke gegevens7
   
Hoofdstuk 4 Enkele bijzonderheden van de basisregistratie kadaster8
4.1Inhoud van de basisregistratie kadaster8
4.2Rechtszekerheidsfunctie versus de functie als basisregistratie9
   
Hoofdstuk 5 Enkele bijzonderheden van de basisregistratie topografie10
5.1Inhoud en gebruik van de basisregistratie topografie10
5.2Weergave van de fysieke werkelijkheid11
5.3Invoeringstermijn voor topografische bestanden op kleinere schaal dan 1:10 00011
   
Hoofdstuk 6 Eenmalige gegevensverstrekking en verplicht gebruik11
6.1Eenmalige gegevensverstrekking door burgers en bedrijven11
6.2Verplicht gebruik door bestuursorganen bij de uitvoering van hun publieke taken12
6.3Terugmeldplicht14
6.4Kwaliteitsborging, herstel van misslagen, aansprakelijkheid17
6.5Kwaliteitscontrole18
   
Hoofdstuk 7 Overige elementen van de wettelijke regeling19
7.1Bevoegdheden Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer19
7.2Handhaving20
7.3Rechtsbescherming20
7.4Bedrijfseffecten en administratieve lasten21
7.5Bescherming persoonsgegevens22
7.6Interbestuurlijk overleg24
7.7Inwerkingtreding25
7.8De registraties voor schepen en luchtvaartuigen26
   
II ARTIKELSGEWIJS26

I ALGEMEEN

HOOFDSTUK 1 INLEIDING

1.1 Basisregistraties

Met het oog op een doelmatige informatievoorziening in de publieke sector worden zes administraties ontwikkeld tot basisregistraties. Zij vormen de primaire registratie van belangrijke objecten binnen de openbare sector. Het betreft het basisregister van ondernemingen en andere organisaties (NHR - Nieuw Handelsregister), de Basis Gebouwenregistratie (BGR), de Basisregistratie adressen (BRA), de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (GBA), de basisregistratie kadaster (BRK) en de basisregistratie topografie (BRT).1

Een «basisregistratie» fungeert voor bestuursorganen als unieke bron van essentiële gegevens. Deze zogenoemde «authentieke gegevens» dienen bestuursorganen te gebruiken in het bestuurlijke verkeer met burgers en bedrijven, die deze gegevens daardoor niet nogmaals aan hen hoeven te verstrekken (het beginsel van de «eenmalige gegevensverstrekking»). Niet alleen worden de administratieve lasten minder door overheidsbreed hergebruik van reeds beschikbare informatie. Een dergelijk hergebruik leidt ook tot kostenbesparingen en efficiencywinsten voor de publieke sector en derhalve tot minder bestuurlijke lasten.2 Doordat bestuursorganen over dezelfde objecten dezelfde, betrouwbare, algemene gegevens gebruiken, zal tevens de kwaliteit van de informatiehuishouding van de overheid en semi-overheid toenemen. Dit zal zich vertalen in betere dienstverlening, in beter beleid en toezicht en in betere handhaving. Ten slotte draagt eenheid in registratie bij aan rechtszekerheid voor burger, bedrijf en bestuur.3

Met het oog op de wens van het kabinet en de Tweede Kamer om spoed te betrachten bij de invoering van basisregistraties, is gekozen voor een aanpak, waarbij de wettelijke verankering en de realisatie gefaseerd en per afzonderlijke basisregistratie geschieden.

1.2 De basisregistraties kadaster en topografie

Dit wetsvoorstel strekt er toe de registraties met betrekking tot percelen en kaarten aan te wijzen als basisregistratie, overeenkomstig de Wetgevingsnota basisregistraties, aangeboden aan de Tweede Kamer bij brief van 30 augustus 2004 van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties4. Die aanwijzing tot basisregistratie komt ook in de naam tot uiting. De registratie met betrekking tot percelen wordt aangeduid als basisregistratie kadaster en omvat naast de kadastrale registratie ook de kadastrale kaart. De registratie met betrekking tot kaarten wordt aangeduid als basisregistratie topografie en bestaat uit een digitaal topografisch bestand op een schaal van 1:10 000 of kleiner.

Het wetsvoorstel richt zich met name op het gebruik van de basisregistraties kadaster en topografie door de overheid bij de uitoefening van haar publieke taken. Voor de basisregistratie kadaster geldt dat dit wetsvoorstel er nadrukkelijk niet toe strekt om op enigerlei wijze een wijziging aan te brengen in het stelsel van het Burgerlijk Wetboek ten aanzien van registergoederen. Voor het privaatrechtelijke rechtsverkeer brengt dit wetsvoorstel dan ook geen verandering met zich mee.

1.3 Opzet van het algemeen deel

In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het programma Stroomlijning Basisgegevens, dat de aanleiding vormt voor het bij wet aanwijzen van onder andere de basisregistratie kadaster en de basisregistratie topografie. In hoofdstuk 3 wordt stilgestaan bij de eisen die aan basisregistraties worden gesteld en de principes die gehanteerd worden bij de voorliggende wettelijke regeling. De hoofdstukken 4 en 5 geven een beeld van de basisregistraties kadaster en topografie, met een accent op enkele bijzonderheden van deze registraties die gevolgen hebben gehad voor de uitwerking van de eisen zoals die aan basisregistraties in het algemeen worden gesteld. Hoofdstuk 6 beschrijft de wijze waarop enkele essentiële eisen zijn vertaald en hoofdstuk 7 tenslotte bevat enkele meer algemene aspecten.

HOOFDSTUK 2 DE ONTWIKKELING VAN BASISREGISTRATIES

2.1 Het programma Stroomlijning Basisgegevens

De uitgangspunten en doelstellingen van het werken met basisregistraties worden breed gedragen. In het programma Stroomlijning Basisgegevens I is geconcludeerd dat de gegevenshuishouding binnen de overheid aanzienlijk is te verbeteren door het invoeren van een stelsel van basisregistraties (in dat programma nog aangeduid als «authentieke registraties»).1 Deze uitspraak is onderbouwd en uitgewerkt in dat programma. In de brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van de Staatssecretaris van Economische Zaken en van ondergetekende aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van 3 maart 20032, waarin de afronding van het eerste deel van dat programma werd aangekondigd, zijn het uitgangspunt voor en de conclusies van het programma als volgt omschreven: «Uitgangspunt voor het programma vormde de constatering dat bij nagenoeg alle vraagstukken waarvoor de overheid zich gesteld ziet, het kunnen beschikken over adequate gegevens een cruciale rol vervult: beheersing van asielzoekerstromen, voedselveiligheid, wachtlijsten in de zorg, integratie, openbare orde en veiligheid, uitbraak van veeziekte, illegale onderhuur van woonruimte, waterbeheer, criminaliteit, enzovoort. Nagenoeg al deze dossiers vergen bovendien een intensieve samenwerking van een groot aantal betrokken organisaties, die op al deze dossiers effectief en flexibel (dat wil zeggen in wisselende samenstelling) met elkaar moeten kunnen samenwerken en daartoe snel en zonder problemen gegevens moeten kunnen uitwisselen, die bovendien betrouwbaar en actueel moeten zijn. Dat kan alleen als er – ten minste voor de meest essentiële gegevens – sprake is van een overheidsbrede, organisatieonafhankelijke, maar flexibele gegevensinfrastructuur. Authentieke registraties voorzien daarin».

Deze uitgangspunten en doelstellingen worden onderschreven door de Tweede Kamer. Dit is onder meer gebleken in het overleg op 24 september 2003 van de vaste commissie van Economische Zaken met de Ministers voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en van Economische Zaken3. De Tweede Kamer onderschreef de in het programma voorgestelde aanpak en bracht die steun tot uitdrukking door een motie van het lid Szabó c.s. aan te nemen4. In die motie werd aangedrongen op een spoedige implementatie van het stelsel en een wetgevingsplanning. Inmiddels is daarom het vervolgprogramma Stroomlijning Basisgegevens II gestart, dat is gericht op de feitelijke realisatie van een stelsel van basisregistraties.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties heeft vervolgens in een brief van 8 juni 2004 aan de Tweede Kamer, waarin informatie werd verstrekt omtrent de uitkomsten van het bestuurlijk overleg met de VNG over de modernisering van de GBA en de verdere ontwikkeling van de GBA als authentieke registratie, een optimaal functionerende GBA een onmisbare schakel genoemd in een systeem van authentieke registraties1.

In een brief van 15 juni 2004 aan de Tweede Kamer hebben de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties en ondergetekende vervolgens de Tweede Kamer geïnformeerd over het kabinetsbeleid gericht op invoering van een Basis Gebouwenregistratie in Nederland in combinatie met een Basisregistratie adressen2. In de, bij de eerdergenoemde brief van 30 augustus 2004 gevoegde, wetgevingsnota basisregistraties heeft de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties tevens aan de Tweede Kamer de gevraagde wetgevingsplanning voor de eerste zes basisregistraties (personen, bedrijven, gebouwen, adressen, kaarten en percelen) aangeboden.3 Die zes basisregistraties bevatten de belangrijkste, meest fundamentele objecten en subjecten, waar de gegevensuitwisseling van en met de overheid betrekking op heeft. Inspanningen op dit vlak zullen dan ook een maximaal effect sorteren op weg naar een samenhangende gegevenshuishouding, met als doel een informatie-uitwisseling van en met de overheid op basis van eenduidige en betrouwbare gegevens. Recent is de Tweede Kamer door de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties bij brief van 6 juli 2005 geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van de zes basisregistraties van de eerste tranche4. De Kamer is door middel van deze brief ook geïnformeerd over de tweede tranche van basisregistraties waaraan inmiddels wordt gewerkt, dan wel waarvoor een haalbaarheidsonderzoek loopt. De laatste stand van zaken is dat tot 2009 naast de zes genoemde basisregistraties nog de volgende drie worden gerealiseerd: 1. kentekens, 2. lonen, arbeids- en uitkeringsverhoudingen (polisadministratie) en 3. inkomens en vermogens (Kamerstukken II 2005/06, 29 362, nr. 72).

2.2 Relatie van dit wetsvoorstel tot andere wetsvoorstellen

Het wetsvoorstel is een van de eerste wetsvoorstellen met betrekking tot basisregistraties die in procedure worden gebracht. Behalve dit wetsvoorstel behoren daartoe: het wetsvoorstel, houdende regels omtrent een basisregister van ondernemingen en andere organisaties, en het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet gemeenschappelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met de aanpassing aan de eisen die gelden voor basisregistraties. In het voorjaar van 2005 heeft veel afstemming plaatsgevonden om deze wetsvoorstellen materieel goed op elkaar te laten aansluiten. Hierbij is mede met het oog op de eerdere, praktische keuze voor een invoering door middel van meerdere wetten, afgesproken dat de wetsvoorstellen qua structuur, definities en terminologie niet identiek kunnen noch behoeven te zijn en in een bepaalde mate onderlinge verschillen kunnen vertonen, zonder dat dit de noodzakelijke eenheid binnen het stelsel aantast. Hierbij speelt een rol dat het veelal om wijzigingen van bestaande regelgeving gaat, waarvan de systematiek en terminologie in beginsel moeten worden gevolgd, mede omdat die wetten veelal ook andere onderwerpen regelen (zoals bijvoorbeeld de Kadasterwet aanzienlijk meer omvat dan aanwijzing van de kadastrale registratie tot basisregistratie).

Later volgen nog het wetsvoorstel met betrekking tot de basisregistraties adressen en gebouwen en de wetsvoorstellen voor de basisregistraties uit de tweede tranche.

In directe relatie met de basisregistraties staat de invoering van het burgerservicenummer (BSN). Het wetsvoorstel houdende algemene bepalingen betreffende de toekenning, het beheer en het gebruik van het burgerservicenummer is inmiddels in behandeling bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2005/2006, 30 312, nrs. 1 tot en met 5).

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE UITGANGSPUNTEN VOOR DE WETTELIJKE REGELING

3.1 Algemene uitgangspunten voor basisregistraties

Een basisregistratie is «een kwalitatief hoogwaardig en met expliciete garanties voor de borging van die kwaliteit omkleed bestand van, gezien het geheel van wettelijke taken, vitale en/of veelvuldig en om uiteenlopende redenen benodigde gegevens over personen, instellingen, zaken, verrichtingen of gebeurtenissen, dat bij wet als de enig officieel erkende registratie voor de desbetreffende gegevens is aangemerkt en dat in het gehele land verplicht wordt gebruikt door alle overheidsinstanties, alsook zo mogelijk private organisaties, tenzij het gebruik om zwaarwegende redenen als privacybescherming expliciet is uitgesloten». Uit deze definitie vloeien de kenmerken van een basisregistratie voort. Deze kenmerken zijn in de vorm van eisen door het kabinet vastgesteld en dienen als uitgangspunt voor alle basisregistraties.1

Het wetsvoorstel is opgezet aan de hand van de in de Eindrapportage Stroomlijning Basisgegevens vermelde uitgangspunten:

1. De basisregistratie is bij wet geregeld.

2. De afnemers hebben een terugmeldplicht.

3. De basisregistratie wordt verplicht gebruikt door de hele overheid.

4. Er is duidelijkheid over de aansprakelijkheid.

5. De realisatie en exploitatie geschieden tegen redelijke kosten en er is eenduidigheid over de verdeling ervan.

6. Er is duidelijkheid over inhoud en bereik van de basisregistratie.

7. Er zijn sluitende afspraken en procedures tussen houder en afnemer.

8. Er zijn duidelijke procedures met betrekking tot de toegankelijkheid van de basisregistratie.

9. Er is een stringent regime van kwaliteitsborging.

10. Er is vastgelegd dat, en hoe, afnemers van gegevens op een niet vrijblijvende wijze betrokken worden bij de besluitvorming betreffende de basisregistratie.

11. De positie van de betreffende basisregistratie binnen het stelsel van basisregistraties is duidelijk gemaakt en de relaties met andere basisregistraties zijn beschreven.

12. De zeggenschap over de basisregistratie berust bij een bestuursorgaan en er is een minister verantwoordelijk voor het realiseren, respectievelijk functioneren, van de betreffende basisregistratie.

3.2 De basisregistraties kadaster en topografie bij wet geregeld

Het uitgangspunt dat basisregistraties bij wet dienen te zijn geregeld is met het oog op de inzichtelijkheid, transparantie en herkenbaarheid van de voorgestelde regeling als volgt ingevuld:

– het zoveel mogelijk in de wet regelen van de hoofdelementen van het stelsel, zoals de reikwijdte en structurele elementen, waaronder de voornaamste duurzame normen;

– het zo min mogelijk opnemen van delegatiebepalingen;

– rekening houdend met aard en opzet van de Kadasterwet, de Organisatiewet Kadaster en de overige kadasterregelgeving.

Dit heeft onder andere geleid tot:

– het in het wetsvoorstel aanwijzen (of aanmerken) van de kadastrale registratie en het geografisch bestand (met een cartografische weergave op een schaal van 1 op 10 000 of kleiner) tot basisregistraties;

– het aanduiden van bepaalde gegevens in de basisregistraties kadaster en topografie als authentieke gegevens, ter onderscheiding van andere dan authentieke gegevens (zie verder paragraaf 3.3 voor het begrip authentiek gegeven en het onderscheid tussen authentieke gegevens en andere gegevens);

– het zoveel mogelijk in het wetsvoorstel regelen van de gebruiksplicht van bestuursorganen, de terugmeldplicht in geval van geconstateerde fouten en het eenmalig aanleveren.

Gelet op de wens van de Tweede Kamer om spoed te betrachten bij de implementatie van het stelsel van basisregistraties is besloten tot een groepering van bepalingen die van belang zijn voor basisregistraties en authentieke gegevens en van nauw daarmee samenhangende bepalingen in één nieuw, in de Kadasterwet in te voegen, hoofdstuk 1a, aan het begin van die wet. Voor het overige is op een pragmatische manier aangesloten bij de huidige onderdelen en artikelen van de Kadasterwet, waarbij tevens een eerste bescheiden begin is gemaakt met vereenvoudiging en beperking van het aantal artikelen en met een betere aansluiting op de Algemene wet bestuursrecht. In hoofdstuk 7 wordt aandacht geschonken aan enkele wijzigingen, die dit wetsvoorstel meebrengt in de systematiek van de Kadasterwet.

3.3 Onderscheid authentieke gegevens en andere gegevens

In navolging van het stelsel van basisregistraties wordt in dit wetsvoorstel een onderscheid gemaakt tussen authentieke en andere dan authentieke gegevens, die in een basisregistratie zijn opgenomen. Met de kwalificatie authentiek wordt tot uitdrukking gebracht dat:

a. het gegeven in samenhang met andere gegevens door een groot aantal bestuursorganen in verschillende processen wordt gebruikt en derhalve bestemd is voor informatie-uitwisseling tussen bestuursorganen;

b. de beheerder van één basisregistratie verantwoordelijk is voor de betrouwbaarheid van dat gegeven;

c. het gegeven onderworpen is aan intern en extern kwaliteitsonderzoek, en

d. het gegeven zich leent voor verplicht gebruik door bestuursorganen en eenmalige verstrekking door burgers en bedrijven aan de overheid.

Ofschoon aan authentieke gegevens qua betrouwbaarheid en kwaliteit hoge eisen worden gesteld, is daarmee nog niet gezegd dat andere gegevens dan authentieke gegevens per definitie minder betrouwbaar zijn en een geringere kwaliteit hebben. Wat betreft de andere dan authentieke gegevens in de basisregistraties kadaster kan worden gesteld dat die gegevens een kwaliteit hebben die gelijk is aan de kwaliteit van authentieke gegevens en dat die gegevens even betrouwbaar zijn. Zo hebben vele in de basisregistratie kadaster opgenomen, andere dan authentieke gegevens in het privaatrechtelijk rechtsverkeer een gelijke rol als de authentieke gegevens. De eisen die vanuit de rechtszekerheid worden gesteld aan betrouwbaarheid en kwaliteit van gegevens dragen er zorg voor dat deze niet authentieke gegevens qua betrouwbaarheid en kwaliteit op een gelijk niveau staan als de authentieke gegevens. Uitsluitend authentieke gegevens zijn evenwel bestemd om door bestuursorganen verplicht te worden gebruikt.

