nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER PRESIDENT, MINISTER VAN ALGEMENE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 september 2009
De afgelopen maanden hebben wij verschillende keren contact gehad over
tijdstip en wijze van beschikbaar stellen van de Prinsjesdagstukken. Het kabinet
heeft zich ingezet om tot een gemeenschappelijk standpunt te komen, omdat
alle beproefde varianten sinds 2001 niet bestand zijn gebleken tegen voortijdige
openbaarmaking – met uitzondering van 2006 toen geen embargo werd gehanteerd.
Vorig jaar wilde één landelijk dagblad niet tekenen voor
het embargo. Op basis van «vrije nieuwsgaring» publiceerde dit
medium de zaterdag voor Prinsjesdag de volledige Miljoenennota en een bijlage
gevuld met nieuws uit de begrotingshoofdstukken. Hoofdredacteuren van een
groot aantal media (zowel audiovisueel als gedrukt) hebben op basis van deze
ervaring aangegeven voortaan de embargoregeling niet meer te zullen ondertekenen.
Dit maakt het voor het kabinet ondoenlijk stukken onder een klassiek embargo
aan de media te verstrekken.
Eerder heb ik met u en de voorzitter van de Eerste Kamer twee varianten
besproken. De eerste variant hield in dat het kabinet de beleids-voornemens
vrijdag voor Prinsjesdag zou openbaar maken en presenteren. Het verstrekken
van de stukken na het uitspreken van de Troonrede was de tweede optie. De
minister van Financiën en ik hebben beide voorzitters gevraagd hierover
na te denken en hun conclusie met ons te delen.
Op basis van de reacties heb ik moeten vaststellen dat hieruit geen eenduidige
voorkeur bleek. Schriftelijk heb ik u daarop verzocht te onderzoeken of een
gemeenschappelijke opvatting van de Staten-Generaal toch niet haalbaar zou
kunnen zijn. Op 9 juli (zie bijlage) jongstleden heeft u mij schriftelijk
gemeld vanwege de recesperiode geen mogelijkheden te zien om aan dit verzoek
te voldoen en het overigens ook niet tot uw taak te rekenen, omdat het staatsrechtelijk
aan de regering is hierover te besluiten.
Het kabinet heeft zelf een afweging gemaakt, rekening houdend met de verschillende
opvattingen van beide Kamers en relevante in het verleden opgedane ervaringen.
Alles afwegend leidt dit tot het volgende besluit. Het kabinet zal, gelet
op de technische mogelijkheden, vrijdagmiddag 11 september uiterlijk
om 16.00 uur op fractienaam en onder geheimhouding de begrotingshoofdstukken
en Miljoenennota ter beschikking stellen aan alle fracties van de Tweede en
Eerste Kamer. De grote fracties ontvangen vijf exemplaren, de kleinere fracties
twee exemplaren en de eenmansfracties één exemplaar. Op zaterdag
12 september uiterlijk om 16.00 uur zullen de Macro Economische Verkenningen
en het Belastingplan onder bovengenoemde condities worden nagezonden. Alle
Kamerleden ontvangen een complete set op de middag van Prinsjesdag. Op dat
moment (om 15.15 uur) ontvangen ook de media de stukken.
Het kabinet komt met dit besluit zo veel mogelijk tegemoet aan de wensen
van beide Kamers.
De minister-president, De minister van Algemene Zaken,
J. P. Balkenende
BIJLAGE
De Minister-president
Minister van Algemene Zaken
mr.dr. J.P. Balkenende
Den Haag, 9 juli 2009
In aansluiting op overleg tussen beide Kamervoorzitters berichten wij
u als volgt.
In uw brief van gisteren (zie bijlage) stelt u dat de opvattingen van
de Eerste Kamer en de Tweede Kamer betreffende tijdstip en wijze van openbaarmaking
van de Miljoenennota en de begrotingsstukken 2009 niet synchroon lopen. U
verzoekt ons te melden wat – alles afwegend – de eensluidende
opvatting van de Staten-Generaal is en stelt dat de regering zich daaraan
graag zal conformeren.
Uw schrijven heeft ons enigszins bevreemd.
Tot een door u gewenst mogelijk vergelijk kan tijdens het reces niet worden
gekomen aangezien ondergetekenden daartoe geen mandaat hebben van de Leden.
Los daarvan is het staatsrechtelijk aan de regering en niet aan het parlement
om in dezen een beslissing te nemen.
Met vriendelijke groet en hoogachting,
Yvonne E.M.A. Timmerman-Buck,
Voorzitter van de Eerste Kamer
J. ten Hoopen,
Eerste Ondervoorzitter van de Tweede Kamer
BIJLAGE
Aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal
I.a.a. de minister van Financiën
Den Haag, 8 juli 2009
Op 1 juli jongstleden bespraken wij tijdstip en wijze van openbaarmaking
van de Miljoenennota en de begrotingsstukken in september 2009. Uw voorkeur
bij het zonder embargo verstrekken van de documenten beloofde u mij te melden,
na ruggespraak in het convent van senioren respectievelijk het presidium.
Ik moet nu vaststellen dat de opvattingen van de Eerste Kamer en de Tweede
Kamer op dit punt niet synchroon lopen. Graag verzoek ik u mij te melden wat –
alles afwegend – de eensluidende opvatting van de Staten-Generaal is.
De regering zal zich daaraan graag conformeren.
De minister-president, De minister van Algemene Zaken,
J. P. Balkenende