30 538 Voorstel van wet van de leden Recourt, Oskam en Segers tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafvordering in verband met het opheffen van de strafrechtelijke immuniteiten van publiekrechtelijke rechtspersonen en hun leidinggevers

A GEWIJZIGD VOORSTEL VAN WET

11 juni 2013

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de strafrechtelijke immuniteiten van publiekrechtelijke rechtspersonen en hun leidinggevers op te heffen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

  • 2. Niet strafbaar is de ambtenaar of de publiekrechtelijke rechtspersoon die een feit begaat dat redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van een publieke taak bij wettelijk voorschrift opgedragen.

B

Artikel 51 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

  • 3. Publiekrechtelijke rechtspersonen zijn op gelijke voet met andere rechtspersonen vervolgbaar.

2. In het vierde lid wordt «de vorige leden» vervangen door: dit artikel.

ARTIKEL II

Artikel 9, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering komt te luiden:

  • 3. De officier van justitie bij het functioneel parket is belast met de vervolging van:

    • a. strafbare feiten waarvan de opsporing ingevolge artikel 3 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten tot de taken van een bijzondere opsporingsdienst behoort;

    • b. publiekrechtelijke rechtspersonen.

ARTIKEL IIa

In artikel 4.2 van de Aanbestedingswet 2012 wordt de zinsnede «artikel 51, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: artikel 51, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

ARTIKEL IIb

In artikel 5:1, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de zinsnede «Artikel 51, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: Artikel 51, tweede en vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

ARTIKEL IIc

In artikel 1, onderdeel d, van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens wordt de zinsnede «artikel 51, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht» vervangen door: artikel 51, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

ARTIKEL IId

Onze Minister van Veiligheid en Justitie zendt binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.

ARTIKEL III

Artikel 51, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoals dit komt te luiden na inwerkingtreding van deze wet, is niet van toepassing in gevallen waarin het strafbare feit is begaan voor de datum van inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Naar boven