Een wezenlijk element in het stelsel van basisregistraties is, uitgaande van de onderlinge samenhang tussen die registraties, dat slechts één basisregistratie de bron is van een authentiek gegeven. De beheerder van de basisregistratie die de bron is van een authentiek gegeven draagt ook de verantwoordelijkheid voor de juistheid en bijhouding van dat gegeven.

Dit neemt niet weg dat in een basisregistratie soms een authentiek gegeven wordt vermeld, dat is overgenomen uit de basisregistratie die als bron fungeert voor dat authentieke gegeven.

In het wetsvoorstel worden op grond van het vorenstaande in de basisregistraties kadaster en topografie de volgende drie categorieën gegevens onderscheiden:

a. gegevens die authentiek zijn krachtens de Kadasterwet, of, met andere woorden, gegevens afkomstig uit de basisregistraties kadaster en topografie, waarbij de Dienst voor het kadaster en de openbare registers (in het vervolg van deze memorie van toelichting kortheidshalve aangeduid als het Kadaster) in de terminologie van het stelsel beheerder of bronhouder van dat gegeven is en derhalve verantwoordelijkheid draagt voor de kwaliteit van dat gegeven;

b. gegevens die authentiek zijn krachtens een andere wet, of, met andere woorden, afkomstig zijn uit een andere basisregistratie; in die andere wet wordt dan een bestuursorgaan als beheerder of bronhouder aangewezen, die de verantwoordelijkheid draagt voor de kwaliteit van dat gegeven. Voorzover het Kadaster in de basisregistratie kadaster of topografie een authentiek gegeven heeft opgenomen dat afkomstig is uit een andere basisregistratie draagt het Kadaster uitsluitend de verantwoordelijkheid voor de actualiteit van dat daaruit overgenomen authentieke gegeven overeenkomstig tevoren openbaar gemaakte actualiteitsnormen, en

c. andere dan authentieke gegevens die zijn opgenomen in de basisregistraties kadaster en topografie.

Ingevolge dit wetsvoorstel wordt een uit een andere basisregistratie in de basisregistratie kadaster of topografie overgenomen authentiek gegeven door een kenmerk onderscheiden van de gegevens die bij of krachtens de Kadasterwet authentiek zijn en van andere, niet authentieke gegevens die bij of krachtens de Kadasterwet zijn opgenomen in de basisregistratie kadaster of topografie. Dit sluit aan op de bovengenoemde driedeling en maakt duidelijk wat de aard en afkomst van een gegeven is en wie daarvoor verantwoordelijk is.

3.4 Aanwijzing van authentieke gegevens

Het voorgestelde artikel 7f van de Kadasterwet geeft aan welke gegevens als authentieke gegevens worden aangemerkt. In beginsel gebeurt dit bij wet.

Ter wille van de flexibiliteit wordt in het voorgestelde artikel 7g de mogelijkheid opgenomen om onder bepaalde voorwaarden bij algemene maatregel van bestuur in de basisregistraties kadaster en topografie een ander gegeven als authentiek aan te merken dan de gegevens die in het voorgestelde artikel 7f van de Kadasterwet zijn genoemd.

Daarnaast kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat een gegeven dat krachtens een andere wet als authentiek is aangemerkt kan worden opgenomen in de basisregistratie kadaster of topografie of in de registratie voor schepen of voor luchtvaartuigen. (artikel 7g, tweede lid). Overigens zal met de nodige terughoudendheid gebruik worden gemaakt van de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur te bepalen dat een authentiek gegeven uit een andere basisregistratie wordt overgenomen in de basisregistratie kadaster of topografie of in de registratie voor schepen of voor luchtvaartuigen. Doel van het stelsel van basisregistraties is immers niet om elke basisregistratie zoveel mogelijk te vullen met gegevens uit andere basisregistraties maar om een verband van efficiënt met elkaar communicerende basisregistraties tot stand te brengen.

Uitsluitend in geval van spoed kan bij regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een authentiek gegeven of een ander gegeven worden toegevoegd aan gegevens die zijn opgenomen in de basisregistraties kadaster en topografie en in de registraties voor schepen en voor luchtvaartuigen. Een dergelijke regeling dient zo spoedig mogelijk gevolgd te worden door een algemene maatregel van bestuur (artikel 7g, zesde lid).

HOOFDSTUK 4. ENKELE BIJZONDERHEDEN VAN DE BASISREGISTRATIE KADASTER

4.1 Inhoud van de basisregistratie kadaster

De basisregistratie kadaster bestaat uit de kadastrale registratie en de kadastrale kaart. De basisregistratie kadaster bevat:

– authentieke gegevens afkomstig uit eigen bron;

– authentieke gegevens afkomstig uit andere registraties, en

– andere gegevens.

Voorbeelden van authentieke gegevens uit andere registraties zijn bedrijfsgegevens en persoonsgegevens. De koppeling is in deze gevallen een authentiek gegeven uit eigen bron (bijvoorbeeld eigenaar). De schrijfwijze van de naam, een identificatienummer en dergelijke zijn gegevens uit een andere registratie.

In het stelsel maakt de basisregistratie kadaster in de toekomst gebruik van bijvoorbeeld:

– de basisregistratie adressen als het gaat om het gegeven «adres» van het in de basisregistratie te registreren object of persoon;

– de gemeentelijke basisadministratie als het gaat om het gegeven «naam» van de te registreren eigenaar van, of beperkt gerechtigde met betrekking tot, een onroerende zaak1;

– het nieuwe handelsregister als het gaat om de rechtsvorm van een rechtspersoon die eigenaar is van een onroerende zaak, en de naam van die rechtspersoon, en

– de Grootschalige Basiskaart Nederland (hierna: GBKN) voor de contour van een gebouw op de kadastrale kaart.2

Overigens vindt de bijhouding van het adres van de eigenaar van een perceel in de kadastrale registratie ook nu reeds plaats door raadpleging door het Kadaster van de gemeentelijke basisadministratie en wordt ook in de huidige situatie de GBKN-gebouwcontour afgebeeld op de kadastrale kaart.

In de huidige systematiek van de Kadasterwet wordt telkens een afzonderlijk hoofdstuk gewijd aan de inhoud van de betreffende registratie of het betreffende bestand. Om pragmatische redenen wordt met dit wetsvoorstel in deze opzet geen verandering aangebracht. Zo blijft de inhoud van de basisregistratie kadaster geregeld in artikel 48 van de Kadasterwet. Wel wordt artikel 48 zodanig gewijzigd dat eerst de authentieke gegevens worden genoemd en vervolgens de niet authentieke gegevens. De aanwijzing van de in artikel 48 van de Kadasterwet genoemde gegevens tot authentieke gegevens vindt plaats bij het in hoofdstuk 1a opgenomen artikel 7f, tweede lid. De wet regelt slechts de hoofdlijnen. In de productcatalogus worden de gegevens meer in detail beschreven.

Tot die authentieke gegevens behoren vooralsnog gegevens die, zoals gezegd, in het stelsel van basisregistraties te zijner tijd bij een andere wet als authentiek worden aangewezen. Zodra die aanwijzing daadwerkelijk een feit is, voorzien de artikelen 7g, derde lid, en 7h, tweede lid, erin dat die gegevens ook daarna als authentieke gegevens opgenomen blijven in de basisregistraties kadaster en topografie, maar daarin worden onderscheiden van de authentieke gegevens, die bij de Kadasterwet worden aangewezen.

Dat onderscheid is noodzakelijk omdat de beslissing omtrent een gemelde onjuistheid van een authentiek gegeven, dat bij een andere wet dan de Kadasterwet als authentiek gegeven is aangewezen, uiteraard is voorbehouden aan het bestuursorgaan dat bij die andere wet is aangewezen als verantwoordelijke voor dat gegeven.

4.2 Rechtszekerheidsfunctie versus de functie als basisregistratie

Het zijn van basisregistratie heeft alleen betekenis voor het publiekrechtelijke gebruik. De rechtszekerheidsfunctie van de registratie verandert niet. Dit wetsvoorstel strekt er dus niet toe om op enigerlei wijze een wijziging aan te brengen in het stelsel van het Burgerlijk Wetboek ten aanzien van registergoederen. Voor het privaatrechtelijke rechtsverkeer brengt dit wetsvoorstel derhalve geen verandering met zich mee. Voorzover de overheid registergoederen koopt of verkoopt of beslag legt op registergoederen van derden verandert er dus ook voor de overheid niets.

Het Kadaster blijft een lijdelijke rol vervullen bij de inschrijving in de openbare registers van feiten, die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zijn. Zo legt bijvoorbeeld het Kadaster de grenzen tussen percelen vast op grond van inlichtingen van de eigenaren van die percelen. De relatie tussen de basisregistratie kadaster en de openbare registers blijft eveneens zoals die thans is. Dat laatste geldt ook voor de openbaarheid van de als authentiek aangemerkte gegevens in een door de Kadasterwet aangewezen basisregistratie.

De basisregistratie wordt bijgehouden aan de hand van de mutaties van de privaatrechtelijke rechtstoestand. Deze is leidend, ook voor het gebruik in het kader van de uitvoering van publieke taken. De behandeling van terugmeldingen door overheden mag dan ook niet leiden tot strijd met de privaatrechtelijke situatie.

Dit wetsvoorstel heeft in beginsel geen gevolgen voor het notariaat. De notaris zal, op basis van de wetten voor andere basisregistraties, bij het opstellen van een notariële akte of verklaring na moeten gaan bij de verschillende basisregistraties of de door betrokkene verstrekte gegevens overeenstemmen met de authentieke gegevens in die basisregistraties. In gevallen waarin de actualiteit van deze gegevens (authentieke gegevens uit andere bron), zoals weergegeven in de basisregistratie kadaster, voldoende wordt geacht, kan aan deze eis ook worden voldaan door raadpleging van de basisregistratie kadaster. De rechercheplicht ten aanzien van de openbare registers die de notaris thans heeft bij privaatrechtelijke transacties verandert evenmin. Raadpleging van de openbare registers blijft geboden bij rechtshandelingen met betrekking tot registergoederen in het privaatrechtelijke rechtsverkeer.

HOOFDSTUK 5 ENKELE BIJZONDERHEDEN VAN DE BASISREGISTRATIE TOPOGRAFIE

5.1 Inhoud en gebruik van de basisregistratie topografie

De basisregistratie topografie bestaat uit de zogenoemde TOP10NL (Topografisch bestand op schaal 1:10 000) en daarvan afgeleide bestanden op kleinere schaal.1 Het gaat hierbij om digitale topografische kaarten van Nederland. De kaarten op de schalen 1:50 000 en kleiner worden met een verschillende mate van generalisatie afgeleid van de kaart met schaal 1:10 000. In de tekst wordt verder van bestanden gesproken omdat de gebruiksmogelijkheden van deze digitale kaarten veel breder zijn dan van papieren kaarten. Het TOP10NL-bestand is een weergave van de fysieke werkelijkheid. De actualiteit van het bestand is afhankelijk van de opnamedatum. De bijhoudingsfrequentie wordt de komende jaren verhoogd tot eenmaal per twee jaar of hoger2. Het bestand is objectgericht. Hierdoor is het voor gebruikers mogelijk informatie aan afzonderlijke objecten te relateren. Daarnaast kan informatie van gebruikers worden geprojecteerd op het kaartbeeld, waarbij dit laatste vooral een referentiefunctie heeft. Relaties met andere basisregistraties worden met name via geometrie (coördinaten) gelegd. Daarnaast kunnen relaties worden gelegd tussen de objecten in de basisregistratie topografie en andere basisregistraties.

Door in het stelsel de basisregistratie topografie op te nemen wordt bewerkstelligd dat een gestandaardiseerde topografische ondergrond beschikbaar komt voor bestuursorganen (alsook voor burgers en bedrijven). Het betreft een landsdekkende, uniforme, infrastructurele voorziening op een schaalniveau van 1 op 10 000 of kleiner. Deze voorziening is tot 1 januari 2004 door het Ministerie van Defensie in stand gehouden. Op dat tijdstip trad de wet van 9 oktober 2003 tot wijziging van de Kadasterwet en de Organisatiewet Kadaster (aanpassing van doeleinden en taken van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers) in werking, waarbij de instandhouding van die voorziening werd opgedragen aan het Kadaster.3 Die instandhouding houdt tevens in het beter toerusten van die voorziening voor de aanwending van tal van gebruiksmogelijkheden op de verschillende bestuursniveaus, onder meer door die voorziening te enten op een objectgerichte gegevensstructuur. Dit laatste is gebeurd op verzoek van de gebruikers van de registratie.

Zoals gezegd in paragraaf 4.1 van deze memorie van toelichting, blijft de huidige systematiek van de Kadasterwet gehandhaafd. De inhoud van de basisregistratie topografie wordt derhalve geregeld in artikel 98a van de Kadasterwet. Krachtens het voorgestelde artikel 7f, derde lid, van de Kadasterwet, bevat de basisregistratie topografie uitsluitend authentieke gegevens. Die gegevens vormen een samenhangend kaartbeeld. Authentiek is de weergave van een object op een schaalniveau van 1:10 000 of kleiner. Eenzelfde object kan dus meerdere authentieke weergaven hebben. Anders gezegd: elk schaalniveau heeft een eigen authentiek kaartbeeld.

De gebruiksplicht geldt voor het schaalniveau dat passend is bij de betreffende publieke taak. Het is niet de bedoeling deze basisregistratie voor te schrijven voor overheidstaken waarvoor deze schaalniveaus niet geschikt zijn. Voor grootschalige topografie (1:1000 en dergelijke) is de eerdergenoemde GBKN (Grootschalige Basiskaart Nederland) in gebruik. Deze is niet aangemerkt als basisregistratie, al wordt op dit moment wel een studie naar de haalbaarheid daarvan uitgevoerd. De GBKN dient de gebruiksdoelen die een grotere schaal dan 1:10 000 vereisen. Ook al is de GBKN niet als basisregistratie aangemerkt, niets staat in de weg aan het gebruik daarvan voor daarbij passende publieke taken.

5.2 Weergave van fysieke werkelijkheid

De basisregistratie topografie neemt ten opzichte van de andere vijf basisregistraties uit de eerste tranche qua aard een eigen positie in. Bij de basisregistratie topografie gaat het om de beschrijving en geometrische weergave van de fysieke werkelijkheid van geografische objecten, bij de andere basisregistraties gaat het om een administratief-juridische werkelijkheid. Dat maakt dat de regeling met betrekking tot de basisregistratie topografie op sommige onderdelen afwijkt van de regeling met betrekking tot de basisregistratie kadaster. Het gaat hierbij met name om de actualiteit die geboden wordt en de snelheid waarmee terugmeldingen worden verwerkt. Een misslag in de weergave van de fysieke werkelijkheid heeft immers in het algemeen geen directe rechtsgevolgen en is daarom van een andere orde dan een misslag in een administratief-juridisch gegeven.

5.3 Invoeringstermijn voor topografische bestanden op kleinere schaal dan 1:10 000

De topografische bestanden op een schaal kleiner dan 1:10 000 zullen op een later tijdstip in werking treden dan het TOP10NL-bestand. Deze bestanden hebben thans een beduidend lagere bijhoudingsfrequentie dan het 1:10 000 bestand. Alle inspanningen zijn er thans op gericht het TOP10NL-bestand tijdig te laten voldoen aan de eisen die verbonden zijn aan de status van basisregistratie. De regels verbonden aan de status van basisregistratie worden voor het TOP10NL-bestand direct van kracht bij de inwerkingtreding van deze wet. Voor de topografische bestanden op kleinere schaal is dan nog een verbeterslag nodig van het productieproces om de productspecificaties en de bijhoudingsfrequentie naadloos te doen aansluiten bij die van TOP10NL. Naar verwachting zal dat op 1 januari 2010 het geval zijn. Eerst dan zullen ook voor deze bestanden de regels van kracht worden, die verbonden zijn aan de status van basisregistratie. Zolang dat niet het geval is, is er derhalve geen sprake van gebruiksplicht. Echter, zoals dat ook voor de GBKN geldt, staat, ook zolang voor deze bestanden nog niet het regime van de basisregistratie van kracht is, niets het gebruik van deze bestanden voor publieke taken in de weg, voorzover deze bestanden daarvoor passend zijn.

HOOFDSTUK 6 EENMALIGE GEGEVENSVERSTREKKING EN VERPLICHT GEBRUIK

6.1 Eenmalige gegevensverstrekking door burgers en bedrijven

In het stelsel wordt eenmalige gegevensverstrekking verwezenlijkt door de vastlegging van bepaalde gegevens in een daartoe bestemde basisregistratie door een aangewezen bestuursorgaan, ten behoeve van herhaald gebruik door verschillende bestuursorganen bij de uitvoering van hun publieke taken, met als doel dat burgers en bedrijven slechts eenmaal deze gegevens hoeven te verstrekken. In het wetsvoorstel is dit uitgangspunt expliciet opgenomen in het voorgestelde artikel 7l, als complement van de gebruiksplicht voor bestuursorganen. De in het wetsvoorstel opgenomen plicht voor bestuursorganen om gebruik te maken van authentieke gegevens en het recht voor burgers, bedrijven en instellingen van eenmalige gegevensverstrekking, vormen twee kanten van één medaille. Immers doel van het stelsel is niet alleen een beter functionerende overheid maar ook lagere lasten voor burgers, bedrijven en instellingen (verwezen wordt naar het eerdergenoemde motto van het programma Stroomlijning basisgegevens I: «de overheid vraagt niet naar de bekende weg»). In het Algemeen Overleg op 3 november 2004 over de elektronische overheid en de wetgevingsnota basisregistraties is dit onderwerp uitgebreid aan de orde geweest. Van belang is dat een stelsel van basisregistraties ook daadwerkelijk leidt tot een vermindering van administratieve lasten voor burgers, ondernemingen en instellingen. De eenmalige gegevensverstrekking is een belangrijk middel daartoe.

6.2 Verplicht gebruik door bestuursorganen bij de uitvoering van hun publieke taken

In het stelsel wordt de wettelijke plicht voor bestuursorganen om authentieke gegevens te gebruiken, indien vaststaat dat de gegevensverzameling voldoende betrouwbaar is, beschouwd als een van de belangrijkste kenmerken van een basisregistratie. Bestuursorganen hebben de plicht bij hun besluitvorming de betreffende basisregistratie te raadplegen wat betreft de weergave van die authentieke gegevens. Zij dienen zelf alert te zijn op de aantekening «in onderzoek» bij een gegeven. Die aantekening duidt er immers op dat de beheerder na beëindiging van het onderzoek een beslissing neemt omtrent het gemelde gegeven, waarbij dat gegeven wordt aangepast of ongewijzigd blijft.1 Bestuursorganen zijn in het stelsel van basisregistraties overigens niet verplicht om andere dan authentieke gegevens uit basisregistraties te gebruiken.

De basisregistraties kadaster en topografie zijn openbaar. De gegevens die erin zijn opgenomen kunnen door een ieder worden ingezien. Het beginsel van openbaarheid vloeit logisch voort uit de andere, bestaande doelen en functies van die registraties. Die openbaarheid wordt niet anders door de aanwijzing van die registraties als basisregistraties.

Een gevolg van die openbaarheid is wel dat de aantekening «in onderzoek» zowel te zien is voor bestuursorganen als voor burgers en bedrijven die de basisregistratie kadaster raadplegen. Bestuursorganen nemen eveneens deel aan het rechtsverkeer. De gelijkheid van een ieder die deelneemt aan het rechtsverkeer gebiedt dan ook dat een ieder over dezelfde informatie beschikt en dat de aantekening «in onderzoek» niet uitsluitend zichtbaar is voor bestuursorganen.

De registraties kennen een tarief voor het gebruik. De tariefstelling is gerelateerd aan de eis die aan het Kadaster wordt gesteld om kostendekkend te opereren.

In het onderhavige wetsvoorstel wordt het verplichte gebruik van gegevens, die bij of krachtens de Kadasterwet als authentiek gegeven zijn aangewezen, geregeld in het voorgestelde artikel 7k, eerste lid. Het verplicht gebruik gaat niet onder alle omstandigheden op (zie het tweede, derde en vierde lid van dat artikel).

In het thans voorgestelde tweede lid van artikel 7k zijn enkele uitzonderingen opgenomen op het verplichte gebruik. De eerste uitzondering heeft betrekking op gevallen waarin het betreffende gegeven blijkens de registratie of het betreffende register «in onderzoek» is. Het is dan vanzelfsprekend dat bestuursorganen niet gehouden zijn om dat gegeven desondanks toch verplicht te gebruiken. De tweede uitzondering is noodzakelijk vanwege het feit dat na ontvangst van een melding van gerede twijfel omtrent een gegeven dat authentiek is krachtens de Kadasterwet het Kadaster niet direct de aantekening «in onderzoek» plaatst, maar eerst een onderzoek instelt. Indien dat niet binnen een dag heeft geleid tot een beslissing omtrent wijziging van dat gegeven, plaatst het Kadaster de aantekening «in onderzoek». Wat betreft de basisregistratie kadaster kan bijvoorbeeld in beide gevallen worden gedacht aan een geval waarin een bestuursorgaan gelet op de hem ter beschikking staande stukken gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van de aanduiding van het perceelsnummer. De derde uitzondering heeft betrekking op gevallen waarin het verplicht gebruik tot gevolg zou hebben dat het betreffende bestuursorgaan zijn publiekrechtelijke taak niet naar behoren vervult of kan vervullen. Daarbij valt te denken aan een bestuursorgaan dat zich genoodzaakt ziet direct op te treden, bijvoorbeeld ingeval van dreiging van, of het zich voordoen van, een oproerige beweging, wanordelijkheden, verstoring van de openbare orde, rampen of zware ongevallen. Tot slot kan bij wettelijk voorschrift een uitzondering worden gemaakt op het verplicht gebruik van een authentiek gegeven. Gelet op het uitgangspunt van verplicht gebruik en de reeds gegeven uitzonderingen in artikel 7k van de Kadasterwet, mag er van worden uitgegaan dat die uitzondering in de toelichting daarop wordt gemotiveerd.

In aanvulling op de in artikel 7k, tweede lid, opgenomen uitzonderingen op het verplichte gebruik, is in het derde lid uitdrukkelijk bepaald dat verplicht gebruik van authentieke gegevens in de basisregistratie topografie achterwege blijft in die gevallen, waarin publiekrechtelijke taken naar behoren worden vervuld met gebruikmaking van topografische ondergronden op een schaalniveau groter dan 1:10 000, zoals de GBKN. Het is in verband met het verplichte gebruik de bedoeling om voor de beschrijvende, geometrische en cartografische kenmerken van de in artikel 98a van de Kadasterwet, als gewijzigd, genoemde geografische objecten voor Nederland zoveel mogelijk te komen tot harmonisering tussen de basisregistratie topografie en de GBKN.

In het overleg met de VNG en een aantal individuele gemeenten over de nog te ondernemen noodzakelijke stappen voor de invoering van de basisregistraties kadaster en topografie is aandacht gevraagd voor de problematiek waarvoor gemeenten die zelf beschikken over een door hen vervaardigde en bijgehouden topografische ondergrond van 1: 10 000 zich gesteld zien. Voor een aantal gegevens is de actualiteit van die ondergrond thans hoger dan die van de basisregistratie topografie. De gemeente Amsterdam beschikt over een objectgerichte topografische ondergrond die zij geharmoniseerd heeft met de basisregistratie topografie. Andere gemeenten beschikken over een topografische ondergrond die niet overeenkomt met de specificaties van de basisregistratie topografie. Deze topografische ondergronden verschillen bovendien onderling. Ook die gemeenten onderschrijven de noodzaak om voor het grondgebied van Nederland te komen tot een standaard, die overeenkomt met die welke ten grondslag ligt aan de basisregistratie topografie. Zij wensen evenwel een hogere actualiteit, althans voor bepaalde gegevens.

Om die reden is voor die gemeenten die op 1 januari 2006 beschikten over een in eigen beheer vervaardigde topografische ondergrond met een schaalniveau van 1 :10 000 een aparte in tijd beperkte uitzondering opgenomen op het verplichte gebruik van de basisregistratie topografie. In die periode kan door een andere inwinningsmethodiek, waarbij een rol is weggelegd voor die gemeenten, een hogere actualiteit van de basisregistratie topografie worden bewerkstelligd, terwijl voorts die gemeenten de noodzakelijke voorzieningen kunnen treffen om over te schakelen op de landelijke standaard. In het artikel is een tijdstip genoemd waarop die uitzondering op het verplichte gebruik van de basisregistratie topografie eindigt. Dat is evenwel de uiterste termijn. De inspanningen zijn er op gericht om in goed overleg met die gemeenten de harmonisatie eerder te bewerkstelligen en waar mogelijk de uitzonderingsituatie eerder te beeïndigen dan het in het voorgestelde artikel 7k, vierde lid, van de Kadasterwet genoemde tijdstip van 1 januari 2010.

6.3 Terugmeldplicht

De terugmeldplicht van een bestuursorgaan in geval van gerede twijfel omtrent de juistheid van een authentiek gegeven in een registratie is in dit wetsvoorstel voor de basisregistraties kadaster en topografie onderling verschillend geregeld. Daarnaast dient het Kadaster anders op te treden ingeval de melding een gegeven betreft dat krachtens een andere wet dan de Kadasterwet als authentiek is aangemerkt dan ingeval de melding een gegeven betreft dat bij of krachtens de Kadasterwet als authentiek is aangemerkt.

Terugmeldplicht bij een gegeven dat krachtens de Kadasterwet authentiek is en is opgenomen in de basisregistratie kadaster

Een bestuursorgaan dat gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een gegeven dat krachtens de Kadasterwet authentiek is en dat is opgenomen in de basisregistratie kadaster doet die melding aan het Kadaster (het voorgestelde artikel 7n van de Kadasterwet).

Die gerede twijfel kan zijn oorzaak vinden in een afschrift van een besluit of van een ander document of anderszins uit eigen wetenschap voortkomen. Het bestuursorgaan dat die melding doet dient die gerede twijfel onder opgaaf van redenen te noemen. Het bestuursorgaan hoeft geen eigen onderzoek in te stellen, al zal enige vorm van natrekken van (vermeende) onjuistheden wel vaak nodig zijn om tot een opgaaf van redenen voor de melding te komen.

Het Kadaster plaatst na ontvangst van een melding van gerede twijfel omtrent de juistheid van een «eigen» authentiek gegeven op grond van artikel 7n, tweede lid, van de Kadasterwet niet automatisch de aantekening «in onderzoek» bij het gegeven. Het stelt een onderzoek in naar de gemelde onjuistheid van het betreffende authentieke gegeven en zal zo mogelijk binnen een dag na die melding een besluit nemen, inhoudende de handhaving of wijziging van het gemelde gegeven. Die constructie doet het meest recht aan de voor het rechtsverkeer geboden rechtszekerheid. Indien de zaak blijkens het onderzoek complexer ligt, zal het Kadaster na het verstrijken van die dag de aantekening «in onderzoek» plaatsen bij het betreffende gegeven in de basisregistratie kadaster of in een afzonderlijk register indien het een authentiek gegeven betreft van de landelijke kadastrale kaart. Het Kadaster neemt dan na afloop van dat verdere onderzoek een besluit tot al dan niet wijziging van het betreffende gegeven.

Het besluit tot wijziging of handhaving van een authentiek gegeven op grond van de uitkomsten van het onderzoek naar aanleiding van een melding wordt in het voorgestelde artikel 7n, vierde lid, van de Kadasterwet aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen dat besluit is derhalve bezwaar en beroep mogelijk op grond van die wet. In het voorgestelde artikel 7w van de Kadasterwet wordt de relatieve competentie geregeld van de bestuursrechter. Het besluit om de aantekening «in onderzoek» te plaatsen is geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen dat besluit is dan ook geen bezwaar en beroep mogelijk.

Indien het besluit inhoudt dat het betreffende authentieke gegeven wordt gewijzigd, neemt het Kadaster op grond van het voorgestelde derde lid van artikel 7n van de Kadasterwet dat gewijzigde gegeven op in de basisregistratie kadaster en verwijdert het foutieve gegeven en de aantekening «in onderzoek». Zolang de aantekening «in onderzoek» vermeld staat bij een authentiek gegeven in de basisregistratie kadaster, is er onduidelijkheid in het rechtsverkeer. Zo kan een notaris, gelet op zijn aansprakelijkheid, terughoudend zijn om mee te werken aan de overdracht van een onroerende zaak. Ook kan een bank huiverachtig zijn een hypotheek te verstrekken ten aanzien van die onroerende zaak. Dat alles dwingt tot een zo kort mogelijke duur van de aantekening «in onderzoek». Het rechtsverkeer is niet gebaat bij een handhaving van de aantekening «in onderzoek» gedurende de bezwarentermijn van zes weken. Voorts sluit het voorgestelde artikel 7n, derde lid, aan bij de huidige systematiek van de Kadasterwet: ook nieuwe gegevens worden in de kadastrale registratie opgenomen, terwijl er nog bezwaar mogelijk is van een rechthebbende tegen de kennisgeving, zonder dat de aantekening «in onderzoek» wordt geplaatst. Evenzeer worden gegevens direct opgenomen in de kadastrale registratie, zonder dat de aantekening «in onderzoek» wordt geplaatst, bij ambtshalve correctie of correctie op verzoek, of in het kader van de bijwerking van de kadastrale registratie.

De aantekening «in onderzoek» wordt wel geplaatst indien een bezwaarschrift wordt ingediend tegen de beslissing van het Kadaster omtrent de wijziging van het betreffende authentieke gegeven in de basisregistratie kadaster, of beroep tegen de beslissing op het bezwaarschrift wordt ingesteld.

Voor alle duidelijkheid wordt nog opgemerkt dat de terugmeldplicht geen betrekking heeft op de mogelijkheid, dat in een ingeschreven stuk in de openbare registers foutieve gegevens zijn opgenomen. In dat geval dient langs de daarvoor bestaande andere wegen het betreffende besluit of de notariële akte en dergelijke, te worden gecorrigeerd.

Terugmeldplicht bij een gegeven dat krachtens de Kadasterwet authentiek is en is opgenomen in de basisregistratie topografie

Het thans voorgestelde artikel 7o van de Kadasterwet heeft betrekking op een melding van een authentiek gegeven krachtens de Kadasterwet, dat is opgenomen in de basisregistratie topografie. De basisregistratie topografie neemt, zoals in paragraaf 5.2 van deze memorie van toelichting reeds is opgemerkt, een geheel eigen positie in ten opzichte van bijvoorbeeld de basisregistratie kadaster. Laatstgenoemde registratie is primair gericht op de bevordering van de rechtszekerheid in het privaatrechtelijk rechtsverkeer.

Om die reden wijkt bijvoorbeeld de regeling van de terugmelding in artikel 7o van de Kadasterwet op verschillende onderdelen af van artikel 7n van de Kadasterwet.

De andere formulering op het punt van gerede twijfel over een authentiek gegeven in de basisregistratie topografie strekt er toe om die meldingen uit te sluiten die betrekking hebben op wijzigingen in de fysieke werkelijkheid die zich sedert de laatste bijhouding hebben voorgedaan. Daargelaten de bijzondere regeling in artikel 7p is het uitgangspunt dat meldingen omtrent de onjuiste weergave van de fysieke werkelijkheid uitsluitend op hun plaats zijn, voorzover de laatste bijhouding niet een weerspiegeling is van de toenmalige fysieke werkelijkheid.

De regeling van de melding op grond van artikel 7o verschilt op de volgende onderdelen van die van artikel 7n.

Indien de beslissing over een gemeld authentiek gegeven in de basisregistratie topografie niet binnen een dag wordt genomen, wordt die beslissing eerst genomen in het kader van de eerstvolgende bijhouding. Een gemeld gegeven is derhalve veel langer in onderzoek. Die uitzondering is gerechtvaardigd omdat een burger niet in zijn recht of belang wordt getroffen door een verkeerd authentiek gegeven. Ook het bestuursorgaan dat de melding heeft gedaan heeft er in de regel verhoudingsgewijs weinig last van bij de uitoefening van zijn publiekrechtelijke taak. Na afronding van de eerstvolgende bijhouding dient het Kadaster binnen zes weken een beslissing te hebben genomen omtrent dat gemelde gegeven en het bestuursorgaan, dat destijds de melding heeft gedaan, op de hoogte te stellen van zijn beslissing. Anders dan bij meldingen over gerede twijfel over de onjuistheid van een authentiek gegeven in de basisregistratie kadaster, is niet de mogelijkheid geopend van bezwaar en beroep. Dat verschil is gerechtvaardigd doordat in het kader van de bijhouding daadwerkelijk de fysieke werkelijkheid in ogenschouw is genomen. Het is nagenoeg uitgesloten dat die beslissing na bezwaar of beroep anders zou komen te luiden. Daarnaast speelt ook een rol dat een burger niet in zijn recht of belang wordt getroffen door een authentiek gegeven in de basisregistratie geografie.

Tot slot worden de aantekeningen «in onderzoek» geregistreerd in een afzonderlijk register, dat ook te raadplegen is door gebruikers van de basisregistratie topografie. Dat laatste verschil met de basisregistratie kadaster is betrekkelijk. Immers ook bij een melding van een authentiek gegeven van de landelijke kadastrale kaart is die oplossing gekozen. Die keuze is gedaan om pragmatische redenen. De aantekening «in onderzoek» doet afbreuk aan een helder kaartbeeld bij de cartografische weergave van dat gegeven. Dit geldt te meer nu die aantekening krachtens het voorgestelde artikel 7o, derde lid, in de regel aanzienlijk langer gehandhaafd blijft dan het geval is bij die aantekening in de basisregistratie kadaster. Overigens sluit het voorgestelde artikel 7o van de Kadasterwet nauw aan bij de gangbare – niet wettelijk geregelde – praktijk om meldingen omtrent een andere situatie «in het veld» dan blijkt uit de topografische kaart, te archiveren en die te betrekken bij de eerstvolgende bijhouding.

Het voorgestelde artikel 7p van de Kadasterwet biedt bestuursorganen de mogelijkheid om het Kadaster te melden dat zich sedert de laatste bijhouding een aanmerkelijke verandering heeft voorgedaan in de fysieke werkelijkheid, die een tussentijdse aanpassing van de basisregistratie topografie noodzakelijk of wenselijk maakt. Daarbij valt te denken aan een grootschalige of ingrijpende verandering, waarbij naar het oordeel van het betreffende bestuursorgaan een tussentijdse actualisering van de basisregistratie topografie noodzakelijk of wenselijk is. In het verleden is bijvoorbeeld de vijfde baan van Schiphol tussentijds verwerkt. Door gebruik te maken van die mogelijkheid kunnen bestuursorganen het Kadaster attenderen op dit soort aanmerkelijke veranderingen. Het bestuur van het Kadaster wordt daardoor ook beter uitgerust om uitvoering te geven aan de in het voorgestelde artikel 7j van de Kadasterwet opgelegde zorgplicht om de basisregistratie topografie in overeenstemming te doen zijn met de fysieke werkelijkheid ingeval die werkelijkheid sedert de laatste bijhouding aanmerkelijk is gewijzigd.

De melding van de noodzaak of wenselijkheid van een tussentijdse actualisering dient door het betrokken bestuursorgaan, zoals gezegd, wel te worden gemotiveerd. De melding op grond van artikel 7p wordt in het wetsvoorstel zoveel mogelijk gelijkgetrokken met een melding op grond van het voorgestelde artikel 7o, zij het dat in artikel 7p uiteraard niet de mogelijkheid is opgenomen om binnen een dag na de melding te beslissen. Voorts wordt de termijn om op de melding krachtens artikel 7p te beslissen gesteld op zes weken, met de mogelijkheid dat het Kadaster die termijn één keer kan verlengen met ten hoogste vier weken.

Tegen de beslissing om naar aanleiding van de melding wel of niet over te gaan tot een tussentijdse actualisering van de topografische basisregistratie is, zoals gezegd geen bezwaar en beroep mogelijk. Een dergelijk middel is ook niet nodig gelet op de zorgplicht van het bestuur van het Kadaster. In het onverhoopte geval dat het bestuursorgaan dat de melding heeft gedaan en het bestuur van het Kadaster van mening verschillen omtrent het achterwege laten van een tussentijdse bijwerking van de basisregistratie topografie, in geval van een aanmerkelijke verandering in de fysieke werkelijkheid, kan het betreffende bestuursorgaan zijn vertegenwoordiger in de gebruikersraad inschakelen om alsnog een tussentijdse aanpassing te bewerkstelligen.

Terugmeldplicht van een authentiek gegeven dat afkomstig is uit een andere basisregistratie dan de basisregistraties kadaster en topografie

Het thans voorgestelde artikel 7m van de Kadasterwet heeft uitsluitend betrekking op meldingen die betrekking hebben op een authentiek gegeven dat afkomstig is uit een andere basisregistratie dan de basisregistraties kadaster en topografie. In het stelsel van basisregistraties meldt een bestuursorgaan dat een basisregistratie heeft geraadpleegd zijn gerede twijfel omtrent de juistheid van een daarin opgenomen authentiek gegeven aan de beheerder van die basisregistratie, ook in die gevallen waarin het authentiek gegeven is overgenomen uit een andere basisregistratie. In het stelsel van basisregistraties is evenwel de beheerder van de basisregistratie waaruit dat authentieke gegeven is overgenomen primair verantwoordelijk. Om die reden is in het voorgestelde artikel 7m van de Kadasterwet de rol van het Kadaster beperkt tot het doorsturen van die melding naar de beheerder van die andere basisregistratie. Dat neemt niet weg dat het Kadaster door die melding geattendeerd wordt op de mogelijkheid dat het betreffende gegeven niet goed is overgenomen uit die andere basisregistratie en na die doorzending zelf kan nagaan of het eventueel een fout is die is opgetreden bij het overnemen van dat authentieke gegeven uit die andere basisregistratie.

Mocht de fout gelegen zijn in het verkeerd overnemen van dat gegeven, dan zal het Kadaster dat berichten aan de melder en de beheerder van de betreffende basisregistratie. Het Kadaster stelt de melder ook op de hoogte van de doorzending van de melding aan de beheerder van die andere basisregistratie.

De beheerder van die andere basisregistratie beslist wat hij met die melding gaat doen. Al naar gelang het bepaalde in de wet plaatst de beheerder de aantekening «in onderzoek» bij het gegeven, hetzij direct na ontvangst van een melding, hetzij na enkele dagen. In laatstgenoemd geval kan de beheerder die tijd benutten voor onderzoek en om te beslissen of het gemelde authentieke gegeven ongewijzigd blijft of gewijzigd wordt. Indien bij het eerste onderzoek blijkt dat de zaak te complex is om direct een besluit te nemen, volgt het plaatsen van de aantekening «in onderzoek» bij het gemelde gegeven. Na verder onderzoek volgt dan het besluit om het gegeven te wijzigen of niet te wijzigen. De beheerder stelt het Kadaster op grond van de regelgeving die op die andere basisregistratie van toepassing is, op de hoogte van zijn beslissing. Daarnaast zal het Kadaster op grond van interne instructies ook zelf volgen wat de beheerder met de melding heeft gedaan. Afhankelijk van de afspraken die zijn gemaakt op het punt van actualiteit van een uit een andere basisregistratie overgenomen authentiek gegeven, zal het Kadaster in de betreffende registratie de aantekening die in die andere basisregistratie wordt geplaatst bij het gemelde gegeven overnemen. In de voor een ieder te raadplegen catalogus van de betreffende registratie staan de actualiteitsnormen vermeld voor uit een andere basisregistratie overgenomen authentieke gegevens.

6.4 Kwaliteitsborging, herstel van misslagen, aansprakelijkheid

Ondanks de inspanningen die het Kadaster zich uit hoofde van de rechtszekerheid getroost voor een optimale kwaliteit van de gegevens in de verzameling gegevens met betrekking tot registergoederen, kunnen zich altijd omissies voordoen. Die situatie wordt reeds in de vigerende Kadasterwet onderkend en uit zich in onder meer de regeling van het ambtshalve of op verzoek herstellen door het Kadaster van misslagen. Tevens is hierin een aansprakelijkheidsbepaling opgenomen. Dit regime is gekoppeld aan de rechtszekerheidsrol van de registratie. Een extra waarborg voor de kwaliteit van de basisregistratie kadaster is het feit dat notariële akten en verklaringen noodzakelijk zijn voor inschrijving in de openbare registers.

In het wetsvoorstel wordt aan het regime van ambtshalve herstel of herstel op verzoek van authentieke gegevens of niet authentieke gegevens in de basisregistratie kadaster of in de registraties voor schepen en voor luchtvaartuigen, de regeling met betrekking tot de terugmeldplicht voor bestuursorganen toegevoegd zoals beschreven in paragraaf 6.3.

Aan de andere kant wordt in het wetsvoorstel bij de regeling van ambtshalve correctie en correctie op verzoek, in de artikelen 7s en 7t van de Kadasterwet aansluiting gezocht bij de regeling van de terugmeldplicht. Zo is de beslissing om een gegeven in de basisregistratie kadaster of in de registraties voor schepen en voor luchtvaartuigen al dan niet te corrigeren eveneens een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Tegen die beslissing kan bezwaar worden gemaakt en tegen de beslissing op bezwaar kan vervolgens beroep worden ingesteld op grond van die wet. Na ontvangst van het verzoek om herstel en bij bezwaar en beroep wordt bij het desbetreffende authentieke gegeven de aantekening «in onderzoek» geplaatst. Naar analogie van de regeling bij de terugmeldplicht is de beslissing omtrent correctie van een authentiek gegeven op grond van de artikelen 7s en 7t in de basisregistratie topografie geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.

Overigens zijn er wel enkele verschillen ten opzichte van de regeling van de terugmelding.

De ambtshalve correctie en de correctie op verzoek kunnen ook betrekking hebben op niet authentieke gegevens. Voorts kan in het voorgestelde artikel 7t de burger geen correctie verzoeken van een authentiek gegeven in de basisregistratie topografie. Anders dan bij de gegevens in de andere in de Kadasterwet geregelde registraties heeft hij geen recht of belang bij een juiste cartografische weergave van bijvoorbeeld zijn molen. Ook in de huidige Kadasterwet ontbreekt een met artikel 112 van de Kadasterwet vergelijkbare bepaling, waar het misslagen betreft in de topografische kaart.

6.5 Kwaliteitscontrole

Voor authentieke gegevens gelden in het stelsel van basisregistraties zwaardere kwaliteitseisen dan voor andere gegevens. Die zwaardere kwaliteitseisen komen tot uiting in voorschriften omtrent periodieke controles, die in ieder geval eens in de drie jaar door een onafhankelijke deskundige worden uitgevoerd. De resultaten van de externe controles worden gerapporteerd aan de voor die basisregistratie verantwoordelijke minister en vervolgens openbaar gemaakt.

Die extra kwaliteitseisen strekken er in het stelsel van basisregistraties toe te waarborgen dat bestuursorganen bij de uitoefening van publiekrechtelijke taken geen nader onderzoek naar de juistheid van authentieke gegevens uit een basisregistratie behoeven te verrichten. Het achterwege laten van nader onderzoek leidt in het stelsel tot verplicht gebruik. Gelet op de aanscherping van de kwaliteitsborging en de terugmeldplicht van bestuursorganen voldoen bestuursorganen, die authentieke gegevens zonder nader onderzoek gebruiken, op dat punt aan de eisen die de Algemene wet bestuursrecht stelt aan de besluitvorming door bestuursorganen, onder meer wat betreft de zorgvuldigheid daarvan.

Het bestuur van het Kadaster draagt op grond van artikel 3d van de Kadasterwet zorg voor de uitvoering van passende technische en organisatorische maatregelen om gegevens in de basisregistraties te beveiligen tegen verlies, aantasting en onbevoegde wijziging, kennisneming of verstrekking. In dat artikel is voorts voorzien in externe controle door deskundigen.

Het onderhavige wetsvoorstel voorziet daarnaast in een kwaliteitscontrole van authentieke gegevens. Het Kadaster houdt al periodiek kwaliteitscontroles ten aanzien van de registraties. Die controles hebben uitsluitend betrekking op telkens willekeurige steekproeven die er op gericht zijn te toetsen of gegevens in de kadastrale registratie daadwerkelijk overeenstemmen met de betreffende gegevens in de, in de openbare registers ingeschreven, akten. Burgers en bedrijven worden bij die controles niet benaderd. In de huidige wet ontbreekt een wettelijk voorschrift dat het Kadaster verplicht tot kwaliteitscontroles. In het wetsvoorstel wordt die zorgplicht wat betreft authentieke gegevens in de wet vastgelegd. Daarnaast wordt de externe kwaliteitscontrole van authentieke gegevens geregeld. Uitgangspunt blijft dat burgers en bedrijven niet worden benaderd in het kader van kwaliteitscontroles. Kwaliteitsborging is een van de uitgangspunten van het stelsel van basisregistraties, waardoor verplicht gebruik door bestuursorganen mogelijk en verantwoord wordt. Overigens zullen de interne kwaliteitscontroles niet beperkt blijven tot uitsluitend authentieke gegevens.

HOOFDSTUK 7 OVERIGE ELEMENTEN VAN DE WETTELIJKE REGELING

7.1 Bevoegdheden Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer kondigde in zijn aanbiedingsbrief aan de Tweede Kamer van het eindrapport «Evaluatie verzelfstandiging Kadaster» (Kamerstukken II 1997/1998, 25 600 XI, nr. 59) reeds aan dat de relatie met het Kadaster in het kader van de toezichtstaak beleidsrijker zal worden ingevuld, met name vanwege zijn coördinerende rol op het gebied van de geo-informatie.

In die brief werd het (nog) niet noodzakelijk geacht om met het oog daarop de Organisatiewet Kadaster uit te breiden met een van de daarvoor gebruikelijke instrumenten op het gebied van sturing en toezicht. Ook nadien heeft het ontbreken van een dergelijke instrumenten geen problemen opgeleverd. Om die reden wordt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een of meer van die instrumenten op te nemen in de Kadasterwet of de Organisatiewet Kadaster. Overigens wordt het financiële instrumentarium dat de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer ter beschikking staat als een geschikt beïnvloedingsmiddel beschouwd.

In dit wetsvoorstel wordt niettemin in artikel II voorgesteld om in de Organisatiewet Kadaster een taakverwaarlozingsbepaling op te nemen, zulks in navolging van enkele andere recente wetten, waarbij een onderdeel van een ministerie is verzelfstandigd. Hierbij is met name gekeken naar de Wet op het Centraal bureau voor de statistiek en de wet van 9 december 2004, houdende wijziging van de Mededingingswet in verband met het omvormen van het bestuursorgaan van de Nederlandse mededingingsautoriteit tot zelfstandig bestuursorgaan (Stb. 2004, 172).

De navolgende overwegingen hebben daarbij een rol gespeeld. Allereerst: de politieke verantwoordelijkheid van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor vier van de zes basisregistraties, die behoren tot de eerste tranche van basisregistraties die bij wet worden geregeld. De bestaande verantwoordelijkheid van deze minister voor het Kadaster verandert in die zin dat hij politiek meer dan nu kan worden aangesproken op het functioneren van die registraties, niet alleen op zichzelf beschouwd (zoals nu al het geval is) maar ook, en juist, in samenhang met de andere basisregistraties in het stelsel. Wat daarbij meespeelt is dat een basisregistratie een onderdeel vormt van een stelsel van basisregistraties, waardoor afstemming noodzakelijk is tussen de verschillende betrokken ministers en een beheerder van een basisregistratie die afstemming niet moet kunnen doorkruisen. Ook is van belang dat de regelgeving van de Europese Unie gevolgen kan hebben voor de basisregistraties kadaster en topografie, zoals de ontwerprichtlijn Inspire. Dit alles rechtvaardigt het ingevolge dit wetsvoorstel opnemen van een taakverwaarlozingsbepaling.

7.2 Handhaving

In het onderhavige wetsvoorstel is geen handhavingsinstrumentarium opgenomen voor het verplichte gebruik van authentieke gegevens door bestuursorganen en de terugmeldplicht. Het opleggen van een sanctie op het niet naleven van deze verplichtingen is niet gebruikelijk binnen bestuurlijke verhoudingen. Er moet van uitgegaan kunnen worden dat bestuursorganen de wet naleven. Daarnaast is een vorm van (interbestuurlijk) toezicht ook niet nodig. Immers bestuursorganen hebben belang bij juiste gegevens in de registraties en zullen daarom bereid zijn om terug te melden in geval van fouten. Het stelsel voorziet daardoor als het ware in zijn eigen naleving. Gezien het voorgaande is in het kader van dit wetsvoorstel tevens afgezien van een specifieke toetsing op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid.

De omstandigheid dat authentieke gegevens in basisregistraties op gezette tijden op kwaliteit worden gecontroleerd, maakt dat bestuursorganen ook baat hebben bij verplicht gebruik van deze authentieke gegevens en bij terugmelding. De authentieke gegevens in de basisregistraties winnen hierdoor aan betrouwbaarheid. Hierdoor kunnen bestuursorganen wat betreft het gebruik van deze gegevens voldoen aan de zorgvuldigheidseisen die ingevolge de Algemene wet bestuursrecht worden gesteld bij het nemen van besluiten, zonder dat zij daarbij tot eigen onderzoek behoeven over te gaan.

7.3 Rechtsbescherming

In de Kadasterwet is ten aanzien van bepaalde beschikkingen omtrent het bijwerken van de kadastrale registratie en de registraties voor schepen en voor luchtvaartuigen voorzien in een bezwaarschriftenprocedure. Dat geldt ook voor verzoeken om herstel van een misslag, die het Kadaster heeft begaan bij het bijwerken, of voor ambtshalve herstel van een misslag (artikelen 112, 113 en 114 van de Kadasterwet). Tegen een beslissing op een bezwaarschrift wordt in de Kadasterwet beroep opengesteld door middel van een verzoekschriftenprocedure bij de rechtbank. Dat is de burgerlijke rechter. In het stelsel van basisregistraties is gekozen voor beroep op de bestuursrechter tegen beslissingen op een bezwaarschrift, dat een bestuursorgaan of belanghebbende heeft ingediend tegen de beslissing van de houder van een basisregistratie omtrent een melding van een onjuist gegeven in die basisregistratie.

Met het oog op harmonisatie wordt ingevolge dit wetsvoorstel de rechtsgang naar de burgerlijke rechter vervangen door de rechtsgang naar de bestuursrechter, ook voorzover het gaat om beschikkingen in het kader van het bijwerken van de registraties voor schepen en voor luchtvaartuigen. In het voorgestelde artikel 7w van de Kadasterwet wordt de relatieve competentie van de bestuursrechter geregeld, zoals die thans geldt voor de verzoekschriftenprocedure bij de rechtbank. Uitgangspunt blijft derhalve dat de rechtbank bevoegd is binnen welker rechtsgebied de onroerende zaak geheel of grotendeels is gelegen. Wat betreft schepen en luchtvaartuigen wordt niet langer de rechtbank aangewezen binnen welker rechtsgebied het kantoor is gelegen waar het schip of het luchtvaartuig te boek staat. Vanwege het landelijk karakter van dit register is voor die registergoederen de rechtbank aangewezen binnen welker rechtsgebied het Kadaster is gevestigd.

Overigens spelen er per jaar in totaal ongeveer vijftien beroepszaken ten aanzien van beslissingen op bezwaarschriften (dit betreft bezwaarschriften tegen beschikkingen omtrent het bijwerken van de kadastrale registratie, de registratie voor schepen en de registratie voor luchtvaartuigen en bezwaarschriften omtrent herstel of geen herstel van gestelde misslagen). Het aantal beroepszaken is derhalve zo beperkt dat die verschuiving voor de werkdruk van de burgerlijke rechter of bestuursrechter vrijwel geen betekenis heeft.

De artikelen 112, 113 en 114 van de Kadasterwet komen daarom ingevolge dit wetsvoorstel te vervallen. In de voorgestelde artikelen 7s en 7t worden achtereenvolgens geregeld het ambtshalve herstel door het Kadaster van bij of krachtens de Kadasterwet aangewezen authentieke gegevens en het op verzoek van belanghebbenden herstellen van die gegevens. In het derde lid van die artikelen wordt achtereenvolgens het ambtshalve herstel en het herstel op verzoek van belanghebbende geregeld van andere dan authentieke gegevens in de basisregistratie kadaster en in de registraties voor schepen en voor luchtvaartuigen.

7.4 Bedrijfseffecten en administratieve lasten

De behoefte aan meer stroomlijning van de gegevenshuishouding van de overheid komt voort uit de verwachting dat eenmalige gegevensverstrekking en meervoudig gegevensgebruik leiden tot administratieve lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven. Daarnaast draagt het stelsel van basisregistraties bij aan een efficiëntere en effectievere overheid doordat deze bij haar taakuitoefening van meer gemeenschappelijke gegevens kan uitgaan. Dat bevordert de kwaliteit en de samenhang van de taakuitoefening. Deze doelstellingen staan centraal in het eerdergenoemde programma Stroomlijning Basisgegevens. Ten aanzien van de basisregistraties kadaster en topografie geldt dat deze vooral het tweede doel dienen.

Voorzover het wetsvoorstel extra inspanningen vergt, liggen die binnen de sfeer van de overheid. Het gaat hierbij om activiteiten op het vlak van kwaliteitsborging:

a. voor bestuursorganen gaat het om de terugmelding bij gerede twijfel omtrent de juistheid van een gegeven;

b. voor het Kadaster gaat het om de behandeling van terugmeldingen en is er de verplichting van periodieke externe controle.

Daarnaast gaat het om de noodzakelijke technische voorzieningen om gebruik te kunnen maken van de basisregistraties.

Het wetsvoorstel brengt ten aanzien van de basisregistratie kadaster geen nieuwe informatieplichten of andere plichten mee voor het bedrijfsleven of voor burgers. Deze hebben thans vooral een rol in het privaatrechtelijke rechtsverkeer waarvoor het regime niet wijzigt. De verplichtingen die thans bestaan, bijvoorbeeld de kosten verbonden met het inschrijven van een akte, blijven bestaan. De tarieven die hiervoor worden gehanteerd zijn vastgelegd in lagere regelgeving, te weten de Regeling tarieven Kadaster. Deze regeling wordt in een latere fase aangepast. Voor de bepaling van de administratieve lasten als gevolg van dit wetsvoorstel is nog uitgegaan van de huidige tarievenstructuur. De basisregistratie topografie legt geen administratieve lasten bij burgers en bedrijven. Ook in de huidige praktijk betrekken overheidsorganen ten behoeve van hun publieke taak de door dit wetsvoorstel bestreken informatie reeds direct bij het Kadaster en leggen in deze geen administratieve lasten bij burgers en bedrijven.

Voor burgers en bedrijven is dit wetsvoorstel derhalve ten aanzien van directe administratieve lasten neutraal. Het wetsvoorstel veroorzaakt geen directe nieuwe administratieve lasten, noch worden administratieve procedures ten aanzien van burgers en bedrijven veranderd. Dit zou betekenen dat het voorstel neutraal is met betrekking tot administratieve lasten. Er treedt echter wel een aantal indirecte effecten op. Deze zijn, kwalitatief omschreven:

– het gebruik in de kadastrale registratie van basisgegevens uit andere registraties (persoon, adres, bedrijf) zorgt voor een betere kwaliteit van deze gegevens. Hierdoor kunnen de aanschrijvingen die door het Kadaster dan wel gebruikers van deze registratie op grond van deze gegevens worden gedaan met een grotere correctheid worden uitgevoerd. Het gaat hierbij onder andere om juiste adressering, maar ook om spelling van namen. Hierdoor zullen minder bezwaren, die louter hierover gaan, ontstaan.

– Door de terugmeldplicht voor overheden verbetert de kwaliteit van de gegevens waardoor de gegevens die in het verkeer met burgers en bedrijven worden gebruikt minder fouten bevatten. Hierdoor zullen ook minder reclames vanuit burgers en bedrijven aan de orde zijn.

– Doordat overheidsinstanties verplicht worden steeds de basisregistratie te gebruiken zullen zij geen gebruik meer mogen maken van (soms gedateerde) schaduwbestanden. Ook dit voorkomt het gebruik van onjuiste gegevens in de relaties met burgers en bedrijven.

– Burgers en bedrijven behoeven in beginsel slechts éénmaal dezelfde gegevens aan de overheid te verstrekken.

– Deze effecten zijn positief. Het is echter niet mogelijk deze te kwantificeren. De volgende cijfers uit de praktijkervaring van het Kadaster geven wel een indruk van het effect. Door koppeling met GBA, NHR, BGR en BRA zullen bijvoorbeeld minder bezwaren tegen kennisgevingen bij wijziging van de kadastrale registratie voorkomen.

– Jaarlijks worden er circa 20 000 bezwaarschriften ingediend; daarvan zijn naar schatting 12 000 gevallen van bezwaren tegen de schrijfwijze van namen. Dit soort bezwaren zal vervallen. Per bezwaarschrift wordt naar raming door de burger circa één uur besteed.

– Koppeling met GBA en NHR (en via die weg met BAG) zorgt ervoor dat het Kadaster beschikt over de actuele adressen. Thans moeten burgers hun adreswijziging aan het Kadaster doorgeven. Besparing: vervaardigen en verzenden 50 000 adreswijzigingen door burgers en bedrijven (10 minuten per stuk).

Gezien het voorgaande heeft het Adviescollege voor de toetsing van administratieve lastendruk (Actal) besloten om, gegeven de selectiecriteria van Actal, het wetsvoorstel niet te selecteren voor een toets.

Verder is om de vorengenoemde redenen eveneens afgezien van de uitvoering van een bedrijfseffectentoets of een milieu-effectentoets.

7.5 Bescherming persoonsgegevens

De registraties die in dit wetsvoorstel worden aangewezen als basisregistraties zijn op basis van de huidige wetgeving reeds openbaar. Het voorliggende wetsvoorstel vergroot deze openbaarheid niet, noch breidt het de registraties uit met nieuwe gegevens. Het legt een gebruiksplicht bij overheidsorganen indien gebruik van de gegevens passend is voor hun taakuitoefening. Bij deze gebruiksplicht gaat het uitsluitend om de authentieke gegevens, die een deelverzameling vormen van de gehele registratie. In het kader van het programma Stroomlijning basisgegevens wordt uitgegaan van een passend autorisatieregime voor het gebruik van de basisregistraties binnen de publieke sector. Gezien het openbare karakter van de basisregistraties kadaster en topografie is voor deze basisregistraties geen beperkend autorisatieregime voorzien. De beginselen van behoorlijk bestuur bevatten voldoende aanknopingspunten om te onderkennen wat ongepast gebruik door bestuursorganen is. In de huidige situatie zijn wel enkele beperkingen reeds geregeld, bijvoorbeeld in het geval van «blijf van mijn lijf»-situaties. Deze zullen worden gehandhaafd.

Het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP) heeft positief geadviseerd over het wetsvoorstel. Het college heeft aangegeven het belang in te zien van de in het wetsvoorstel beoogde doelstelling. Vanuit het gezichtspunt van een zorgvuldige omgang met persoonsgegevens heeft het wetsvoorstel voor het CBP geen aanleiding tot het maken van op- of aanmerkingen gegeven.

Het CBP heeft verzocht om in de memorie van toelichting uitdrukkelijk stil te staan bij de relatie tussen het voorgestelde artikel 7s van de Kadasterwet en artikel 36 van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). In dat verband heeft het college de vraag gesteld of het bij artikel 7s om een bijzondere procedure voor de verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming gaat of dat naast dit recht ook het correctierecht van artikel 36, eerste lid, van de Wbp door betrokkene kan worden uitgeoefend.

Voorts heeft het CBP in zijn advies gevraagd om in de memorie van toelichting uitdrukkelijk stil te staan bij de relatie tussen het artikel van het wetsvoorstel dat betrekking heeft op het verzoek om herstel door belanghebbenden (het voorgestelde artikel 7t van de Kadasterwet) en het correctierecht van artikel 36 Wbp. In dit verband wordt het volgende opgemerkt.

Artikel 36 van de Wbp luidt:

1. Degene aan wie overeenkomstig artikel 35 kennis is gegeven van hem betreffende persoonsgegevens, kan de verantwoordelijke verzoeken deze te verbeteren, aan te vullen, te verwijderen, of af te schermen indien deze feitelijk onjuist zijn, voor het doel of de doeleinden van de verwerking onvolledig of niet ter zake dienend zijn dan wel anderszins in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.

2. De verantwoordelijke bericht de verzoeker binnen vier weken na ontvangst van het verzoek schriftelijk of dan wel in hoeverre hij daaraan voldoet. Een weigering is met redenen omkleed.

3. De verantwoordelijke draagt zorg dat een beslissing tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming zo spoedig mogelijk wordt uitgevoerd.

4. Indien de persoonsgegevens zijn vastgelegd op een gegevensdrager waarin geen wijzigingen kunnen worden aangebracht, dan treft hij de voorzieningen die nodig zijn om de gebruiker van de gegevens te informeren over de onmogelijkheid van verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming ondanks het feit dat er grond is voor aanpassing van de gegevens op grond van dit artikel.

5. Het bepaalde in het eerste tot en met vierde lid is niet van toepassing op bij de wet ingestelde openbare registers, indien in die wet een bijzondere procedure voor de verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming van gegevens is opgenomen.

Uit het vijfde lid volgt dat het eerste tot en met vierde lid van de Wbp niet van toepassing zijn indien in de Kadasterwet, als gewijzigd door dit wetsvoorstel, een bijzondere procedure voor de verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming van persoonsgegevens is opgenomen.

Het voorgestelde artikel 7t regelt het verzoek van een belanghebbende om herstel van een authentiek gegeven in de basisregistratie kadaster bij gerede twijfel omtrent de juistheid van een authentiek gegeven. Dit kan betekenen dat (de weergave van) dat gegeven in een dergelijk geval dient te worden verbeterd, aangevuld of verwijderd in de zin van artikel 36 van de Wbp. Geconstateerd kan daarom worden dat artikel 7t, voorzover het betreft het verbeteren, aanvullen of verwijderen van persoonsgegevens, evenals de huidige artikelen 112 tot en met 114 van de Kadasterwet, een bijzondere procedure biedt waardoor artikel 36 van de Wbp op grond van het vijfde lid van dat artikel in zoverre niet van toepassing is.

Voor het afschermen van persoonsgegevens biedt artikel 107b van de Kadasterwet daarnaast de mogelijkheid om, ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer van personen die in de kadastrale registratie, de registratie voor schepen of in de registratie voor luchtvaartuigen vermeld staan, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voor daarbij aangewezen soorten van persoonsgegevens beperkingen vast te stellen ten aanzien van de verstrekking van inlichtingen als bedoeld in de artikelen 99 tot en met 107 van die wet. Bij of krachtens die maatregel kunnen tevens regels worden vastgesteld voor de behandeling van verzoeken tot afscherming van gegevens.

Een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling als bedoeld in artikel 107b van de Kadasterwet is nog niet tot stand gekomen. Zolang een dergelijke maatregel of regeling niet van kracht is, is voorzover het betreft het afschermen van persoonsgegevens artikel 36 Wbp derhalve van toepassing.

7.6 Interbestuurlijk overleg

In paragraaf 1.2 van deze memorie van toelichting is reeds gezegd, dat het onderhavige wetsvoorstel reeds is aangekondigd in de brief van de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties d.d. 30 augustus 2004 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Over de voornemens om van de kadastrale registratie, de kadastrale kaart en de topografische bestanden een basisregistratie te maken is in het kader van het programma Stroomlijning basisgegevens I en II nauw overleg gevoerd met het Interprovinciaal Overleg (IPO), de Unie van Waterschappen en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Deze organisaties konden zich in de voornemens vinden. Een versie van het wetsvoorstel is voorts besproken in de Gebruikersraad van het Kadaster. In die Gebruikersraad zijn provincies en gemeenten vertegenwoordigd. Voorts heeft het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een stuurgroep ingesteld, waarin de VNG is vertegenwoordigd.

Tot slot heeft het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voor het project basisregistraties kadaster en topografie een projectbegeleidingsgroep ingesteld waarin de meest betrokken partijen, onder wie het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen, zijn vertegenwoordigd. Gelet op die overlegstructuren is het wetsvoorstel niet meer formeel ter advisering voorgelegd aan het IPO en de VNG.

Geheel in de lijn van de Code Interbestuurlijke Verhoudingen wordt in het wetgevings- en implementatietraject rekening gehouden met de inbreng van gemeenten en provincies en wordt uitwerking gegeven aan de «interbestuurlijke attitude». In dit verband wordt verwezen naar de in paragraaf 6.2 van deze memorie van toelichting genoemde tijdelijke uitzonderingsbepaling op het verplicht gebruik van de basisregistratie topografie voor die gemeenten die op 1 januari 2006 beschikten over een in eigen beheer vervaardigde topografische ondergrond met een schaalniveau van 1:10 000, en de inspanningen gericht op een doelmatige en kostenbesparende inwinning van gegevens op grond van afspraken tussen het Kadaster en de besturen van de vorenbedoelde gemeenten.

7.7 Inwerkingtreding

De voorgestelde inwerkingtredingsbepaling in artikel XXII voorziet in de mogelijkheid dat artikelen van de Wet basisregistraties kadaster en topografie of onderdelen daarvan op een verschillend tijdstip in werking treden.

Die bepaling is in de eerste plaats opgenomen omdat niet geheel zeker is of het in voorbereiding zijnde invoeringsregime voor de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (Wkpb) ter zake van de beperkingenbesluiten die zijn genomen in 2007 (het beoogde jaar van inwerkingtreding van het wetsvoorstel basisregistraties kadaster en topografie) volledig zijn beslag zal hebben gekregen. Een hierop toegesneden invoeringsregeling zal worden afgestemd op het invoeringsregime voor de Wkpb.

In de tweede plaats is de bepaling noodzakelijk omdat de topografische bestanden met een schaalniveau kleiner dan 1:10 000 in 2007 nog niet dezelfde actualiteit hebben als het topografische bestand met een schaalniveau van 1:10 000. De inspanningen zijn er op gericht dat eind 2009 bereikt te hebben. Uiterlijk op 1 januari 2010 zullen de topografische bestanden met een schaal kleiner dan 1:10 000 onder de werkingssfeer van de basisregistratie topografie worden gebracht.

De rechtszekerheid stelt hoge eisen aan de kwaliteit van de gegevens in de basisregistratie kadaster. Die kwaliteit staat nu reeds buiten kijf. De kwaliteit van het topografisch bestand met een cartografische weergave op een schaal van 1:10 000 heeft een extra impuls gekregen door de ombouw van dat bestand tot een objectgerichte gegevensstructuur.

De authentieke (en ook andere) gegevens in de basisregistraties kadaster en topografie zijn nu reeds van voldoende kwaliteit. Uit een oogpunt van kwaliteit is er derhalve geen noodzaak om de aanwijzing van gegevens tot authentiek gegeven later dan in 2007 daadwerkelijk te doen plaatsvinden. Evenmin is er uit dien hoofde een reden om het verplicht gebruik door bestuursorganen van de authentieke gegevens in de basisregistraties kadaster en topografie eerst later te laten ingaan.

De gegevens worden voorts op een zodanige wijze ontsloten dat bestuursorganen deze kunnen raadplegen zonder ingrijpende technische maatregelen. Het verplichte gebruik kan dan ook met ingang van de datum van inwerkingtreding van de in dit wetsvoorstel opgenomen regeling ingaan. Wel zullen bestuursorganen tijd nodig hebben om hun interne informatiehuishouding en werkprocessen op het werken met de basisregistraties in te richten. Dit laatste is echter van een andere orde dan de gebruiksplicht en is vooral een zaak van de individuele organisaties.

Het is daarom de bedoeling het wetsvoorstel, op de twee hierboven genoemde uitzonderingen na, in zijn geheel in werking te laten treden in 2007.

In paragraaf 6.2 van deze memorie van toelichting is reeds aandacht geschonken aan de tijdelijke uitzondering op het verplichte gebruik voor die gemeenten die op 1 januari 2006 beschikten over een in eigen beheer vervaardigde topografische ondergrond met een schaalniveau van 1:10 000.

7.8 De registraties voor schepen en luchtvaartuigen

De registraties voor schepen en voor luchtvaartuigen bezitten, althans voorzover die schepen en luchtvaartuigen behoren tot die categorieën die volgens het Burgerlijk Wetboek in de openbare registers dienen te worden ingeschreven, soortgelijke gegevens als de gegevens met betrekking tot een onroerende zaak, die bij dit wetsvoorstel als authentiek worden aangewezen. Ook deze registraties hebben een belangrijke functie in de sfeer van de rechtszekerheid ten aanzien van deze registergoederen. In de besluitvorming zijn deze twee registraties echter niet aangemerkt als onderdeel van de eerste tranche van in te richten basisregistraties. Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat onderzoekt of basisregistraties voor schepen en luchtvaartuigen wenselijk zijn, welke bestaande registraties hiervoor een goede aanzet zouden vormen en wat een realistisch tijdpad voor realisatie zou kunnen zijn. Dit onderzoek vindt plaats in overleg met het Ministerie van VROM en het Kadaster.

II ARTIKELGEWIJS

Artikel I (wijzigingen van de Kadasterwet)

Een groot aantal onderdelen van artikel I heeft betrekking op wijzigingen die een gevolg zijn van de keuze om de kadastrale registratie, de kadastrale kaart en het bestand aan geografische gegevens op schaalniveau 1:10 000 of kleiner achtereenvolgens aan te duiden als basisregistratie kadaster en basisregistratie topografie. Een beperkt aantal onderdelen van artikel I heeft betrekking op wijzigingen die samenhangen met de keuze om duidelijker dan voorheen in de Kadasterwet tot uitdrukking te brengen dat de kadastrale kaart een onderdeel is van de basisregistratie kadaster. In het algemeen deel van deze memorie van toelichting is op deze wijzigingen uitvoerig ingegaan. De hier bedoelde wijzigingen zullen daarom in dit deel van de toelichting niet telkens afzonderlijk meer worden toegelicht.

Onderdeel A (wijziging van artikel 1)

In dit onderdeel wordt in de eerste plaats de aanhef van het eerste lid van artikel 1 van de Kadasterwet gewijzigd. Daardoor vervalt de noodzaak om in de lagere kadasterregelgeving telkens opnieuw de begripsomschrijvingen van de Kadasterwet te herhalen. Voorts worden in dit onderdeel de begripsomschrijvingen van artikel 1 met enkele nieuwe uitgebreid en worden enkele bestaande begrippen gewijzigd. Ook zijn de begripsomschrijvingen in alfabetische volgorde gerangschikt.

Nieuw zijn de begripsomschrijvingen voor: basisregistratie, authentiek gegeven, brondocument, catalogus basisregistratie topografie, openbare registers, kadastrale grens, kadastrale grootte en registratie. Gewijzigd worden de begripsomschrijvingen voor geografisch gegeven en perceel.

Het begrip basisregistratie is in het voorgenomen stelsel van basisregistraties (hierna: het stelsel) en de daarmee verband houdende begripsvorming rond eenmalige gegevensverstrekking aan de overheid een gangbaar begrip om registraties aan te duiden waarin gegevens voorkomen die zich onder bepaalde voorwaarden lenen voor verplicht gebruik door bestuursorganen, met eenmalige gegevensverstrekking door bedrijven en burgers aan die overheid. In dit verband wordt verwezen naar de in paragraaf 1.2 van deze memorie van toelichting genoemde Wetgevingsnota basisregistraties.

In navolging daarvan wordt in dit wetsvoorstel het begrip basisregistratie gebruikt en is daarvan een omschrijving opgenomen.

In het stelsel zal door elk wetsvoorstel dat betrekking heeft op een basisregistratie onderscheid worden aangebracht tussen de verschillende categorieën gegevens die daarin worden opgenomen. In ieder geval zal een onderscheid worden gemaakt tussen authentieke gegevens en andere gegevens. In de begripsomschrijving wordt een authentiek gegeven omschreven als een gegeven dat krachtens een wet als authentiek is aangemerkt. De categorie authentieke gegevens betreft gegevens die door een groot aantal bestuursorganen in verschillende processen in samenhang met andere gegevens worden gebruikt en die voldoende betrouwbaar worden geacht om, verplicht en zonder nader onderzoek, door bestuursorganen te worden gebruikt.

In de systematiek van de Kadasterwet kunnen bepaalde gegevens eerst worden opgenomen in de basisregistratie kadaster nadat de feiten die voor de rechtstoestand van een onroerende zaak van belang zijn, zijn ingeschreven in de openbare registers. Om die reden wordt het eerste onderdeel van de begripsomschrijving «brondocument» omschreven als een in de openbare registers ingeschreven document. Daarnaast kan volgens dat onderdeel een brondocument ook zijn een anderszins door het Kadaster gehouden document. Bij de basisregistratie kadaster valt daarbij te denken aan het zogenoemde «veldwerk», dat een onmisbaar document vormt bij het opmeten van een grens. Bij de basisregistratie topografie valt daarbij te denken aan luchtfoto’s en orthofoto’s.

Ingevolge het tweede onderdeel van die omschrijving kan een brondocument ook zijn een besluit. Hierbij kan met name worden gedacht aan een besluit van het Kadaster tot wijziging van een authentiek gegeven, naar aanleiding van een melding door een bestuursorgaan of naar aanleiding van een verzoek tot herstel van een authentiek gegeven door een belanghebbende. Een besluit als bedoeld kan zich voordoen bij zowel de basisregistratie kadaster als de basisregistratie topografie.

Het begrip catalogus basisregistratie topografie komt meermalen in de Kadasterwet voor en is om die reden opgenomen bij de begripsomschrijvingen.

In artikel 8 van de Kadasterwet wordt voorts een opsomming gegeven van de openbare registers, waarin feiten worden ingeschreven, die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zijn. In de Kadasterwet wordt soms gesproken van «openbare registers voor registergoederen». Regelmatiger wordt evenwel gesproken van «openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid».

Ter wille van de leesbaarheid van de Kadasterwet wordt in artikel 1, eerste lid, van die wet een begripsomschrijving van «openbare registers» voorgesteld, waarbij wordt aangesloten bij het Burgerlijk Wetboek (te weten de openbare registers, bedoeld in artikel 16 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek). Ter vermijding van ieder misverstand wordt, gelet op artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet, daaraan toegevoegd «juncto artikel 8, eerste lid». Dat laatste is gedaan omdat in de Kadasterwet soms specifiek verwezen wordt naar bepaalde openbare registers. In die gevallen wordt verwezen naar de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b.

In het voorgestelde artikel 1, eerste lid, van de Kadasterwet wordt de omschrijving van het begrip geografisch gegeven in artikel 1, eerste lid, onderdeel f, van de Kadasterwet vervangen door een begripsomschrijving die meer toegesneden is op de objectgerichte gegevensstructuur van een geografisch gegeven. Een geografisch gegeven is in die omschrijving een gegeven met betrekking tot een geografisch object, een identificerend objectnummer en de kenmerken van een geografisch object, die in de catalogus basisregistratie topografie zijn opgenomen.

Tenslotte worden omwille van de duidelijkheid van de Kadasterwet, ook na wijziging ingevolge dit wetsvoorstel, begripsomschrijvingen voor kadastrale grens en kadastrale grootte aan artikel 1 van die wet toegevoegd; deze begrippen komen reeds voor in de lagere kadasterregelgeving. Een inhoudelijke wijziging is niet beoogd.

Onderdeel B (nieuw artikel 1a)

Het voorgestelde artikel 1a vormt de wettelijke grondslag en aanduiding van de basisregistraties kadaster en topografie. Dit bevordert tevens de transparantie van de wettelijke regeling van deze basisregistraties mede in verband met de daarmee samenhangende rechten en plichten, zoals de terugmeldplicht en het recht op eenmalige verstrekking van gegevens.

Onderdeel D (vervallen artikel 3c)

Artikel 3c van de Kadasterwet kan vervallen. De materiële inhoud van dat artikel wordt geregeld met een voor een ieder toegankelijke inhoudsopgave van de basisregistratie kadaster en de registraties voor schepen en voor luchtvaartuigen en de actualisering daarvan. Die inhoudsopgave wordt voorts gegeven in de catalogi voor de basisregistraties kadaster en topografie en voor de registraties voor schepen en voor luchtvaartuigen.

Onderdeel E (nieuw artikel 4)

Bij het Kadaster is een organisatie-ontwikkeling ingezet. Daardoor worden niet langer gemeenten bij uitsluiting bij een bepaald kantoor ingedeeld. Evenmin zal er wat betreft de registraties voor schepen en luchtvaartuigen een hoofdkantoor worden aangewezen. Om die reden kunnen de artikelen 4 en 4a van de Kadasterwet aanzienlijk worden vereenvoudigd en worden teruggebracht tot één artikel.

Onderdeel F (wijziging artikel 7)

De wijziging van artikel 7, eerste lid, van de Kadasterwet (vervanging van «kadastrale registratie» door «basisregistratie kadaster») is tevens benut om het eerste lid redactioneel in te korten.

Onderdeel H (nieuw hoofdstuk 1A)

Opschrift hoofdstuk 1A (nieuw)

Uit het opschrift van het nieuwe hoofdstuk 1A blijkt dat dit hoofdstuk betrekking heeft op authentieke gegevens en de inhoud en inrichting van (alle) registraties als geregeld in de Kadasterwet en niet uitsluitend op de basisregistraties kadaster en topografie.

Dit omvat dus mede de registraties voor schepen en voor luchtvaartuigen. Op die wijze wordt een begin gemaakt met een opzet van de Kadasterwet, waarbij wordt voorkomen dat soortgelijke bepalingen telkens per registratie worden herhaald.

Artikel 7f

In paragraaf 3.3 van deze memorie van toelichting is reeds aandacht geschonken aan het onderscheid tussen authentieke gegevens en andere gegevens in de basisregistraties kadaster en topografie. In het voorgestelde artikel 7f van de Kadasterwet wordt onderscheid gemaakt tussen:

– authentieke gegevens krachtens de Kadasterwet,

– authentieke gegevens krachtens een andere wet en

– andere dan authentieke gegevens.

In artikel 7f, tweede lid, worden bepaalde gegevens in de basisregistratie kadaster, die zijn genoemd in artikel 48, tweede en derde lid, van de Kadasterwet, als authentiek aangemerkt. Het zijn die gegevens die door een groot aantal bestuursorganen in samenhang met andere gegevens worden gebruikt. Tot die gegevens behoren:

a. de kadastrale aanduiding van een onroerende zaak of van een appartementsrecht;

b. naam en adres van de eigenaar van, beperkt gerechtigde met betrekking tot, of beslaglegger op een onroerende zaak; de rechthebbende op een erfdienstbaarheid wordt niet vermeld in de basisregistratie kadaster;

c. de benaming van die beperkte rechten en, ingeval er beslag is gelegd op een onroerende zaak, de benaming van dat beslag;

d. de kadastrale grootte van een perceel, en

e. een beperkingenbesluit in de zin van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken, een daarop betrekking hebbende beslissing in administratief beroep of een rechterlijke uitspraak, gegevens met betrekking tot een dergelijk besluit, een dergelijke beslissing of rechterlijke uitspraak en een verklaring met betrekking tot het vervallen van een publiekrechtelijke beperking.

In het voorgestelde artikel 7f, derde lid, van de Kadasterwet worden de geografische gegevens, bedoeld in artikel 98a, eerste tot en met derde lid, van die wet, als authentiek aangemerkt. Wat onder een geografisch gegeven wordt verstaan wordt omschreven in het voorgestelde artikel 1, eerste lid, van de Kadasterwet.

Artikel 7g

Bij algemene maatregel van bestuur kan een authentiek gegeven worden aangewezen waarna dat gegeven wordt opgenomen in de basisregistratie kadaster of topografie. Een dergelijke toevoeging aan de registratie kan uitsluitend plaatsvinden indien de kenbaarheid van het betreffende gegeven van belang blijkt voor de uitoefening van een publiekrechtelijke taak door een bestuursorgaan en er zich geen gewichtige redenen tegen verzetten. Bij dat laatste valt bijvoorbeeld te denken aan de omstandigheid dat de kosten van toevoeging van een dergelijk gegeven aan de bestaande dataset, of de kosten van bijhouding, te hoog zijn en die kostenproblematiek niet bestuurlijk kan worden opgelost.

Indien in de toekomstige bestuurspraktijk bestuursorganen gebaat zijn bij een aanvulling van de authentieke gegevens in de basisregistraties kadaster en topografie met andere gegevens, kan, voorzover dat noodzakelijk is voor het toereikend functioneren van de betreffende basisregistratie, ingevolge het voorgestelde artikel 7g, eerste lid, die aanvulling worden gerealiseerd bij algemene maatregel van bestuur. De betreffende gegevens worden daarbij als authentiek krachtens de Kadasterwet aangewezen. Aldus kan worden ingespeeld op een behoefte in de bestuurspraktijk zonder dat daarvoor steeds een wetswijziging vereist is.

Het is voorts mogelijk om bij algemene maatregel van bestuur authentieke gegevens uit andere basisregistraties aan te wijzen en vervolgens op te nemen in de basisregistraties kadaster en topografie, en de registraties voor schepen en luchtvaartuigen. De kenbaarheid van een dergelijk authentiek gegeven in de basisregistratie kadaster of topografie of in de registratie voor schepen of voor luchtvaartuigen dient wel van belang te zijn voor het rechtsverkeer en economisch verkeer. Voorts dienen ook hier geen gewichtige redenen zich daartegen te verzetten. Ingevolge het vierde lid kunnen bij regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer voorschriften worden gegeven omtrent de door het Kadaster in acht te nemen actualiteitsnorm van authentieke gegevens die worden overgenomen uit een andere basisregistratie. Aldus is verzekerd dat op een snelle en flexibele manier de actualiteitsnorm aangepast wordt aan de technische mogelijkheden.

Onder dezelfde voorwaarde kunnen bij algemene maatregel van bestuur ook andere gegevens dan authentieke gegevens worden aangewezen en toegevoegd aan de gegevens die op grond van de artikelen 48, 85, 92 of 98a van de Kadasterwet in de betreffende registratie zijn opgenomen.

Uitsluitend in geval van spoed kan de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer bij regeling bepalen dat in de betreffende registratie een authentiek gegeven of een ander gegeven wordt opgenomen. Een dergelijke regeling dient zo spoedig mogelijk te worden gevolgd door een algemene maatregel van bestuur.

Artikel 7h

In het voorgestelde artikel 7h van de Kadasterwet wordt geregeld dat de categorieën authentieke gegevens krachtens de Kadasterwet en de categorieën authentieke gegevens krachtens een andere wet, die in de basisregistratie kadaster of topografie of in de registratie voor schepen en voor luchtvaartuigen zijn overgenomen, hun eigen kenmerk hebben. Andere gegevens dan authentieke gegevens in de basisregistratie kadaster en in de registraties voor schepen en voor luchtvaartuigen behoeven geen eigen kenmerk; door de twee andere categorieën van een kenmerk te voorzien zijn de andere dan authentieke gegevens voldoende kenbaar. Aangezien alle gegevens in de basisregistratie topografie authentiek zijn (artikel 7f, derde lid) is het in verband met die basisregistratie voldoende dat uitsluitend een uit een andere basisregistratie overgenomen authentiek gegeven van een kenmerk wordt voorzien.

Artikel 7i

In de Kadasterwet wordt thans telkens per afzonderlijke registratie of per afzonderlijk bestand de regelgevende bevoegdheid van het bestuur van het Kadaster geregeld op het punt van de inrichting en het houden van die registratie. Door hiervoor een algemene bepaling op te nemen in het eerste lid van artikel 7i kunnen de verschillende regelingen in de Kadasterwet vervallen. Het voorgestelde tweede lid beoogt op een eenvoudiger wijze hetzelfde te bewerkstelligen als bijvoorbeeld de tweede zin van artikel 48, vierde lid, van de Kadasterwet.

Artikel 7j

In het voorgestelde artikel 7j van de Kadasterwet worden de verantwoordelijkheden van het bestuur van het Kadaster neergelegd wat betreft de weergave van uit andere basisregistraties overgenomen authentieke gegevens in de basisregistraties kadaster en topografie en in de registraties voor schepen en luchtvaartuigen. Wat betreft de gegevens in de basisregistratie kadaster die krachtens de Kadasterwet zijn aangemerkt als authentiek is die verantwoordelijkheid gelegen in de zorg dat de weergave van die gegevens overeenstemt met het betreffende gegeven, als opgenomen in het brondocument, of dat het gegeven, ingeval het is afgeleid uit een brondocument, daaruit juist en volledig is afgeleid (eerste lid).

Wat betreft de gegevens in de basisregistratie topografie die krachtens de Kadasterwet zijn aangemerkt als authentiek, is die verantwoordelijkheid gelegen in de zorg dat die gegevens overeenstemmen met de fysieke werkelijkheid zoals die was ten tijde van de laatste bijhouding van het betreffende geografisch gebied. Voorts heeft die zorgplicht betrekking op het verwerken van aanmerkelijke wijzigingen in de fysieke werkelijkheid die zich tussen de laatste bijhouding en de eerstvolgende bijhouding voordoen. Dat betekent derhalve een alert volgen van dat soort wijzigingen in de fysieke werkelijkheid. Bij aanmerkelijke wijzigingen in de fysieke werkelijkheid valt te denken aan grootschalige wijzigingen ten opzichte van de voordien bestaande werkelijkheid of aan een zichtbare voor de omgeving diep ingrijpende verandering in bestemming (tweede lid).

Daarnaast zullen in de catalogus basisregistratie topografie ook de kwaliteitseisen worden beschreven waaraan een geografisch gegeven moet voldoen. Om die reden strekt de zorgplicht zich ook uit tot handhaving van die kwaliteitseisen.

Wat betreft de uit andere basisregistraties overgenomen externe gegevens is die verantwoordelijkheid gelegen in de zorg voor overeenstemming van de weergave van die gegevens met de gegevens als opgenomen in die andere basisregistratie. Dat betekent een stelselmatige controle op de juistheid van de weergave van de overgenomen gegevens uit die andere basisregistratie. Overigens geeft de bekendgemaakte actualiteitsnorm aan in hoeverre een uit een andere basisregistratie overgenomen authentiek gegeven kan achterlopen vergeleken met die andere basisregistratie. Tenslotte heeft de verantwoordelijkheid ook betrekking op het mogelijk maken van een koppeling tussen het in de basisregistratie topografie uit een andere basisregistratie overgenomen authentiek gegeven en dat gegeven in die andere basisregistratie (tweede lid, onderdeel c).

Artikel 7k

Het voorgestelde artikel 7k van de Kadasterwet regelt het verplichte gebruik van de authentieke gegevens krachtens de Kadasterwet, die zijn opgenomen in de basisregistraties kadaster en topografie. Bestuursorganen zijn verplicht deze gegevens te gebruiken tenzij sprake is van een uitzondering als bedoeld in het tweede, derde of vierde lid van artikel 7k. Een bestuursorgaan dat deze authentieke gegevens gebruikt voldoet, gelet op de kwaliteitsborging van deze gegevens, in het algemeen aan het zorgvuldigheidsbeginsel, dat is neergelegd in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht. Onderzoek van authentieke gegevens is overigens niet verboden en kan leiden tot een terugmelding op grond van het voorgestelde artikel 7n of 7o van de Kadasterwet indien er gerede twijfel bestaat of de gegevens juist zijn, respectievelijk in overeenstemming zijn met de fysieke werkelijkheid.

In het tweede, derde en vierde lid van artikel 7k zijn enkele specifieke uitzonderingen op het verplichte gebruik opgenomen. De uitzonderingen in het tweede lid zijn gelijk voor al het publiekrechtelijk handelen en hebben betrekking op het verplichte gebruik van authentieke gegevens in de basisregistraties kadaster en topografie. Het doet er wat betreft die uitzonderingen niet toe op welke wijze of in welke vorm de publiekrechtelijke taakuitoefening plaatsvindt. Het is derhalve indifferent of sprake is van het nemen van een besluit of van feitelijk handelen. Van verplicht gebruik kan geen sprake zijn indien achter het authentiek gegeven de aantekening «in onderzoek» is geplaatst (onderdeel a). Die aantekening kan zijn oorzaak vinden in een melding van een bestuursorgaan, in een verzoek van een belanghebbende of in de bevindingen van het Kadaster indien ambtshalve herstel niet onverwijld na die bevinding kan plaatsvinden. Daarnaast kan het verplicht gebruik achterwege blijven indien het betreffende bestuursorgaan een melding als bedoeld in artikel 7n, eerste lid, 7o, eerste lid, of 7p, eerste lid, heeft gedaan (onderdeel b).

Gebruikmaking van authentieke gegevens kan er toe leiden dat een bestuursorgaan zijn publiekrechtelijke taak niet naar behoren kan vervullen. De uitzonderingssituaties waarop het tweede lid, onderdeel c, betrekking heeft betreffen specifieke gevallen waarin het zonder meer moeten gebruiken van de authentieke gegevens op gespannen voet staat met een behoorlijke uitvoering van een of meer publiekrechtelijke taken door bestuursorganen. Of er een bijzondere situatie aanwezig is die rechtvaardigt dat een authentiek gegeven niet behoeft te worden gebruikt, hangt niet af van de door het bestuursorgaan zelf gevoelde noodzaak, maar van het geobjectiveerde criterium dat zulks voortvloeit uit een behoorlijke taakuitoefening door het bestuursorgaan. Het gaat dan in de eerste plaats om gevallen waarin de aard van de handeling zich verzet tegen het verplicht gebruik van uitsluitend authentieke gegevens. Genoemd worden gevallen waarin nadere gegevens van de eigenaar of beperkt gerechtigde zelf of uit andere bronnen nodig zijn voor een deugdelijke identiteitsvaststelling of voor een deugdelijke constatering dat de betrokkene recht kan doen gelden op de (mede)eigendom van een onroerende zaak, bijvoorbeeld in geval van overlijden van de persoon die in de basisregistratie kadaster als eigenaar staat vermeld. Ook in het kader van fraudebestrijding of fraudepreventie kan het naar de aard van de taak nodig zijn dat het bestuursorgaan andere bronnen raadpleegt en gebruikt. Eveneens kan het onmogelijk of onwenselijk zijn handelingen afhankelijk te stellen van authentieke gegevens. Genoemd wordt het optreden van een dreiging of het zich voordoen van een calamiteit (zie paragraaf 6.2).

Dreiging van een calamiteit dient ruim te worden uitgelegd. Onder dat begrip valt bijvoorbeeld ook ernstig gevaar voor de veiligheid van een waterstaatswerk of de goede staat daarvan. Weliswaar zal in de regel de publiekrechtelijke taakuitoefening niet plaatsvinden in de vorm van een besluit, uitgesloten is dat evenwel niet.

Volgens het tweede lid, onderdeel d, kan ook een afwijkende voorziening bij wettelijk voorschrift worden getroffen. Hierbij kan worden gedacht aan regelingen op het terrein van controle, onderzoek, handhaving en opsporing. Authentieke gegevens behoeven evenmin te worden gebruikt, indien uit regelgeving van de Europese Unie of uit een verdrag anders voortvloeit.

In paragraaf 6.2 van deze memorie van toelichting zijn de uitzonderingen op het verplicht gebruik in het derde en vierde lid reeds toegelicht.

Artikel 7l

Een van de doelstellingen van het stelsel van basisregistraties is dat de overheid niet moet vragen naar de bekende weg. Indien de overheid authentieke gegevens heeft geregistreerd van een burger of bedrijf moet zij niet opnieuw bij een andere gelegenheid om diezelfde gegevens vragen. In de basisregistratie kadaster zijn bijvoorbeeld opgenomen het perceelnummer, en naam en adres van de eigenaar van en beperkt gerechtigden tot een perceel. Als een bestuursorgaan een persoon een formulier stuurt met de vraag of hij eigenaar of beperkt gerechtigde is van een onroerende zaak, kan de betrokkene het formulier terugsturen envolstaan met bijvoorbeeld de opmerking «raadpleeg de basisregistratie kadaster». Na invoering van het burgerservicenummer kan de betrokkene het formulier terugzenden onder vermelding van dat nummer.

In het voorgestelde artikel 7l van de Kadasterwet is dat uitgangspunt verwoord.

Op het uitgangspunt zijn enkele uitzonderingen in artikel 7l geformuleerd.

Die uitzonderingen zijn in het thans voorgestelde artikel 7l gedetailleerd aangegeven. Immers de burger of een bedrijf dient zo precies mogelijk te weten waar hij of zij aan toe is.

Een bestuursorgaan mag een burger of een bedrijf altijd om het betreffende authentieke gegeven vragen indien bij dat authentieke gegeven de aantekening «in onderzoek» is geplaatst. Immers, er is dan onduidelijkheid over dat gegeven.

De uitzonderingsgronden in de onderdelen b, c, d en f van artikel 7l zijn een nadere precisering en afbakening van de in artikel 7k genoemde uitzondering op het verplichte gebruik, inhoudende dat een bestuursorgaan niet gehouden is een authentiek gegeven verplicht te gebruiken indien het zijn publiekrechtelijke taak niet naar behoren kan vervullen.

Wezenlijk voor elke registratie – en dus ook voor de basisregistraties kadaster en topografie – is de bijhouding, terwijl de basisregistratie kadaster ook ambtshalve kan worden vernieuwd. In de Kadasterwet is een groot aantal bepalingen omtrent die bijhouding en vernieuwing opgenomen. Bij de vervulling van die taak kan het noodzakelijk of wenselijk zijn gegevens omtrent grensaanduiding opnieuw te vragen, waarbij bij het meten in het veld ook de identiteit van de betrokkenen moet kunnen worden vastgesteld en hun rechten met betrekking tot de onroerende zaak. Vervolgens gaat de hoofdregel niet op indien bijvoorbeeld de milieu-inspectie opsporing verricht of onderzoek doet naar overtreding van een wettelijk voorschrift of de naleving controleert van een wettelijk voorschrift. In dat geval is de burger of het bedrijf gehouden gegevens te verstrekken, die nodig zijn om zijn identiteit als eigenaar van of beperkt gerechtigde tot een bepaalde onroerende zaak vast te stellen of om de afbakening van het perceel duidelijk te maken. Ook in de gevallen waarin een bestuursorgaan direct handelend op moet treden en zich er niet eerst van kan vergewissen wie eigenaar is van een stuk grond, is het bestuursorgaan gerechtigd aan personen gegevens te vragen en kunnen die personen het bestuursorgaan niet met een beroep op eenmalige gegevensverstrekking weigeren die gegevens te verstrekken. Ook kunnen wettelijke voorschriften een uitzondering bevatten op de hoofdregel van eenmalige gegevensverstrekking. Gelet op het belang van de hoofdregel mag er van worden uitgegaan dat gebruikmaking van de uitzondering deugdelijk wordt gemotiveerd.

Overigens is in dit wetsvoorstel geen bepaling opgenomen met betrekking tot een sanctie op het desgevraagd niet verstrekken van een gegeven in de uitzonderingsgevallen. Die sancties zijn in de regel opgenomen in de voorschriften die betrekking hebben op de betreffende publiekrechtelijke taak. Indien die sancties naar het oordeel van de burger of het bedrijf ten onrechte zijn opgelegd heeft die burger of dat bedrijf de mogelijkheid van bezwaar en beroep, op grond van die voorschriften. Tegenover een bestuursorgaan dat ten onrechte naar de bekende weg vraagt kan een burger of bedrijf gebruik maken van het klachtrecht.

Artikelen 7n, 7o en 7p

In paragraaf 6.3 van deze memorie van toelichting is reeds aandacht geschonken aan de terugmeldplicht voor bestuursorganen in geval van gerede twijfel aan de juistheid van de weergave van een authentiek gegeven in de basisregistraties kadaster en topografie.

In het voorgestelde artikel 7n, derde lid, is geen termijn opgenomen, waarbinnen het Kadaster na ontvangst van een melding dient te beslissen over wijziging van een authentiek gegeven in de basisregistratie kadaster. Immers die termijn volgt uit de Algemene wet bestuursrecht. Daarentegen is in de artikelen 7o, derde lid, en 7p, derde lid, wel een termijn opgenomen waarbinnen het Kadaster dient te beslissen over een wijziging van een in de basisregistratie topografie opgenomen authentiek gegeven, respectievelijk een melding omtrent een aanmerkelijke verandering in de fysieke werkelijkheid ten opzichte van de laatste bijhouding. De reden daarvoor is gelegen in het feit dat een dergelijke beslissing niet is aangemerkt als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Derhalve dient de Kadasterwet een termijn te stellen waarbinnen een dergelijke beslissing wordt genomen.

De beslissing omtrent een wijziging van een krachtens de Kadasterwet als authentiek aangemerkt gegeven dat is opgenomen in de basisregistratie kadaster wordt ingevolge het zesde lid van artikel 7n altijd meegedeeld aan de rechthebbende.

Degene die in de basisregistratie kadaster vermeld staat als eigenaar of beperkt gerechtigde is doorgaans de rechthebbende voorzover het gaat om een in de basisregistratie kadaster opgenomen authentiek gegeven. Behalve aan de rechthebbende wordt de beslissing omtrent een wijziging van een authentiek gegeven in de basisregistratie kadaster ook meegedeeld aan het bestuursorgaan dat gemeld heeft. Met betrekking tot de wijziging van een authentiek gegeven in de basisregistratie topografie of een gevraagde tussentijdse actualisering in die basisregistratie, is de mededeling aan het bestuursorgaan dat gemeld heeft uitdrukkelijk geregeld in de artikelen 7o, vijfde lid, en 7p, vierde en vijfde lid.

Artikel 7s

Het voorgestelde artikel 7s, eerste en tweede lid, van de Kadasterwet heeft betrekking op de mogelijkheid tot ambtshalve herstel door het Kadaster van een onjuiste weergave van authentieke gegevens in de basisregistraties kadaster en topografie. In afwachting van dat herstel kan het Kadaster ook de aantekening «in onderzoek» plaatsen. In het tweede lid van artikel 7s wordt de mogelijkheid geopend voor het Kadaster om het ambtshalve herstel van gegevens in de basisregistratie topografie op te schorten tot de eerstvolgende bijhouding. Indien het Kadaster daartoe besluit tekent het Kadaster in het afzonderlijke register, bedoeld in artikel 7o, tweede lid, aan dat het het voornemen heeft om bij de eerstvolgende bijhouding tot ambtshalve herstel over te gaan. Het Kadaster tekent daarin ook aan dat die correctie heeft plaatsgevonden.

Wat betreft de gegevens in de kadastrale registratie en de registraties voor schepen en voor luchtvaartuigen is het ambtshalve herstel en het herstel op verzoek van belanghebbenden opgenomen in de huidige artikelen 112, 113 en 114 van de Kadasterwet. Dat ambtshalve herstel en herstel op verzoek is niet beperkt tot bepaalde gegevens. Zoals opgemerkt in paragraaf 7.3 van deze memorie van toelichting komen ingevolge dit wetsvoorstel die artikelen te vervallen en wordt de inhoud van die artikelen, voorzover het gaat om ambtshalve herstel van andere gegevens dan authentieke gegevens in de basisregistraties kadaster en topografie en in de registraties voor schepen en voor luchtvaartuigen, ondergebracht in artikel 7s, derde lid. Het herstel op verzoek van belanghebbende wordt geregeld in artikel 7t.

Het voorgestelde artikel 7s heeft geen betrekking op het ambtshalve herstel van authentieke gegevens die uit een andere basisregistratie correct zijn overgenomen. Dat herstel is immers voorbehouden aan de beheerder van die registratie. Het herstel van een uit een andere basisregistratie abusievelijk verkeerd overgenomen authentiek gegeven ligt wel op de weg van het Kadaster. Immers daar ligt de fout bij het Kadaster en heeft het herstel van die fout geen consequenties voor de weergave van dat gegeven in die andere basisregistratie.

Het ambtshalve herstel ligt in dat geval besloten in artikel 7j, eerste lid, en is niet expliciet geregeld in artikel 7s. In de gevallen waarin het Kadaster gerede twijfel heeft over de juistheid van een gegeven dat is overgenomen uit een andere basisregistratie, zal het Kadaster in het stelsel van basisregistraties een melding moeten doen aan de beheerder van die andere basisregistratie. De grondslag voor die melding wordt evenwel geregeld in de wet die betrekking heeft op die andere basisregistratie.

Artikel 7t

Het voorgestelde artikel 7t van de Kadasterwet heeft uitsluitend betrekking op verzoeken tot herstel door een belanghebbende van authentieke of andere gegevens in de basisregistratie kadaster of van gegevens in de registraties voor schepen en luchtvaartuigen.

Voorzover het daarbij om authentieke gegevens gaat, gaat het uitsluitend om authentieke gegevens in de basisregistratie kadaster. Er kan geen verzoek tot herstel worden gedaan van in de basisregistratie topografie opgenomen gegevens. Artikel 7t komt inhoudelijk overeen met de huidige artikelen 112, 113 en 114 van de Kadasterwet, met dien verstande dat ook hier voorzien wordt in de aantekening «in onderzoek» en dat de burgerlijke rechter wordt vervangen door de bestuursrechter.

Overigens zal een belanghebbende, indien hij een misslag of onjuistheid wil herstellen in een, in de openbare registers ingeschreven, notariële akte of notariële verklaring, niet een verzoek moeten doen op grond van artikel 7t, maar toepassing moeten geven aan artikel 42 van de Kadasterwet. Is ter verbetering een notariële akte, een notariële verklaring of een proces-verbaal als bedoeld in artikel 45, tweede lid, tweede zin, van de Wet op het notarisambt in die registers ingeschreven dan wordt die misslag of onjuistheid door het Kadaster ambtshalve hersteld in de basisregistratie kadaster of in de registratie voor schepen of voor luchtvaartuigen. Indien dat onverhoopt niet mocht gebeuren kan de belanghebbende alsnog een beroep doen op artikel 7t. Voor het geval een belanghebbende in de hier bedoelde gevallen eerst een verzoek doet op grond van artikel 7t zal het Kadaster hem wijzen op de juiste procedure, namelijk de gebruikmaking van artikel 42 van de Kadasterwet.

Artikel 7u

In het voorgestelde artikel 7u van de Kadasterwet wordt de kwaliteitsborging voorzien door controles die om de drie jaar door een onafhankelijke deskundige worden verricht. De omvang van die controles wordt geregeld in het controleprotocol. In de jaren waarin niet een extern onderzoek wordt gedaan wordt in ieder geval één keer in dat jaar een interne controle gedaan. Behalve de externe controle verandert er ten opzichte van de kwaliteitsborging weinig, aangezien die ook thans aanwezig is.

Overigens worden zowel het bij het extern onderzoek te hanteren controleprotocol als de resultaten van dat onderzoek openbaar gemaakt.

In het stelsel van basisregistraties wordt, zoals in paragrafen 6.4 en 6.5 reeds is opgemerkt, die kwaliteitsborging gezien als een noodzakelijke voorwaarde voor het verplicht gebruik.

Artikel 7v

Het Kadaster is wat betreft de basisregistratie kadaster, de basisregistratie topografie en de registraties voor schepen en luchtvaartuigen, producent in de zin van de Databankenwet. Het behoudt momenteel het databankenrecht, bedoeld in artikel 2 van die wet, voor door uitdrukkelijke vermelding daarvan bij de gegevens of gegevensdragers en in contracten. Krachtens het voorgestelde artikel 7v van de Kadasterwet wordt dit recht voortaan wettelijk voorbehouden.

Reden daarvoor is in de eerste plaats de tarieffinanciering van het Kadaster, dat zich moet bedruipen uit vergoedingen voor (her)gebruik van de databanken (de registraties). In de tweede plaats wordt het databankenrecht voorbehouden omdat het ongewenst is dat er wat betreft de door het Kadaster beheerde registraties elders schaduwregistraties zouden ontstaan, vanwege de daarmee gepaard gaande onduidelijkheid en (rechts)onzekerheid in het maatschappelijke en rechtsverkeer.

Onderdelen L en M (wijziging artikel 48)

Artikel 48 van de Kadasterwet wordt in verschillende opzichten gewijzigd.

De noodzakelijke wijziging van het eerste lid van artikel 48 van de Kadasterwet als gevolg van de andere benaming van de kadastrale registratie is benut om dat lid redactioneel iets te vereenvoudigen.

In het huidige tweede lid van artikel 48 wordt een niet-limitatieve opsomming gegeven van gegevens die in de kadastrale registratie worden opgenomen. Die gegevens kunnen thans nog worden aangevuld krachtens een andere wet dan de Kadasterwet en bij regeling door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.

De gegevens die krachtens artikel 48, tweede lid, van de Kadasterwet en krachtens andere wettelijke voorschriften zijn opgenomen in de kadastrale registratie hebben betrekking op:

a. privaatrechtelijke rechtshandelingen (bijvoorbeeld levering) en feiten die privaatrechtelijke rechtsgevolgen hebben (bijvoorbeeld overlijden);

b. publiekrechtelijke rechtshandelingen (bijvoorbeeld een besluit inhoudende een publiekrechtelijke beperking) of een besluit dat bepalend is voor het gebruik of de hoedanigheid van een onroerende zaak (aanwijzing van een luchtvaartterrein), en

c. feitelijke gegevens met betrekking tot een onroerende zaak. Hieronder vallen de omschrijving ofwel cultuuraanduiding, belemmeringen (bijvoorbeeld de aanwezigheid van een olietank in de grond) en kenmerken als coördinaat en koopsom, alsmede feitelijke gegevens met betrekking tot personen, zoals beschikkingsbevoegdheid, faillissement, beheer (eigendom van de staat) en domicilie (vereniging van eigenaren bij appartementsrechten).

De voorgestelde wijzigingen van het tweede lid hebben in de eerste plaats te maken met een hergroepering van de in dat lid genoemde gegevens. Het nieuwe tweede lid vangt aan met die gegevens die krachtens het voorgestelde artikel 7f, tweede lid, worden aangemerkt als authentiek. In de toelichting op artikel 7f zijn die gegevens genoemd.

Na de inwerkingtreding van de Wkpb zullen bepaalde beperkingenbesluiten, die niet op gemeentelijk niveau zijn vastgesteld, maar bijvoorbeeld door een waterschap, of op provinciaal of rijksniveau, op grond van die wet aan het Kadaster worden aangeboden ter inschrijving in de openbare registers. Het voorgestelde tweede lid, onderdeel e, van artikel 48 van de Kadasterwet heeft betrekking op die beperkingenbesluiten. De gegevens met betrekking tot beperkingenbesluiten in het voorgestelde onderdeel e worden krachtens het voorgestelde artikel 7f, tweede lid, van de Kadasterwet als authentiek gegeven aangemerkt en vallen derhalve onder de categorie authentieke gegevens krachtens de Kadasterwet. Het voorgestelde onderdeel f van artikel 48, tweede lid, van de Kadasterwet vervult dezelfde rol als het huidige onderdeel i van artikel 48, tweede lid, van de Kadasterwet door erop te wijzen dat de basisregistratie kadaster ook gegevens bevat die krachtens een andere wet worden aangeboden ter inschrijving in de openbare registers of ter opneming in de basisregistratie kadaster. Overigens kan een toekomstige andere wet die bepaalt dat een bepaald gegeven dient te worden ingeschreven in de basisregistratie kadaster, dat gegeven aanmerken als authentiek gegeven (het voorgestelde artikel 48, vierde lid, van de Kadasterwet).

Het voorgestelde tweede lid, onderdeel j, van de Kadasterwet heeft betrekking op gegevens die krachtens een regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer waren opgenomen in de kadastrale registratie. Die gegevens behoren tot de categorie feitelijke gegevens met betrekking tot een onroerende zaak en de categorie feitelijke gegevens met betrekking tot personen. In tegenstelling tot het huidige onderdeel i zijn die gegevens, zij het in algemene bewoordingen, nader gespecificeerd in het voorgestelde onderdeel j. De nadere detaillering van die gegevens wordt krachtens het voorgestelde artikel 48, vijfde lid, gegeven in de catalogus basisregistratie kadaster. In het huidige wetsvoorstel is derhalve aan de catalogus basisregistratie kadaster een positie gegeven die vergelijkbaar is met de rol van de basisregistratie topografie. Voorzover het niet gaat om detaillering of verbijzondering van gegevens die in artikel 48 van de Kadasterwet worden genoemd, is opneming van een dergelijk gegeven uitsluitend mogelijk op grond van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het voorgestelde artikel 7g van de Kadasterwet.

Na de voorgestelde onderdelen a tot en met e, die gegevens bevatten die krachtens het voorgestelde artikel 7f als authentiek worden aangemerkt, volgen in het voorgestelde artikel 48, tweede lid, van de Kadasterwet die onderdelen die niet authentieke gegevens bevatten. Wat betreft een gegeven als bedoeld in onderdeel f kan, zoals hierboven is uiteengezet de betreffende wet bepalen dat het gegeven een authentiek gegeven is. De niet authentieke gegevens komen overeen met gegevens die al in de huidige Kadasterwet zijn genoemd of krachtens de onderdelen h en i in de basisregistratie kadaster zijn opgenomen.

Overigens zijn in het voorgestelde artikel 48, tweede lid, van de Kadasterwet niet langer de onderdelen f (gekozen woonplaats), j (naam en plaats van vestiging van de notaris door wie de akte is verleden) en k (tijdstip van aanbieding) opgenomen. De eerste twee van die onderdelen hebben betrekking op gegevens die na overleg met de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie niet meer worden geregistreerd omdat zij voor het rechtsverkeer en de rechtszekerheid geen betekenis hebben. Het derde onderdeel spreekt vanzelf en is voldoende gewaarborgd door interne instructies.

Ook in het voorgestelde onderdeel i worden bepaalde gegevens met betrekking tot een gevestigde hypotheek niet langer opgenomen. Een belangrijke oorzaak is gelegen in het feit dat sedert de totstandkoming van dat artikel een veelvoud van typen aan hypotheken is ontstaan, en oversluitingen veel gebruikelijker zijn geworden. Het rechtsverkeer en de rechtszekerheid hebben vooral behoefte aan het gegeven dat er een hypotheek in een bepaalde omvang op een onroerende zaak rust.

In onderdeel i (nieuw) van artikel 48, tweede lid, wordt opzettelijk gesproken over «onroerende zaak» in plaats van «perceel», zoals thans het geval is in onderdeel g van dat artikel. Die wijziging is noodzakelijk in verband met de uitspraken van de Hoge Raad van 6 juni 2003, BNB, 271 en 272, over de goederenrechtelijke status van een kabelnet en sluit aan bij het wetsvoorstel, houdende wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met de herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken. Bij tweede nota van wijziging ten aanzien van dat wetsvoorstel (Kamerstukken II 2005/2006, 29 834, nr. 9) wordt voorgesteld om artikel 20 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek te wijzigen, waardoor de eigendom van een net, bestaande uit een of meer kabels of leidingen, bestemd voor transport van vaste, vloeibare of gasvormige stoffen, van energie of van informatie, dat in, op of boven de grond van anderen is of wordt aangelegd, een onroerende zaak wordt en toekomt aan de bevoegde aanlegger of diens rechtsopvolger.

Overigens wordt in verband met de inschrijfbaarheid van netwerken in dat wetsvoorstel tevens artikel 36 van de Kadasterwet gewijzigd.

De basisregistratie kadaster beoogt evenwel geen uitsluitsel te geven over de exacte ligging van ondergrondse kabels en leidingen. In het wetsvoorstel informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Kamerstukken II 2005/06, 30 475, nrs. 1 t/m 4) wordt de informatie-uitwisseling tussen kabel- en leidingbeheerders en grondroerders (de opdrachtgevers tot het verrichten van graafwerkzaamheden en degenen die graafwerkzaamheden verrichten) geregeld.

In het voorgestelde nieuwe derde lid van artikel 48 wordt tot uitdrukking gebracht dat de landelijke kadastrale kaart onderdeel uitmaakt van de basisregistratie kadaster. De gegevens die in de eerste drie onderdelen van dat lid worden genoemd worden krachtens artikel 7f, tweede lid, aangemerkt als authentieke gegevens. Als gevolg daarvan vervalt artikel 49 van de Kadasterwet.

Het huidige vierde lid van artikel 48 komt te vervallen, omdat de inhoud van dat lid is opgenomen in artikel 7i, eerste lid.

In het thans voorgestelde artikel 48 zijn de leden die betrekking hebben op de catalogus basisregistratie kadaster nieuw. Het vijfde lid biedt, zoals al eerder opgemerkt, de mogelijkheid om de in artikel 48, tweede lid, van de Kadasterwet genoemde gegevens te detailleren, te verbijzonderen en nader te omschrijven. Het voorgestelde zesde lid bevat enige procedurele regels omtrent de bekendmaking van die catalogus en de raadpleegbaarheid daarvan.

Het voorgestelde zevende lid komt overeen met het huidige derde lid van artikel 48.

Artikel I, onderdelen Q, FF en JJ (wijziging artikelen 54, eerste lid, 87, eerste lid, en 94, eerste lid)

De huidige artikelen 54, eerste lid, 87, eerste lid, en 94, eerste lid, van de Kadasterwet hebben deels betrekking op de verplichting, die bepaalde door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer aangewezen publiekrechtelijke rechtspersonen hebben, om aan het Kadaster informatie te verstrekken. De gegevens, waarop die verplichting betrekking heeft, zijn gegevens die in de toekomst bij de Wet gemeentelijke basisadministratie, de Wet basisregistratie adressen en gebouwen en de Wet op het nieuwe Handelsregister als authentiek worden aangemerkt, waardoor die verplichting kan vervallen. Ook in afwachting van die wetgeving kunnen de bepalingen omtrent die verplichting vervallen, omdat ook thans de werkwijze wordt gevolgd dat die gegevens stelselmatig door het Kadaster worden gecontroleerd aan de hand van het GBA en het Handelsregister.

Artikel I, onderdeel S (wijziging artikel 56b)

Artikel 56b van de Kadasterwet opent de mogelijkheid voor belanghebbenden om bezwaar te maken tegen beschikkingen die het Kadaster heeft genomen in het kader van de bijhouding en vernieuwing van de kadastrale registratie. Tegen enkele met name genoemde beschikkingen kan geen bezwaar worden ingediend. In het voorgestelde nieuwe artikel 56b van de Kadasterwet zijn het eerste en tweede lid van het huidige artikel 56b van de Kadasterwet samengevoegd. Die wijziging is puur redactioneel. Voorts is aan artikel 56b een tweede lid toegevoegd, waarin wordt geregeld dat het Kadaster bij bezwaar of beroep tegen de hier bedoelde beschikkingen handelt overeenkomstig artikel 7r, voorzover althans die beschikking betrekking heeft op een gegeven dat krachtens de Kadasterwet als authentiek wordt aangemerkt. Een dergelijke wijziging sluit aan bij het voorgestelde artikel 7t van de Kadasterwet.

Artikel I, onderdelen T, GG en KK (vervallen artikelen 56c, 56d, 56e en 87b, derde lid)

In paragraaf 7.3 van deze memorie van toelichting is reeds toegelicht waarom in de Kadasterwet de burgerlijke rechter wordt vervangen door de bestuursrechter. De artikelen 56c, 56d, 56e en 87b, derde lid, van de Kadasterwet, die specifieke bepalingen bevatten omtrent het beroep op de rechtbank, kunnen derhalve vervallen. Gelet op het feit dat de Algemene wet bestuursrecht het beroep regelt tegen een beslissing van een bestuursorgaan op een bezwaar is het ongewenst om in de Kadasterwet daaromtrent nog iets te regelen. Een uitzondering daarop vormt het voorgestelde artikel 7w van de Kadasterwet. In dat artikel wordt de relatieve competentie geregeld. Er is voorts nadrukkelijk van afgezien om in de Kadasterwet op onderdelen van de regeling van het bezwaar en beroep af te wijken van de Algemene wet bestuursrecht. Om die reden is geen enkele specifieke bepaling uit de artikelen 56c, 56d en 56e gehandhaafd.

Artikel I, onderdelen W, Y, Z, AA, BB en CC (wijziging artikelen 66 en 73 tot en met 77)

De noodzakelijke wijziging van artikel 66, eerste lid, is benut voor enkele andere redactionele aanpassingen. Datzelfde geldt voor de wijzigingen in de artikelen 73 tot en met 77. Al die redactionele aanpassingen strekken er toe de tekst van die artikelen beknopter en makkelijker leesbaar te doen zijn.

Artikel I, onderdelen EE en II (wijziging artikelen 85 en 92)

De voorgestelde wijzigingen van de artikelen 85 en 92 van de Kadasterwet omvatten redactionele vereenvoudigingen waardoor een wat beknoptere en makkelijker leesbare tekst ontstaat. In navolging van de voorgestelde wijziging van artikel 48, tweede lid, onderdeel a, wordt voorgesteld om het gegeven, dat betrekking heeft op het aandeel van ieder der deelgenoten in geval van mede-eigendom, als een zelfstandig onderdeel l in het tweede lid van de artikelen 85 en 92 op te nemen. Bij de wijziging van de artikelen 85 en 92 wordt voorts voorgesteld om de onderdelen die vergelijkbaar zijn met de onderdelen, die in het voorgestelde artikel 48, tweede lid, van de Kadasterwet ten opzichte van het huidige tweede lid komen te vervallen, te schrappen.

In de Kadasterwet hebben de artikelen 85, tweede lid, onderdeel i, en 92, tweede lid, onderdeel l, betrekking op aanvulling van de in het tweede lid genoemde gegevens met gegevens krachtens andere wettelijke bepalingen of met gegevens krachtens regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. In het voorgestelde artikel 7g van de Kadasterwet kunnen de in de voorgestelde artikelen 85, tweede lid, en 92, tweede lid, genoemde gegevens worden aangevuld met nieuwe gegevens door middel van een algemene maatregel van bestuur. Om die reden worden die onderdelen – in dit wetsvoorstel bij beide artikelen in het tweede lid geletterd als onderdeel k – beperkt tot aanvulling met gegevens krachtens andere wettelijke bepalingen.

In het voorgestelde artikel 85 vervalt het huidige vierde lid van artikel 85. Het thans voorgestelde vierde lid van beide artikelen heeft betrekking op de catalogus registratie voor schepen respectievelijk voor luchtvaartuigen. De bevoegdheid van het bestuur van het Kadaster om regels te stellen omtrent de wijze waarop de registratie voor schepen wordt gehouden wordt opgenomen in het voorgestelde artikel 7i, eerste lid. In de voorgestelde wijziging van artikel 92, derde lid, van de Kadasterwet wordt om die reden uitsluitend verwezen naar artikel 85, derde lid.

Artikel I, onderdeel NN (wijziging artikel 98a)

In de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Kadasterwet en de Organisatiewet Kadaster (aanpassing van doeleinden en taken van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers alsmede enkele andere wijzigingen) (Kamerstukken II 2002/2003, 28 748, nr. 3) is uiteengezet dat de Topografische Dienst Nederland van het Ministerie van Defensie bij het Kadaster is gepositioneerd om de infrastructurele voorziening van het landsdekkend geografisch bestand te behouden, door die voorziening binnen een beperkt aantal jaren aan te passen aan enkele gerechtvaardigde eisen van de gebruikers. Een van die eisen betrof het omvormen van dat bestand naar een objectgerichte gegevensstructuur, waarbij elk object ook voorzien wordt van een identificerend objectnummer.

In paragraaf 5.2 van deze memorie van toelichting is aandacht geschonken aan het geheel eigen karakter van de basisregistratie topografie. Nadere detaillering van de inhoud, de kenmerken, de kwaliteitseisen, daaronder begrepen de actualiteit, en een nadere uitwerking van aanmerkelijke veranderingen in de fysieke werkelijkheid die nopen tot een tussentijdse actualisering van de basisregistratie topografie worden opgenomen in de catalogus basisregistratie topografie.

Die catalogus wordt vastgesteld door het bestuur van het Kadaster. Uit een oogpunt van deregulering is er voor gekozen om die catalogus niet als bijlage bij een ministeriële regeling te voegen. De catalogus is voorts breed beschikbaar.

Artikel I, onderdeel DDD (nieuw artikel 118a)

Het feit dat de Raad van de Europese Unie en de Commissie van de Europese Gemeenschappen in het verleden een richtlijn hebben vastgesteld op het gebied van overheidsinformatie en dat een ontwerprichtlijn infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Europese Unie (Inspire) in voorbereiding is, tonen aan dat er rekening gehouden moet worden met de noodzaak van implementatie van Europese regelgeving. Om die reden wordt artikel 118a voorgesteld.

Artikel II (wijzigingen Organisatiewet Kadaster)

In de Organisatiewet Kadaster ontbreekt tot dusverre een artikel dat ingrijpen door de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer mogelijk maakt in geval van ernstige verwaarlozing van de bestuurstaak. In paragraaf 7.1 van deze memorie van toelichting is uiteengezet waarom in het stelsel van basisregistraties een dergelijke bepaling niet meer kan ontbreken in het geval waarin de beheerder van een basisregistratie een zelfstandig bestuursorgaan is. Het voorgestelde artikel 31a van de Organisatiewet Kadaster is gebaseerd op vergelijkbare bepalingen in meer recente wetgeving met betrekking tot zelfstandige bestuursorganen, zoals in paragraaf 7.1 genoemd.

In verband met de plaatsing van het voorgestelde artikel in hoofdstuk 6 van de Organisatiewet Kadaster wordt tevens het opschrift van dat hoofdstuk aangepast.

Artikelen III tot en met XIX (vervanging «kadastrale registratie» door «basisregistratie kadaster» in overige wetgeving)

In een verhoudingsgewijs beperkt aantal wetten wordt in een of meer artikelen verwezen naar de kadastrale registratie. Voorgesteld wordt om de betreffende artikelen in die wetgeving op dit onderdeel aan te passen aan de in dit wetsvoorstel voorgestelde terminologie in de Kadasterwet.

Artikel XX (overgangsrecht)

Er is gekozen voor beperkt overgangsrecht. Om die reden is uitsluitend in overgangsrecht voorzien voor de gevallen waarin bezwaren lopen tegen de bijhouding van de kadastrale registratie en nog beroepen kunnen worden ingesteld tegen de beslissing op het bezwaarschrift. Voorts wordt datzelfde overgangsrecht ook getroffen voor verzoeken om herstel van misslagen op grond van de artikelen 112, 113 en 114 van de Kadasterwet.

Artikel XXI (invoeringsrecht)

Gelet op de samenhang met wetgeving op het gebied van andere basisregistraties, waarvan het wetgevingstraject min of meer gelijktijdig verloopt is veiligheidshalve een bepaling opgenomen die waarborgen geeft voor een soepele overgangsperiode indien deze op grond van andere wetgeving geboden is.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker


XNoot
1

Voorzien is een uitbreiding met andere administraties. Genoemd worden de polisadministratie bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het kentekenregister bij de Dienst voor het wegverkeer en de registratie van inkomens en vermogens bij de Belastingdienst.

XNoot
2

N.B. Deze passage beschrijft vooral de doelstellingen van het werken met basisregistraties in het algemeen. De directe effecten van het wetsvoorstel basisregistraties kadaster en topografie op administratieve lasten voor burgers en bedrijven zijn nihil. Er zijn wel indirecte effecten die voortvloeien uit het stelsel van basisregistraties als geheel, met name het hergebruik van gegevens uit andere basisregistraties in wording (zie 7.4). Het wetsvoorstel regelt vooral het gebruik van de informatie binnen de overheid.

XNoot
3

Basisregistraties werden eerder aangeduid als «authentieke registraties». Met de terminologische wijziging werd geen enkele inhoudelijke wijziging beoogd. Wel geeft de term basisregistraties beter aan dat de registraties voor bestuursorganen bij uitstek de bronnen van fundamentele informatie zijn. De term authentieke gegevens werd gehandhaafd, omdat deze term goed tot uitdrukking brengt dat het gaat om gegevens die dusdanig betrouwbaar zijn dat bestuursorganen zich erop kunnen verlaten.

XNoot
4

Kamerstukken II 2003/2004, 29 362, nr. 20.

XNoot
1

Kamerstukken II 1998/1999, 26 387, nr. 1.

XNoot
2

Kamerstukken II 2002/2003, 26 387, nr. 18.

XNoot
3

Kamerstukken II 2003/2004, 29 362, nr. 8 en Handelingen II 2003/04, blz. 3539–3546 en 3628–3629.

XNoot
4

Kamerstukken II 2003/2004, 29 362, nr. 8.

XNoot
1

Kamerstukken II 2003/2004, 29 362, nr. 3.

XNoot
2

Kamerstukken II 2003/2004, 26 387, nr. 22.

XNoot
3

Kamerstukken II 2003/2004, 29 362, nr. 20 en Kamerstukken II 2004/2005, 26 387 en 29 362, nr. 24.

XNoot
4

Kamerstukken II 2004/2005, 29 362 en 26 387, nr. 37.

XNoot
1

Kamerstukken II 2002/2003, 26 387, nr. 18, blz. 12–15.

XNoot
1

N.B. ten aanzien van het burgerservicenummer is het voorbehoud gemaakt dat dit niet mag worden opgenomen in het voor burgers en bedrijven toegankelijke deel van de registratie. Onderzocht wordt hoe het burgerservicenummer wel kan worden gehanteerd in het verkeer tussen bestuursorganen. Een en ander kan later worden verwerkt in de productcatalogus.

XNoot
2

N.B. voor de GBKN loopt thans een haalbaarheidsonderzoek naar de mogelijkheid deze aan te wijzen als basisregistratie.

XNoot
1

Het gaat hierbij om topografische bestanden op schaal 1:25 000, 1:50 000, 1:100 000, 1:250 000, 1:500 000 en 1:1 000 000.

XNoot
2

De bestanden op kleinere schaal dan 1:10 000 hebben vooralsnog een lagere bijhoudingsfrequentie dan TOP10NL.

XNoot
3

Het dienstonderdeel dat hiervoor verantwoordelijk is, is de Topografische Dienst Kadaster (TDK).

XNoot
1

In paragraaf 6.3 wordt nader aandacht geschonken aan de «terugmeldplicht» en de aantekening «in onderzoek».

Naar boven